Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
parketnummer 18/820034-19
De officier van justitie heeft onder verwijzing naar de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2.
parketnummer 18/830034-19
De officier van justitie heeft onder verwijzing naar de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3 (primair).
Standpunt van de verdediging
parketnummer 18/820034-19
De raadsman heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de bedreiging. Verdachte had geen wetenschap dat het mes, dat hij bij zich droeg, zichtbaar was op het moment dat hij zich in de winkel bevond. Verdachte ontkent dat hij de woordelijke bedreigingen zoals ten laste gelegd heeft geuit; de aangifte wordt niet nader ondersteund.
Voor het overige heeft de raadsman van verdachte zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 18/830034-19
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
feit 1
Het tenlastegelegde feit is gericht tegen de bedreigden. Door of namens hen is geen aangifte gedaan. De verklaring van de leidinggevende van de bedreigden is slechts een getuigenverklaring
de auditu; zij heeft niet namens de natuurlijke personen verklaard, maar namens de [naam bedrijf 2] .
Uit de woorden en de gedragingen van verdachte die op grond van het dossier vaststaan kan het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen, ze houden namelijk geen strafrechtelijke bedreiging in.
feit 2
De bedreigingen zijn niet bedoeld voor aangeefster, maar voor familieleden en de vriend van aangeefster die niet ter plaatse waren. Een enkel vuistgebaar levert geen bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling op.
feit 3
Wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan ontbreekt. De gebezigde woorden en de gepleegde handelingen, zoals vermeld in de tenlastelegging, kunnen geen strafrechtelijke bedreiging opleveren
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
parketnummer 18/820034-19
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 januari 2019, opgenomen op pagina 8 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019022997-13 d.d. 28 januari 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 26 januari 2019 was ik werkzaam in [naam bedrijf 1] . De man ging tegen mij tekeer over dat ik de versterker MOEST kopen. De man zei dat wanneer ik dat niet deed het consequenties voor mij had. De man werd steeds kwader richting mij. Ik zag dat er een handvat van een mes uit de man zijn jaszak stak. Dit in combinatie met de man maakte mij erg bang. De man stond dichtbij mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 28 januari 2019, opgenomen op pagina 16 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
De man die donderdag en vrijdag schreeuwend in de winkel was, kwam op 26 februari 2019 opnieuw in de winkel. De man begon meteen te schreeuwen dat ik zijn spullen moest opkopen. De man deed tegen mij de volgende uitspraken:
- ' Je weet niet wie je voor je hebt!'
- ' Ik maak je een kopje kleiner!'
- ' Ik doe het, ik doe het!'
De man ging op een paar centimeter van mij staan. Hij zei toen: 'Je krijgt hem van mij!' Hij maakte op dat moment een slaande beweging en stopte vlak bij mijn gezicht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 januari 2019, opgenomen op pagina 22 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring:
Het zou best kunnen dat het mes even zichtbaar is geweest.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2019, opgenomen op pagina 31 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op de camerabeelden herken ik aangever en de voor mij ambtshalve bekende verdachte. De beelden zijn van 26 januari 2019. Op de camerabeelden zag ik het volgende.
Aangever zat achter de balie op een kruk. Verdachte stond aan de andere kant van de balie. Verdachte liep al pratend door de winkel. Verdachte was het duidelijk ergens niet mee eens. Hij hing met zijn bovenlichaam over de balie. Verdachte probeerde dicht bij aangever te komen. Verdachte nam plaats in een stoel. Verdachte stond explosief uit de stoel op en liep richting aangever. Hij liep langs de balie in de richting van aangever. Verdachte stond op ongeveer 20 centimeter van aangever. Verdachte hield zijn rechterwijsvinger op enkele centimeters van het hoofd van aangever. Verdachte maakte met zijn rechterhand een schijnbeweging in de richting van het gezicht van aangever. Verdachte keek boos. Verdachte maakte een schijnbeweging met zijn bovenlichaam in de richting van aangever. Op dat moment stond verdachte op ongeveer 50 centimeter van aangever.
Verdachte leunde over de balie in de richting van aangever. Verdachte hield zijn rechterhand in de vorm van een pistool op enkele centimeters van het gezicht van aangever. Met zijn linkerhand raakte verdachte het gezicht van aangever aan. Verdachte liep om de balie heen naar aangever. Hij stond vlak naast aangever. Verdachte had zijn hand nog steeds in de vorm van een pistool. Zijn rechterhand hield verdachte op enkele centimeters van het hoofd van aangever.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2019, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb 2 voorwerpen gekoppeld aan een categorie van de Wet wapens en munitie met behulp van het kennissysteem Wat wapens en munitie. Bijgevoegd bij dit proces-verbaal zijn foto's van de voorwerpen. Het betreffen een mes en een sleephaak voor de auto.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van feit 1 staat niet ter discussie de juistheid van (de beschrijving van) de camerabeelden zoals opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen. Uit de beschrijving blijkt klip en klaar dat het gedrag van verdachte agressief, intimiderend en bedreigend is: verdachte komt meerdere keren zeer dicht bij aangever staan. Verdachte reikt daarbij tot over de balie waarachter aangever zit, en komt zelfs achter de balie. De balie begrenst bij uitstek het publieke gedeelte van een winkel ten opzichte van het domein van de winkelier; aangever hoeft achter zijn balie geen ander te dulden. Het pistoolgebaar dat verdachte maakt in de richting van het hoofd van aangever, terwijl hij zich onmiskenbaar boos en agressief gedroeg richting aangever, dragen in belangrijke mate bij aan de dreiging die van verdachte uitgaat; uit niets blijkt dat de dreigende houding van verdachte niet serieus was te nemen. Voorts is een mes zoals verdachte dat bij zich droeg, waarvan het handvat voor aangever zichtbaar uit de jaszak van verdachte stak, naar zijn aard geschikt om iemand mee van het leven te beroven. Hoewel verdachte feitelijk geen gebruik heeft gemaakt van het mes, heeft het door de dreigende houding van verdachte en de zichtbaarheid van het handvat wel bijgedragen aan de vrees, die verdachte aan aangever heeft bezorgd om er mogelijk gebruik van te maken.
De beschrijving van de camerabeelden ondersteunen het relaas van aangever. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan aangever waar hij verklaart over de woorden die verdachte gebruikte tijdens hun confrontatie. Die woorden zijn passend bij het gedrag van verdachte. De woorden zijn bovendien niet mis te verstaan.
Door de combinatie van gedrag, handelingen en verbale uitingen van verdachte kon bij aangever de redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee verdachte dreigde, gepleegd zou kunnen worden.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat het mes en de ijzeren staaf (een sleephaak) naar hun aard en gelet op de agressieve wijze waarop verdachte korte tijd tevoren de aangever van feit 1 bedreigde bestemd waren om letsel aan personen toe te brengen.
parketnummer 18/830034-19
feit 1
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 februari 2019, opgenomen op pagina 24 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019051982 d.d. 2 juli 2019, inhoudend als verklaring van [medewerker] :
Ik ben namens [naam bedrijf 2] gerechtigd om aangifte te doen. Van de medewerkers heb ik het volgende gehoord:
Op 22 februari 2019 kwam een man het kantoor binnen. Hij was erg agressief. De man tikte met zijn schouder tegen de schouder van een collega. Hierbij schreeuwde de man dat hij geld moest hebben. De collega vroeg hem of hij rustig kon praten. Dit deed de man niet en bleef schreeuwen en agressief reageren. Een andere collega sprak de man aan om hem tot rust te krijgen. De man is gevraagd of hij rustig de bank te verlaten maar dit gebeurde niet.
De man ging heel dichtbij een andere collega staan en begon haar te duwen. Hij stond gezicht aan gezicht op ongeveer 2 à 3 centimeter afstand. Hierbij blijft de man schreeuwen dat hij zijn geld wil hebben.
Op camerabeelden zie je de man omdraaien en richting een andere collega lopen. Ook bij deze collega gaat de man op ongeveer 2 à 3 centimeter gezicht tegen gezicht staan en blijft de man schreeuwen. Daarbij drukt de man mijn collega tegen de borst met zijn borst. Daarbij schreeuwt de man dat mijn collega niks is en dat hij moet wegwezen. Vervolgens loopt de man een stukje van de collega weg en komt weer teruggelopen naar deze collega. Daarbij gaat hij weer gezicht tegen gezicht staan en drukt hij de collega met de borst achteruit. Hij verheft nog heftiger zijn stem en schreeuwt mijn collega in zijn oor, iets over dat hij geld wil opnemen.
Na ongeveer 3 seconden draait de man zich om en doet alsof hij richting een collega sprint. Hierop staat hij wederom borst tegen borst te staan en het gezicht op ongeveer 3 centimeter afstand. Hij blijft schreeuwen.
Het incident is gefilmd. Nog voordat het filmpje begint, schreeuwt de man bij binnenkomst dat mijn collega's moeten uitkijken, omdat de man uit Amsterdam komt en hij daar al 9 jaar heeft gezeten voor moord.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2019, opgenomen op pagina 38 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb de camerabeelden bekeken. Daarop is het volgende te zien:
Ik zie dat verdachte stennis maakt in het bankgebouw. Verdachte schreeuwt dat hij geld wil opnemen van zijn rekening. Verdachte gaat neus tegen neus staan bij bankmedewerker 1. Bankmedewerker 1 loopt weg en verdachte duwt hem met kracht van meer dan geringe betekenis weg en hem bij zijn nek pakt. Zij komen in een soort worsteling terecht. Verdachte probeert bankmedewerker 1 te vloeren.
Vervolgens rent verdachte op bankmedewerker 2 af.
Vervolgens rent verdachte intimiderend op bankmedewerker 3 af. Verdachte maakt zich groot en gaat neus tegen neus staan. Verdachte schreeuwt en duwt met zijn borst tegen bankmedewerker 3. Dit gebeurt met meer dan geringe kracht. Verdachte schreeuwt: "Je bent helemaal niks."
Verdachte loopt weg en komt op intimiderende wijze terug. Hij pakt bankmedewerker 4 bij zijn revers. Verdachte schreeuwt en staat intimiderend tegenover bankmedewerker 4. Hij duwt bankmedewerker 4 met meer dan geringe kracht met zijn borst weg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 februari 2019, opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring:
Ik wilde geld maar ik had geen pasje. Ik kwam binnen en heb gevraagd of ze mij wilden helpen. Ik heb de beelden gezien van wat ik in de bank heb gedaan. Ik snap dat mensen bang van mij worden. Het is wel gebeurd.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte wilde geld opnemen van zijn rekening en is daartoe de [naam bedrijf 2] binnengegaan. Hij wilde zijn doel bereiken op een agressieve en bedreigende manier. Hij richtte zijn bedreigingen tot de medewerkers van de bank in hun hoedanigheid van vertegenwoordigers van de bank. De rechtbank beschouwt de gedragingen van verdachte dan ook als mede gericht tegen de [naam bedrijf 2] . Dat maakt de verklaring van de leidinggevende van de bedreigden een aangifte van bedreiging, gedaan namens de [naam bedrijf 2] , waartoe zij op grond van artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bevoegd was.
De aangifte wordt ondersteund door de beschrijving van de camerabeelden, van welke beschrijving de juistheid niet ter discussie is gesteld. De wijze waarop verdachte zich ophoudt in het bankgebouw is ronduit bedreigend, agressief en intimiderend. Verdachte loopt met snelheid op medewerkers af en stopt pas als hij op enkele centimeters van de betreffende medewerkers af staat. De zeer luide en dwingende toon waarop verdachte spreekt, ook op de momenten waarop hij zeer dicht op de medewerkers staat, en de kracht waarmee verdachte fysiek contact maakt met de medewerkers voedt de dreiging die van hem uitgaat en de angst die de medewerkers voor verdachte voelen. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte in de bank heeft geroepen dat hij 'uit Amsterdam komt en daar al 9 jaar heeft gezeten voor moord.' In de context van de omstandigheden suggereert deze uitroep dat verdachte door middel van (dreiging met) een soortgelijk misdrijf de afgifte van geld wil afdwingen.
De gedragingen en hetgeen verdachte in het bankgebouw heeft geroepen in samenhang bezien, maakt dat bij de medewerkers van de bank redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zou overgaan tot het toepassen van geweld dat tot de dood dan wel zware mishandeling kan leiden.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 februari 2019, opgenomen op pagina 60 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019051982 d.d. 2 juli 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 23 februari 2019 was ik aan het werk in [naam bedrijf 3] in de [straatnaam] te Groningen toen een man binnenkwam. Ik herkende de man, hij komt vaker. Ik vroeg of ik de man kon helpen, zoals ik bij alle klanten doe. De man begon gelijk te schreeuwen. Hij schreeuwde dat hij mijn ouders voor mijn ogen zou vermoorden. En dat hij als hij dit gedaan had mijn vriend uit Beijum zou vermoorden. Ik werd hierdoor nog banger voor de man. De man balde zijn rechterhand tot vuist. Hij bewoog zijn rechterarm naar achteren en hij had nog steeds een gebalde vuist.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 maart 2019, opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben eigenaar van een bloemenzaak in de [straatnaam] te Groningen. Er kwam een man schreeuwend aanlopen. Toen ik dit geschreeuw hoorde, liep ik naar buiten om de man in de gaten te houden. Ik zag dat de man gericht bij [naam bedrijf 3] naar binnen liep. De man liep naar de medewerkster van [naam bedrijf 3] , wees naar haar en kwam erg intimiderend over. Hij schreeuwde naar de medewerkster.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 maart 2019, opgenomen op pagina 66 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik ben eigenaar van een kapsalon in de [straatnaam] te Groningen. Op 23 februari 2019 was ik aan het werk. De eigenaar van de bloemenzaak riep mij dat ik met hem mee moest komen naar de [naam bedrijf 3] . Tegenover de medewerkster van de tabakszaak stond een man hard tegen haar te schreeuwen en te intimideren. Ik zag dat het gedrag van de man een grote impact had op de medewerkster. Ze huilde en ze stond op haar benen te trillen en te shaken van angst.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De combinatie van een dreigende houding en dreigende en intimiderende taal wordt zowel door aangeefster als getuigen geconstateerd. De dreigementen die verdachte heeft geuit, en die namens verdachte ter zitting niet zijn ontkend, leveren zonder meer een bedreiging van een misdrijf tegen het leven gericht op. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) genoemd misdrijf is niet vereist dat dat misdrijf is gericht tegen de bedreigde persoon zelf; zie HR 25 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO3400. Verdachte heeft zijn verbale geweld kracht bijgezet door een gebalde vuist te tonen aan aangeefster en deze naar achter te bewegen, daarbij suggererend dat hij aangeefster één of meerdere vuistslagen zou geven. Mede in aanmerking genomen dat verdachte aangeefster erg opgefokt en agressief benaderde, heeft bij aangeefster de redelijke vrees kunnen ontstaan dat verdachte een misdrijf zou plegen, gericht tegen het leven van haar familieleden. De rechtbank betrekt hierbij dat verdachte er kennelijk van op de hoogte was in welke wijk van Groningen de partner van aangeefster woont. Door de dreigende houding van verdachte heeft bij aangeefster ook de redelijke vrees kunnen ontstaan dat verdachte haar zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. 1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 februari 2019, opgenomen op pagina 48 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019051982 d.d. 2 juli 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op zaterdag 23 februari 2019 rond 0.00 uur was ik werkzaam als buschauffeur in Groningen. Er stapte een groep mensen in die ik begroette met 'goedenavond'. De laatste man begroette ik ook met 'goedenavond'. Meteen hoorde ik de man zeggen: "Wat nou goedenavond! Jullie zijn allemaal racisten. De aanleiding van de slavernij, fucking bitch! Ik wil hem geven gewoon. Kankerhond! Kankerhond!"
Gedurende deze tirade stond de man op minder dan een meter bij mij vandaan. Ik zat achter het stuur en had geen bewegingsruimte. De man hing half over mij heen en op minder dan 20 centimeter van mijn gezicht. Ik zag hem af en toe niet eens meer scherp, zo dichtbij stond hij. Ik zag dat hij zijn rechterhand een gebalde vuist maakte en deze in een redelijk vlotte beweging tegen mijn rechterwang aanzette en deze nog een beetje aandrukte. Ik voelde de knokkels tegen mijn wang en dit kwam erg bedreigend op mij over. De man hield zijn vuist een tijdje tegen mijn wang. Ik hoorde de man zeggen: "Ik ga hem geven." en ik dacht: "Ik krijg klappen."
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2019, opgenomen op pagina 53 van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
Ik was belast met het uitkijken van camerabeelden. Ik zie een man, mij ambtshalve bekend als [verdachte] . Ik zie dat verdachte voorin de bus staat bij de buschauffeur. Ik zie dat verdachte dicht op de chauffeur gaat staan. Verdachte leunt over het deurtje waarachter de chauffeur zit. Ik zie dat verdachte met zijn rechterhand richting het gezicht van de chauffeur beweegt. Verdachte neemt een dreigende houding aan richting de chauffeur. Verdachte schreeuwt richting de chauffeur: "He buschauffeur, je doet helemaal niks. Fucking bitch. Ik wil hem gewoon geven, hè. Kankerbitch. Kankerhond. Kankerhond."
Ik weet dat verdachte met de woorden 'ik wil hem gewoon geven' bedoelt dat hij de persoon die tegenover hem staat klappen wil geven.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ook hier laat verdachte zich niet van zijn beste kant zien. Hij is ronduit agressief, bedreigend en intimiderend tegen aangever. Door een vuist tegen het gezicht van aangever te plaatsen en daar enige tijd te houden, wekt verdachte de indruk dat hij van zins is om uitvoering te geven aan zijn verbale dreigementen. Aangever, een buschauffeur in de uitoefening van zijn functie, bevindt zich op dat moment in een kwetsbare positie: hij zit op een chauffeursstoel in een tot aan zijn middel afgesloten ruimte. Van uit die positie kan aangever niet ontkomen aan verdachte. De handelingen van verdachte en de kwetsbare positie waarin aangever zich bevond in combinatie met de door verdachte geuite bewoordingen hebben bij aangever tot de redelijke vrees kunnen leiden dat verdachte geweld op aangever zou toepassen dat tot zwaar lichamelijk letsel kon leiden.