Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres],
[eiseres],
de Staat,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vereniging van veehouders en de Staat der Nederlanden over de verfijnde mineralenheffing. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.S. Knot, vorderde dat de Staat, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.M. Bergman, de deelnemers aan het convenant als bezwaarmakers zou aanmerken en hen de gelegenheid zou bieden om bewijs te leveren conform de bewijsregels die door de Hoge Raad zijn geformuleerd in eerdere arresten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van eiseres alleen betrekking heeft op de verfijnde mineralenheffing en dat de bestemmingsheffingen en forfaitair vastgestelde heffingen in stand blijven. De rechtbank heeft de bewijsregel van de Hoge Raad nader ingevuld en geoordeeld dat niet alle veehouders automatisch recht hebben op bewijslevering, maar alleen diegenen die mest hebben afgevoerd met een drogestofgehalte van maximaal 3% en die mestcodes 41, 41a, 44 en 44a hebben. De rechtbank heeft de vordering van eiseres toegewezen voor een beperkt aantal convenantdeelnemers en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de Staat opgedragen om de betrokken deelnemers in de gelegenheid te stellen bezwaar te maken tegen de Minasheffing over de jaren 2000-2005.