In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter mr. B.R. Tromp, naar aanleiding van een mondelinge behandeling die plaatsvond op 25 juli 2019. Verzoekster stelt dat haar advocaat onvoldoende kennis heeft kunnen nemen van door de wederpartij getoonde mediabestanden, en dat de rechter al een mening had gevormd voordat hij het standpunt van verzoekster had gehoord. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking op 2 oktober 2019 afgewezen. De rechtbank overweegt dat de feiten zoals vastgesteld in het proces-verbaal van de zitting en de toelichting van de rechter niet wijzen op vooringenomenheid of partijdigheid. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat dit niet het geval is. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de conclusie rechtvaardigen dat de rechter partijdig is in de hoofdprocedures. Het verzoek wordt afgewezen en de procedures in de hoofdzaken worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.