In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser, die sinds 2 augustus 1993 een uitkering op grond van de WAO en AAW ontvangt, was in dienst getreden bij een derde partij, [naam 2], op 1 november 2013. Eiser meldde zich ziek op 2 januari 2019, maar het Uwv weigerde een ZW-uitkering op grond van de no-riskpolis, omdat eiser niet binnen vijf jaar na indiensttreding ziek was geworden. Eiser stelde dat hij recht had op de no-riskpolis, omdat hij arbeidsgehandicapte was op de dag voor de intrekking van de Wet REA, en dat hij ten onrechte niet was gehoord in de procedure.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de hoorplicht was geschonden, eiser niet benadeeld was omdat hij voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt toe te lichten. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de no-riskpolis, omdat de looptijd van vijf jaar na indiensttreding was verstreken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de reiskosten van eiser en het terugbetalen van het griffierecht. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden voor de no-riskpolis en de toepassing van overgangsrecht in het bestuursrecht.