ECLI:NL:RBNNE:2019:4933

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
18/750092-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en veroordeling voor seksuele uitbuiting van kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mensenhandel en het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de mensenhandel ten aanzien van slachtoffer 2, omdat de aangifte onvoldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. Echter, ten aanzien van slachtoffer 1 heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Het slachtoffer, een jonge Braziliaanse vrouw, bevond zich in een kwetsbare positie en was afhankelijk van de verdachte voor haar inkomen, wat leidde tot seksuele uitbuiting. De verdachte heeft het slachtoffer gemanipuleerd en onder druk gezet om prostitutiewerkzaamheden te verrichten, zelfs tijdens haar zwangerschap. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor de bewezen feiten van mensenhandel en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en hennep. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750092-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/730593-13
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 november 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 12 maart 2019, 28 mei 2019 en 7 november 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 13 december 2017 te Leeuwarden, (althans) in Nederland en in Brazilië,
A) (telkens) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1⁰) en/of
- heeft aangeworven met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4⁰) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, die [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9⁰) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 1] , (sub 6⁰), immers heeft zij, verdachte:
- die [slachtoffer 1] benaderd en/of gevraagd om als schoonmaakster in haar, verdachtes, woning te werken en/of (aldus) een (vriendschaps)band met die [slachtoffer 1] opgebouwd en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat er een klant met haar wilde uitgaan die daarvoor 200,- euro wilde betalen, terwijl zij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] geld nodig had (om voor haar kinderen in Brazilië
te zorgen) en/of
- toen die [slachtoffer 1] was terug gegaan naar Brazilië na afloop van haar visum) die [slachtoffer 1] gevraagd of zij weer naar Nederland wilde komen om op de kinderen van haar, verdachte, te passen en/of
- een geldbedrag aan die [slachtoffer 1] verstrekt om een vliegticket naar Nederland te kunnen betalen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij een schuld had in verband met kapsterwerkzaamheden, kleding en/of verblijf en/of in verband met geld dat zij, verdachte, voor die [slachtoffer 1] naar Brazilië had gestuurd en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij, verdachte, haar zou helpen om voor haar dochters te zorgen als die [slachtoffer 1] maar zou doen wat zij, verdachte, wil en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd: “Stel je voor dat er iets vreselijks gebeurd met je dochters”, althans woorden van gelijke strekking en/of
- ( telkens) een (aantal) ruimte(s) voor die [slachtoffer 1] geregeld om klanten voor prostitutie te kunnen ontvangen en/of
- ( telkens) (een) (escort)advertentie(s) geplaatst, waarin die [slachtoffer 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- ( telkens) afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer 1] gemaakt en/of
- ( telkens) die [slachtoffer 1] naar klanten voor prostitutie laten vervoeren en/of
- ( telkens) (een gedeelte van) het door die [slachtoffer 1] verdiende geld laten afstaan aan haar, verdachte,
terwijl die [slachtoffer 1] niet over eigen inkomsten in Nederland beschikte en/of geld nodig had om haar kinderen in Brazilië te onderhouden en/of aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van haar, verdachte, afhankelijk was, waardoor die [slachtoffer 1] werd gedwongen en/of bewogen zich te prostitueren en/of (een deel van) de opbrengst uit de door haar gepleegde prostitutie af te dragen aan en/of te laten afnemen door verdachte;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 13 december 2017, te Leeuwarden, (althans) in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of(een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1⁰) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4⁰) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, die [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9⁰) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 2] , (sub 6⁰),
immers heeft zij, verdachte:
- die [slachtoffer 2] onderdak verschaft en/of gevraagd om op de kinderen van haar, verdachte, te passen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij, verdachte, die [slachtoffer 2] niet meer kon betalen, maar dat zij, verdachte, wel iets anders wist om geld mee te verdienen en/of
- ( een) (escort)advertentie(s) geplaatst, waarin die [slachtoffer 2] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer 2] gemaakt en/of
- die [slachtoffer 2] naar klanten voor prostitutie laten brengen en/of
- ( een gedeelte van) het door die [slachtoffer 2] verdiende geld laten afstaan aan haar, verdachte,
terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 2] van haar, verdachte, afhankelijk was, waardoor die [slachtoffer 2] werd gedwongen en/of bewogen zich te prostitueren en/of (een deel van) de opbrengst uit de door haar gepleegde prostitutie af te dragen aan en/of te laten afnemen
door verdachte;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 26 november 2018, te Leeuwarden, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, te weten 6,56 gram, opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
4.
zij op of omstreeks 26 november 2018, te Leeuwarden, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid, te weten 80 gram, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3 en 4 en heeft daartoe -samengevat- het volgende aangevoerd.
De onder 1 ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] die worden ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 2], [getuige 1] , [getuige 2] (verder: [getuige 2] ) en het proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek naar de in de woning van verdachte aangetroffen telefoons, waaruit is gebleken dat een aantal telefoonnummers behorend bij deze telefoons terugkomen in seksadvertenties van [slachtoffer 1] . Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen misleiding, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer 1] .
De onder 2 ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] die worden ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 2] , voornoemd proces-verbaal van bevindingen, waaruit is gebleken dat bedoelde telefoonnummers ook terugkomen in seksadvertenties van [slachtoffer 2] , en de WhatsAppgesprekken tussen [slachtoffer 2] en verdachte, waarin verdachte wordt aangeduid als "Engel". Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen misleiding, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer 2] .
De feiten 3 en 4 kunnen worden bewezen op grond van de processen-verbaal van bevindingen over het aantreffen van de respectieve middelen in de woning van verdachte en het proces-verbaal verdovende middelen. Dat verdachte heeft gehandeld in cocaïne blijkt onder meer uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2 en heeft daartoe -samengevat- het volgende aangevoerd.
Niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van uitbuiting en de toepassing van dwangmiddelen door verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De aangiftes van de dames zijn onbetrouwbaar. Zij werkten beiden op vrijwillige basis in de prostitutie.
Zo had [slachtoffer 1] haar eigen motieven om zich in Nederland te vestigen, nadat dit in Duitsland was mislukt, namelijk het verkrijgen van een verblijfsstatus. [slachtoffer 1] kon in Nederland gaan en staan waar zij wilde. Zij had zelf de beschikking over haar paspoort en is na een tussenverblijf van twee maanden in Brazilië uit zichzelf weer naar Nederland teruggekeerd. Daarvoor was [slachtoffer 1] al voor twee weken naar Portugal gegaan met het doel om op illegale wijze een reisdocument te verkrijgen. [getuige 3] heeft zulks in een schriftelijke verklaring benoemd.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van het feit komen, dan verzoekt de raadsman om het horen van [getuige 3] als getuige. Een eventuele bewezenverklaarde periode dient in dat geval pas aan te vangen op 8 mei 2017 en rekening dient verder gehouden te worden met voornoemde verblijven van [slachtoffer 1] in Portugal en Brazilië.
In het geval van [slachtoffer 2] was geen sprake van schrijnende omstandigheden waardoor zij geen andere keuze had dan te gaan werken in de prostitutie. Zij was niet van verdachte afhankelijk, want zij beschikte over een heel netwerk in Nederland van kennissen en familie waar zij terecht kon. Ook ten aanzien van dit feit dient een eventuele bewezenverklaarde periode te worden beperkt tot, in dit geval, maximaal twee weken.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft verdachte het opzettelijk voorhanden hebben van de betreffende middelen erkend. De handel in cocaïne, zoals ten laste gelegd onder 3, kan niet worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde met de raadsman van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het gebruik van enig dwangmiddel door verdachte ten opzichte van [slachtoffer 2] en voor de uitbuiting van [slachtoffer 2] door verdachte. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van mensenhandel, zoals in de tenlastelegging is weergegeven. De rechtbank is -anders dan de officier van justitie- van oordeel dat de aangifte onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
[slachtoffer 1] heeft in dit verband slechts beperkt over [slachtoffer 2] verklaard. Onder meer heeft zij verklaard dat [slachtoffer 2] minder dan de helft van haar inkomsten af diende te staan aan verdachte, omdat ze anders heel weinig zou overhouden. Op dit punt heeft [getuige 2] andersluidend verklaard, namelijk, dat [slachtoffer 2] de helft van haar verdiensten aan verdachte diende te staan. [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verder verklaard [slachtoffer 2] als slachtoffer van verdachte te zien, maar lijkt dat tegelijkertijd te nuanceren met haar verklaring dat met name [slachtoffer 1] door verdachte is misbruikt, dat [slachtoffer 2] een ander karakter had dan [slachtoffer 1] en beter voor zichzelf opkwam. Dat [getuige 2] [slachtoffer 2] als slachtoffer van verdachte heeft aangemerkt lijkt met name ook te zien op het feit dat verdachte [slachtoffer 2] heeft voorgelogen over de prijs van het appartement, zoals zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard. De rechtbank acht de verklaring van [getuige 2] al met al te onduidelijk en te weinig consistent om als steunbewijs voor de aangifte van [slachtoffer 2] te kunnen dienen. De door de officier van justitie aangehaalde WhatsAppgesprekken en telefoonnummers in relatie tot seksadvertenties bieden naar het oordeel van de rechtbank evenmin voldoende steun aan de aangifte om tot een bewezenverklaring van het feit te kunnen komen. Ook verder is uit het dossier onvoldoende gebleken dat [slachtoffer 2] zich in een uitbuitingssituatie heeft bevonden en waarbij verdachte haar heeft uitgebuit.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 07 november 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer 1] is wel vaak bij mij thuis gekomen, met [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) of [getuige 1] . Mijn huis werd gebruikt als afhaaladres voor de escort. Ik heb de eerste maand huur betaald voor het pand aan de [straatnaam] te Leeuwarden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juli 2018, opgenomen op pagina 166 e.v. van dossier nummer NNRCC18016-HPV, d.d. 27 maart
2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ):
A: Dat was de eerste keer dat ik hier was. In de lente van 2017. Toen begon ik ook voor haar te werken. [verdachte] merkte toen, dat de klanten heel veel geld wilden geven om met mij uit te gaan, soms 300 of 400 euro. Dus ik was voor haar een goede business.
(p. 170) A: Bijvoorbeeld als een klant 500 euro had betaald, dan kreeg ik 200 euro en zij hield de rest.
(p. 171) V: Jij bent op een gegeven moment in de [straatnaam] gaan wonen. Hoe ging dat?
A: [verdachte] heeft alles geregeld voor mij, om daar naartoe te gaan. Ze heeft het appartement
gehuurd, expres voor mij om daar naartoe te gaan. Ik was al in Brazilië en was zwanger. En zij wist dat er mannen waren, die fantasieën hadden om uít te gaan met een zwangere vrouw. Dat was duurder.
(p. 173) V: Wie maakte de seksafspraken dan?
A: [verdachte] .
V: Hoe werden dan de afspraken gemaakt?
A: Via haar telefoon. Er was een advertentie.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 juli 2018, opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ):
(p. 183) A: Soms had ik op een dag bijna 1000 euro. Per week verdiende ik meer dan 2000 euro. Alles gaf ik aan [verdachte] en dan zou het door de helft moeten gaan, maar dan begon [verdachte] dat ik nog van alles moest betalen aan haar en haalde er op die manier van alles weer af.
V: En hoeveel geld mocht jij hiervan zelf houden?
A: 500 à 600 in een week. Hier moest ik verder alles van betalen. Huur, boodschappen, condooms.
(p. 184) V: En de tweede keer dat je in Nederland was, heb je toen ook seksafspraken gehad in de woning van [verdachte] ?
A: Ja. Dat kwam heel vaak voor. Als ik haar huis schoonmaakte, ontving ik de klanten daar.
(p. 185) V: Hoe vaak heb je een escort gedaan?
A: ongeveer 10 per week.
V: Waarom kwam je (na Brazilië) terug naar Nederland?
A: Dat was de afspraak met [verdachte] en ik had het financieel nodig.
4. Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris in deze rechtbank d.d. 26 april 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ):
U vraagt waarom ik de prostitutie in ging. Dat is begonnen vanwege het aflossen van de extensions. Ik wilde mijn dochters kunnen helpen in Brazilië.
[verdachte] vertelde mij dat zij veel rekeningen moest betalen en zij wilde het geld voor mijn extensions snel terug hebben. Daardoor voelde ik mij onder dwang gezet om de prostitutie in te gaan. U houdt mij voor dat ik in één week het geld al terugverdiend had van de extensions. Dat klopt, maar ik wilde geld sturen naar mijn kinderen en ik maakte ook nieuwe schulden bij [verdachte] .
5. Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris in deze rechtbank d.d. 21 mei 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ):
Ik voelde mij heel slecht toen ik mijn kind in het ziekenhuis zag, verbonden aan allerlei apparatuur. Toen [verdachte] mij in die heftige situatie bleef bellen omdat zij geld van mij wilde hebben, brak er iets bij mij.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 188 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ):
(p. 191) A: [verdachte] wilde dat [slachtoffer 1] terug zou komen om te werken. Zij vroeg aan klanten van [slachtoffer 1] om geld om de ticket te kopen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2018, opgenomen op pagina 221 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ):
(p. 227) A: Ze (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) werkte toen ze zwanger was. [verdachte] heeft een advertentie gemaakt waarin [slachtoffer 1] als zwangere vrouw werd aangeboden.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 december 2018, opgenomen op pagina 853 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
(p. 854) A: Ik ben wel door [verdachte] gevraagd om Braziliaanse vrouwen ergens naar toe te brengen, om te fungeren als chauffeur.
(p. 855) A: [verdachte] sms'te mij waar de vrouwen heengebracht moesten worden. Ik haalde dan de vrouw bij [verdachte] thuis op achter [straatnaam] en ging naar binnen om de vrouw op te halen om naar een escortklant te brengen.
A: U toont mij een foto van een vrouw genaamd [slachtoffer 1] . Ik herken haar als de vrouw die ik opgehaald heb uit Opende en Marum, en als de vrouw die ik wel naar een escortadres in de woonwijk achter [straatnaam] gebracht heb.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 augustus 2018, opgenomen op pagina 230 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
(p. 232) A: Ze (de rechtbank begrijpt: verdachte) zei, dat ze een appartement in Leeuwarden had gevonden aan de [straatnaam] en ze vertelde dat er één meisje aan het werk was en één man. [verdachte] vertelde dat het appartement 450 euro per maand kostte. Dat bedrag zouden we met zijn drieën delen. [slachtoffer 1] zou er ook nog bij komen.
(p. 235) A: [verdachte] maakte ook misbruik van [slachtoffer 1] .
(p. 237) V: Wie maakte de advertenties voor [slachtoffer 1] ?
A: [verdachte] .
V: Hoe weet je dat?
A: [verdachte] vertelde dat. Zij had de telefoons.
A: Omdat elke advertentie een telefoonnummer had en [verdachte] had die telefoon en regelde de
klanten voor [slachtoffer 1] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. l4 december 2017, opgenomen op pagina 215 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
(p. 216) Opmerking verbalisanten: wij toonden getuige een aantal advertenties van o.a. Eromarkt:
Ik herken [slachtoffer 1] op de foto. Ik weet niet wie deze seksadvertenties heeft gemaakt. De tekst is in ieder geval niet door haar opgesteld want ze kan geen Nederlands.
Als ik bij haar was werd ze nooit door kerels gebeld. Ik vermoed dat er iemand anders tussen heeft gezeten. Het telefoonnummer op de seksadvertentie waar [slachtoffer 1] op staat ken ik helemaal niet.
11. Een proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris in deze rechtbank d.d. 13 september 2019, inhoudende als verklaring van [getuige 2] ( [getuige 2] ):
[verdachte] heeft [slachtoffer 1] nooit opgesloten in een kamer of appartement of zo, maar er was wel sprake van geestelijke beïnvloeding. Ze werd wel onder druk gezet door [verdachte] . Ze heeft [slachtoffer 1] met woorden gemanipuleerd. Zij zijn van eenvoudige afkomst en ze konden geen woord Nederlands. [slachtoffer 1] is bovendien iemand die heel makkelijk te beïnvloeden is. Dat maakte ook waardoor ik mij niet bemoeide met hun advertenties en zakelijke telefoons. Dat deed [verdachte] immers. [verdachte] vertelde een bepaalde “waarheid” aan [slachtoffer 1] en dat geloofde [slachtoffer 1] dan ook. Wat [slachtoffer 1] verdiende daarvan kreeg [verdachte] de helft. Ik hoorde dit zowel van [verdachte] als van [slachtoffer 1] . Toen [slachtoffer 1] voor de 2e keer naar Nederland kwam, was zij zwanger. [slachtoffer 1] moest niet alleen haar kinderen (4) onderhouden, maar haar hele familie in Brazilië. Zij wilde daarom naar Nederland komen. Met werken bedoel ik de prostitutie. [verdachte] had daar belang bij, want zij verdiende geld aan [slachtoffer 1] . Ik begrijp dat [slachtoffer 1] zich slachtoffer voelde. [verdachte] heeft misbruik gemaakt van de onwetendheid van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was toen zwanger ik denk 7 of 8 maanden. Ik was in het appartement en dan kwam [slachtoffer 1] bij mij en dan belde [verdachte] gelijk dat ze terug moest komen. [slachtoffer 1] ging vaak naar [verdachte] ’s huis om mannen te ontvangen.
[verdachte] wist heel goed hoe [slachtoffer 1] was. [verdachte] zei dan dat ze geen geld meer had en klaagde hier over bij [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] geloofde dat dan en gaf dan weer geld aan [verdachte] . Dat heb ik ook echt gezien. [slachtoffer 1] zag [verdachte] als haar hartsvriendin. De woorden van [verdachte] deden ook echt wel wat bij [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] moest vaak werken tot heel laat. [slachtoffer 1] was dan thuis en lag al op bed. [verdachte] belde dan of ze wilde komen omdat er een man was. [verdachte] ging net zo lang door tot [slachtoffer 1] toegaf.
[verdachte] deed ook de communicatie met de klanten. De mannen benaderden [verdachte] op de zakelijke telefoon. [verdachte] belde dan [slachtoffer 1] .
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 december 2018, opgenomen op pagina 263 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 5] :
(p. 264) V: Wat kun jij ons over het appartement gelegen aan de [straatnaam] te Leeuwarden vertellen?
A: Mijn vriendin [naam 2] woonde daar. Ik noem haar ook wel [naam 2] .
(p. 267) Ik ben toen eind oktober begin november 2017 onaangekondigd naar binnen gegaan. Ik zag dat het er donker was en dat er een bed in de woonkamer stond. In de woning was die zwangere vrouw, [verdachte] en nog een korte vrouw aanwezig.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2019, opgenomen op pagina 587 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op maandag 26 november 2018 vond er op het adres [straatnaam] te Leeuwarden, het woonadres van de verdachte [verdachte] een doorzoeking ter inbeslagname plaats. Tijdens de doorzoeking zijn meerdere gegevensdragers aangetroffen.
Uit de veiliggestelde data van de iPhone 5 en van de iPhone 4 blijkt dat vanuit deze telefoons berichten zijn verstuurd om seks-afspraken te maken met klanten en om in te loggen op aangemaakte seksadvertenties op het internet. Uit de veiliggestelde data blijkt ook dat, over de afgelopen jaren, er meerdere simkaarten in de twee telefoons hebben gezeten. Aan deze simkaarten was (onder andere) het volgende telefoonnummers gekoppeld: [mobielnummer] .
(p. 596) Aangeefster [slachtoffer 1] verklaarde dat [verdachte] haar seksadvertenties maakte en contact had met klanten.
Tussen de vastgelegde seksadvertenties vanuit de gemeente Leeuwarden is in de periode vanaf 9 november 2017 tot en met 27 november 2017 een speurdersadvertentie vastgelegd met de titel "Lekker en Bijzonder Sex". In de advertentie wordt seks met een zwangere vrouw aangeboden. Als contact is onder andere het telefoonnummer [mobielnummer] toegevoegd.
Op 19 maart 2019 hebben wij, verbalisanten, via de zoekmachíne "Google.com" met de zoekterm [mobielnummer] gezocht. Bij het openen van de webpagina zagen wij een seksadvertentie, waarbij een zwangere vrouw werd aangeboden. Wij zagen dat foto's van aangeefster [slachtoffer 1] bij de seksadvertentie waren geplaatst. Wij zagen dat het telefoonnummer [mobielnummer] als contact was opgegeven. In de advertentie werd seks met een zwangere vrouw aangeboden.
De rechtbank acht de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank per feit met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgaven luiden als volgt:
Ten aanzien van feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 november 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking d.d. 28 november 2018, opgenomen op pagina 96 e.v. (met beslaglijst op p. 98) van voornoemd dossier;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 12 december 2018, opgenomen op pagina 694 e.v. van voornoemd dossier.
Ten aanzien van feit 4
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 november 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking d.d. 28 november 2018, opgenomen op pagina 96 e.v. (met beslaglijst op p. 98) van voornoemd dossier;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2018, opgenomen op pagina 445 e.v. van voornoemd dossier.
De rechtbank leidt ten aanzien van feit 1 uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de aan verdachte ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 3, 4, 6 en 9 van lid 1, van artikel 237f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bewezen kunnen worden, waarbij jegens [slachtoffer 1] de dwangmiddelen misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
Misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie geldt dat daaronder mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.”
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren.
Volgens de Hoge Raad is voor het bewijs van door “misbruik" handelen toereikend dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de
betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort
te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die
omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin
sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer. [1]
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] in maart 2017 voor haar toenmalige vriend, [naam 3] , naar Nederland is gekomen en vervolgens met verdachte in contact is geraakt door het aan laten brengen door verdachte van haarextensions. [slachtoffer 1] bevond zich op dat moment in een kwetsbare positie; zij kende bijna niemand in Nederland, sprak de taal niet, beschikte niet over zelfstandige woonruimte en had een inkomen nodig vanwege de financiële zorg die zij had voor haar kinderen in Brazilië. Verdachte was van deze kwetsbare positie van [slachtoffer 1] op de hoogte. Verdachte was bekend in de prostitutiewereld en zij wist op welke wijze en via welke kanalen je daarin geld kon verdienen. Verdachte is [slachtoffer 1] vervolgens in het prostitutiewerk gaan faciliteren. Zij regelde ruimtes voor haar om klanten te kunnen ontvangen, maakte afspraken voor haar met klanten, regelde haar escortvervoer, maakte seksadvertenties voor haar en plaatste die op internet. Verdachte liet [slachtoffer 1] de helft van haar inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden aan haar afstaan. Toen [slachtoffer 1] na een korte terugkeer naar Brazilië in november 2017 voor de tweede keer naar Nederland kwam, was zij zwanger en dat maakte haar positie nog kwetsbaarder. Haar prostitutiewerkzaamheden werden ondanks haar zwangerschap onder regie van verdachte voortgezet. De verhouding tussen verdachte en [slachtoffer 1] was geenszins gelijkwaardig. Door het feit dat [slachtoffer 1] voor haar werkzaamheden en inkomsten (die zij nodig had om haar kinderen in Brazilië te onderhouden) afhankelijk was van verdachte, was er sprake van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van de onwetendheid en beïnvloedbaarheid van [slachtoffer 1] . Zij beschouwde verdachte als haar hartsvriendin en verdachte heeft haar gemanipuleerd en onder druk gezet om prostitutie werkzaamheden te (blijven) verrichten, zelfs toen zij in een ver gevorderd stadium van de zwangerschap was.
De rechtbank concludeert dat [slachtoffer 1] vanuit haar afhankelijke en onevenwichtige positie ten opzichte van verdachte, geen andere reële keuze had dan prostitutiewerkzaamheden te verrichten en haar verdiensten te delen met verdachte. De positie waarin zij verkeerde was geenszins vergelijkbaar met de positie van een mondige prostituee in Nederland. [slachtoffer 1] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte maakte daar misbruik van.
De eventuele omstandigheid dat [slachtoffer 1] gedurende de ten laste gelegde periode voor een kort verblijf naar Portugal is afgereisd doet hieraan niet af. De rechtbank wijst daarom af het voorwaardelijke verzoek van de raadsman tot het horen van [getuige 3] .
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, misleiding als dwangmiddel niet bewezen. Ten aanzien van de eerste periode dat [slachtoffer 1] in Nederland was is niet gebleken dat zij onder valse voorwendselen van de zijde van verdachte het contact met verdachte is aangegaan. Toen [slachtoffer 1] voor de tweede keer naar Nederland kwam was zij op de hoogte van de situatie rond de prostitutiewerkzaamheden. Haar verklaring bij de rechter-commissaris dat zij veronderstelde dat het nu 'anders zou gaan' acht de rechtbank niet aannemelijk.
Uitbuiting
Uit de wettekst van sub-onderdelen 1 en 6 van lid 1, artikel 237f Sr volgt dat voor bewezenverklaring van deze sub-onderdelen is vereist dat sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentie [2] volgt dat de in de overige sub-onderdelen omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen. In lid 2 van artikel 237f Sr is bepaald dat onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie valt.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte, naar zij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door haar gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer 1] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte toe is gebracht om zich te prostitueren en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 1] heeft uitgebuit. Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht, terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve, anders dan de raadsman, van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [slachtoffer 1] door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
De rechtbank stelt bij het voorgaande vast dat de ten laste gelegde feitelijke handelingen onder de eerste vijf gedachtestreepjes onder B, enkel berusten op de verklaringen van [slachtoffer 1] , zonder dat zij (voldoende) steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht deze onderdelen van tenlastelegging daarom niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3 acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte heeft gehandeld in cocaïne en dat zij het feit tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd, zodat zij van deze onderdelen van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij meermalen, in de periode van 1 maart 2017 tot en met 13 december 2017 te Leeuwarden,
A) telkens een ander, te weten [slachtoffer 1] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4⁰) en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, die [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en voor een derde (sub 9⁰),
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 1] , (sub 6⁰),
immers heeft zij, verdachte:
- telkens ruimtes voor die [slachtoffer 1] geregeld om klanten voor prostitutie te kunnen ontvangen en
- telkens escortadvertenties geplaatst, waarin die [slachtoffer 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en
- telkens afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer 1] gemaakt en
- telkens die [slachtoffer 1] naar klanten voor prostitutie laten vervoeren en
- telkens een gedeelte van het door die [slachtoffer 1] verdiende geld laten afstaan aan haar, verdachte,
terwijl die [slachtoffer 1] niet over eigen inkomsten in Nederland beschikte en geld nodig had om haar kinderen in Brazilië te onderhouden en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van haar, verdachte, afhankelijk was, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen zich te prostitueren en een deel van de opbrengst uit de door haar gepleegde prostitutie af te dragen aan verdachte;
3.
zij op 26 november 2018, te Leeuwarden, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, te weten 6,56 gram, opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
4.
zij op 26 november 2018, te Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid, te weten 80 gram, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mensenhandel.
3. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
4. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij tevens opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat in geval van een bewezenverklaring er slechts sprake is geweest van een minieme uitbuiting gedurende een kortere periode dan waar de officier van justitie vanuit gaat. Gelet hierop dient te worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstrafstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast kunnen aan een eventueel voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals verplichte medewerking aan diagnostiek en behandeling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Het slachtoffer, een jonge Braziliaanse vrouw, bevond zich om meerdere redenen in een kwetsbare positie toen zij verdachte in Nederland leerde kennen. Zo moest zij geld zien te verdienen voor het onderhouden van haar kinderen in Brazilië. Verdachte was van deze kwetsbare positie op de hoogte en heeft het slachtoffer in een situatie gebracht waarin zij voor het verwerven van dat inkomen, middels het uitoefenen van prostitutiewerkzaamheden, van haar afhankelijk is geworden. Verdachte heeft het slachtoffer gemanipuleerd en onder druk gezet om prostitutiewerkzaamheden te (blijven) verrichten, ook tijdens haar zwangerschap. Verdachte heeft het slachtoffer bewogen de helft van haar inkomsten uit de prostitutie aan haar af te staan.
Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht of gehouden, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is algemeen bekend, groot zijn. Zo is ook in deze zaak gebleken uit de namens het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van (meer dan gebruikershoeveelheden) cocaïne en hennep. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor mensenhandel en dat zij de huidige feiten in de proeftijd van die eerdere veroordeling heeft gepleegd.
De rechtbank acht -alles overziend- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur op zijn plaats.
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en het feit dat de rechtbank met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde uitgaat van een kortere periode gezien het verblijf van het slachtoffer in Brazilië en Portugal, zal de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijk kortere duur opleggen dan gevorderd door de officier van justitie.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte ondanks haar eerdere veroordeling in 2017 haar strafbare handelen op het gebied van mensenhandel is blijven voortzetten, ziet de rechtbank thans geen reden om een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen, als geadviseerd door de reclassering.
Een strafafdoening als bepleit door de raadsman doet naar oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van feiten en het feit dat er sprake is van recidive.
De rechtbank zal tevens de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen. Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte heeft eerder geleid tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Nu is sprake van een andere situatie. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte is schuldig bevonden aan een ernstig strafbaar feit. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en verdachte leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte nu zwaarder moeten wegen dan de belangen van verdachte en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom moet worden opgeheven.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 86.623,18 ter vergoeding van materiële schade en € 12.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Mr. Sent heeft namens de benadeelde partij de vordering ter terechtzitting toegelicht en aangevuld. Zij heeft daarbij een verklaring overgelegd van de psycholoog bij wie de benadeelde partij een behandeling ondergaat. Tevens heeft mr. Sent aangegeven dat het gestelde bedrag aan immateriële schade met € 20.000,00 zal worden verhoogd, indien de verdediging een beroep gaat doen op eerdere -voor het feit- ontstane trauma's bij de benadeelde partij. Mr. Sent heeft aangegeven zich voor wat betreft de inkomsten van de benadeelde partij te hebben beroepen op de ter zake door de politie opgemaakte staten in het dossier. Mr. Sent heeft de rechtbank subsidiair verzocht van haar schattingsbevoegdheid gebruik te maken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering; primair omdat verdachte van het onderhavige feit moet worden vrijgesproken en subsidiair vanwege onvoldoende onderbouwing.
Meer subsidiair dient het gestelde bedrag aan materiële schade te worden gematigd omdat het causaal verband tussen deze schade en het feit moeilijk is vast te stellen, vanwege hetgeen zich in haar vroegere leven heeft afgespeeld.
Ten aanzien van de gestelde materiële schade dient de periode waarin geld door de benadeelde partij zou zijn verdiend te worden beperkt omdat zij tussendoor nog in Brazilië en Portugal heeft verbleven. Verder heeft zij de helft van haar inkomsten naar eigen zeggen zelf mogen behouden, waar rekening in het bepalen van de hoogte van het schadebedrag mee moet worden gehouden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij een deel van de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Immateriële schade
De rechtbank is - anders dan de raadsman - van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Zulks is onder meer gebleken uit de namens de benadeelde partij ter terechtzitting overlegde verklaring van de psycholoog bij wie de benadeelde partij in behandeling is. De rechtbank kan evenwel op grond van de stukken de werkelijk hoogte van het schadebedrag niet vaststellen. De rechtbank zal de vordering daarom voor wat betreft een deel van de immateriële schade toewijzen, te weten tot een bedrag van € 5000,00.
De rechtbank overweegt daarbij dat haar niet duidelijk geworden waarom het gestelde bedrag aan immateriële met € 20.000,00 dient te worden verhoogd indien de verdediging een beroep zal gaan doen op eerdere -voor het feit- ontstane trauma's bij de benadeelde partij, zoals door mr. Sent ter terechtzitting is gesteld en zal hier aan voorbij gaan.
Ten aanzien van het overige deel van de vordering die ziet op immateriële schade beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Gederfde inkomsten
De rechtbank gaat bij de berekening van de gederfde inkomsten uit van 75 werkdagen, namelijk het product van vijf werkdagen per week, gedurende twee maanden, met een opbrengst van € 500,00 per dag.
Dit leidt tot een totale opbrengst van: € 500 x 75 = € 37.500. Nu verzoekster heeft verklaard dat zij de helft van haar inkomsten aan verdachte moest afstaan, levert dit een bedrag van
€ 18.750,00 aan gederfde inkomsten op. De rechtbank zal de vordering in zoverre tot genoemd bedrag toewijzen.
De rechtbank zal de vordering op dit onderdeel voor het overige niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Reiskosten en betaling eigen risico zorgkosten
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering zal in zoverre voor de gestelde bedragen van € 127,38 aan reiskosten en € 385,00 aan eigen risico zorgkosten worden toegewezen.
Dit leidt tot toewijzing van een totaalbedrag aan materiële schade van € 19.262,38 (immers
€ 18.750 + € 127,38 + € 385,00).
De toegewezen bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 13 december 2017.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 7 juni 2017 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, locatie Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 900 dagen, waarvan 494 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 24 november 2017. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 5 november 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft gepleit voor afwijzing van de vordering en verlenging van de proeftijd.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1, 3 en 4 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/750092-18, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 24.262,38 (zegge: vierentwintigduizend en tweehonderd en tweeënzestig euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2017.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]te betalen een bedrag van € 24.262,38 (zegge: vierentwintigduizend en tweehonderd en tweeënzestig euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 156 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 19.262,38 aan materiële schade en € 5000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/730593-13:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank, locatie Leeuwarden, van 7 juni 2017, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 494 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2019.
Mr. Jongsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:B 17099 (Chinese horeca).
2.HR 24 november 2015. ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 17 mei 2016, ECII:NL:HR2016:857.