Uitspraak
derde-partijhebben aan het geding deelgenomen:
Rechtbank Noord-Nederland
Op 6 november 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaken LEE 19/3025 en LEE 19/3026, waarin verzoeksters, twee afvalverwerkingsbedrijven gevestigd te Leeuwarden, een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân. Dit besluit hield in dat aan verzoeksters een last onder dwangsom werd opgelegd wegens overtreding van de jaargemiddelde emissiegrenswaarde voor zoutzuur, vastgesteld op maximaal 5 mg/Nm³. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen concreet zicht op legalisatie was ten tijde van het besluit, omdat verzoekster sub 2 geen ontvankelijke aanvraag had ingediend voor wijziging van de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de opgelegde last niet onuitvoerbaar was en dat de begunstigingstermijn tot 1 januari 2020 niet onredelijk was. Het beroep van verzoeksters werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de handhaving van de emissiegrenswaarden in het algemeen belang is en dat verzoeksters niet aannemelijk hebben gemaakt dat de last niet kan worden uitgevoerd.