3.2.Ingevolge artikel 2.2aa, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bor worden als categorie activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de wet, tevens aangewezen: het realiseren van een project of het verrichten van een andere handeling als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb voor zover dat project […] bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h […] in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is en voor zover voor dat project, […] geen vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is aangevraagd of verleend.
Ingevolge artikel 6.10a, eerste lid, van het Bor wordt een omgevingsvergunning, voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, onderdeel a of b, niet verleend dan nadat gedeputeerde staten als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, van de Wnb hebben verklaard dat zij daartegen geen bedenkingen hebben.
4. Uit de gedingstukken leidt de voorzieningenrechter af dat door vergunninghoudster geen aanvraag ingevolge de Wnb voor het bouwen van een stadsboerderij bij gedeputeerde staten van de provincie Drenthe is ingediend. Verder leidt de voorzieningenrechter uit de gedingstukken af de ingevolge artikel 6.10a, eerste lid, van de Bor vereiste verklaring van geen bedenkingen ten behoeve van voormeld project niet is afgegeven door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe. Gelet hierop heeft verweerder het bestreden besluit naar het oordeel van de voorzieningenrechter in strijd met het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, gelezen in verbinding met artikel 2.2aa, eerste lid, en artikel 6.10a, eerste lid, van het Bor genomen. Dit brengt met zich dat de voorzieningenrechter bevoegd is om een voorlopige voorziening te treffen en in dit geval na een belangenafweging gebruik zal maken van die bevoegdheid. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat uit de brief van 5 november van gedeputeerde staten van Drenthe volgt dat hij voornemens is om handhavend op te treden jegens vergunninghoudster vanwege het ontbreken van de vereiste vergunning ingevolge de Wnb ten behoeve van voormeld project. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken nadat door verweerder op het bezwaarschrift van verzoekers is beslist.
5. Aangezien het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder ingevolge artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten van verzoekers te veroordelen. Onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen deze kosten worden begroot op € 512,-- in verband met verleende, professionele rechtsbijstand. Verder ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het door verzoeksters betaalde griffierecht van € 345,-- aan hen dient te vergoeden.