In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen over de weigering van een onttrekkingsvergunning. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de gemeente om zijn aanvraag voor een onttrekkingsvergunning voor een woning in Groningen te weigeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente in 2015 een wijziging van het beleid voor kamerverhuur heeft doorgevoerd, waarbij de eiser in de gelegenheid was gesteld om voor 1 juli 2017 een aanvraag in te dienen. De eiser stelde dat hij geen onttrekkingsvergunning had ontvangen voor zijn pand en dat hij een aanvraag had ingediend, wat door de gemeente werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de gemeente het bezwaar van de eiser ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard en dat de weigering van de onttrekkingsvergunning onterecht was, omdat er geen vergunningsplicht bestond voor het omgezet houden van woningen als onzelfstandige woonruimte. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente en herstelde de situatie door de aanvraag goed te keuren, waarbij de rechtbank ook oordeelde dat de eiser recht had op terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met aanvragen en bezwaren.