ECLI:NL:RBNNE:2019:4314

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2019
Zaaknummer
18/720319-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel die aan de veroordeelde was opgelegd. De ISD-maatregel, die op 3 mei 2018 was ingegaan, was opgelegd voor de duur van twee jaren door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechtbank heeft eerder op 28 maart 2019 al bepaald dat de tenuitvoerlegging van de maatregel diende te worden voortgezet. Veroordeelde heeft op 4 augustus 2019 opnieuw verzocht om tussentijdse beoordeling, waarbij hij stelde dat hij geen vertrouwen meer had in de inrichting en dat de procedure te lang duurde.

Tijdens de zitting op 3 oktober 2019 zijn de veroordeelde, zijn raadsman, de officier van justitie en een deskundige gehoord. De verdediging pleitte voor beëindiging van de ISD-maatregel, terwijl de officier van justitie de voortzetting ervan bepleitte. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de noodzaak van de voortzetting van de maatregel en de risico's van opheffing. De rechtbank concludeerde dat opheffing van de maatregel zou leiden tot onveiligheid en ernstige overlast, en dat er voldoende inspanningen werden gedaan om de veroordeelde te begeleiden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is en heeft zij zowel het verzoek tot beëindiging als het verzoek tot aanhouding van de behandeling afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden van de veroordeelde en de adviezen van de inrichting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720319-17 (gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21/006966-17)
beslissing van de meervoudige raadkamer d.d. 17 oktober 2019 naar aanleiding van een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1958 op [geboorteplaats],
thans verblijvende in PI Veenhuizen, locatie Norgerhaven, te Veenhuizen.

Procesverloop

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 18 april 2018 aan veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren (hierna: de ISD-maatregel). De ISD-maatregel is aangevangen op 3 mei 2018.
Bij beslissing van 28 maart 2019 heeft de meervoudige raadkamer van de rechtbank naar aanleiding van een verzoek van de verdediging tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de ISD-maatregel bepaald dat de tenuitvoerlegging van die maatregel diende te worden voortgezet. Een door de raadsman gedaan verzoek tot aanhouding is afgewezen.
Bij brief van 4 augustus 2019 heeft veroordeelde de rechtbank opnieuw verzocht de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel tussentijds te beoordelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de zich in het dossier van veroordeelde bevindende stukken, waaronder het rapport ten behoeve van de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel d.d. 25 september 2019, opgemaakt door [medewerker], werkzaam als senior-casemanager ISD bij PI Veenhuizen, en voor akkoord getekend door de (plaatsvervangend) vestigingsdirecteur van de inrichting.
De behandeling heeft in het openbaar plaatsgevonden op 3 oktober 2019, waarbij de veroordeelde, zijn raadsman mr. K.E. Wielenga, de officier van justitie mr. E.R. Jepkema en de deskundige [medewerker], zijn gehoord.

Beoordeling

Standpunt van de verdediging
Veroordeelde heeft verzocht om tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel. Hij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden beëindigd. Verdachte heeft geen vertrouwen meer in PI Veenhuizen. Hij is van mening dat hij overal goed aan meewerkt en vindt dat alles veel te lang duurt. Subsidiair heeft veroordeelde zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van het verzoek moet worden aangehouden tot na de intake voor het traject van begeleid wonen bij Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: VNN), waarvoor een intakegesprek zal plaatsvinden op 14 oktober 2019 (hierna: de intake). De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de behandeling van het verzoek aan te houden tot na de intake. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het na de vorige beslissing van de rechtbank zes maanden heeft geduurd tot deze intake was geregeld. Indien de intake positief uitvalt, is er volgens de raadsman geen aanleiding om de ISD-maatregel te beëindigen. Het is echter de vraag hoelang de volgende stap op zich zal laten wachten als de intake negatief uitvalt. De raadsman acht het van belang dat de deskundige in dat geval na de aanhouding de volgende stap naar voren brengt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet. Hij ziet geen aanleiding om de ISD-maatregel te beëindigen of om de behandeling van het verzoek aan te houden tot na de intake. Daartoe heeft hij aangevoerd dat veroordeelde alles binnen het ISD-traject op zijn eigen manier wil doen en dat dit zoveel mogelijk wordt gefaciliteerd. Hoewel het ISD-traject door veroordeeldes opstelling moeizaam verloopt, worden er in dat traject steeds kleine stapjes gezet. De officier van justitie heeft erop gewezen dat er nog andere opties zijn wanneer de intake bij VNN negatief uitvalt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In dat kader dient zij in de eerste plaats vast te stellen of opheffing van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Daarna moet de rechtbank bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die (overwegend) buiten de macht van betrokkene ligt. De rechtbank verwijst in dit kader bijvoorbeeld naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 april 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:3583).
PI Veenhuizen, de inrichting waarin veroordeelde in het kader van de ISD-maatregel verblijft, heeft de rechtbank geadviseerd de ISD-maatregel te laten voortduren. Daartoe is in het rapport van 25 september 2019 en de daarop ter zitting gegeven toelichting onder meer het volgende aangevoerd. Veroordeelde heeft veel wensen, maar stelt daar weinig positiefs tegenover. Hij heeft twee doelen in het vervolg van het ISD-traject, te weten het bezoeken van zijn moeder in Heerenveen en begeleid/beschermd wonen in Heerenveen. De inrichting gaat hier zoveel mogelijk in mee. Veroordeelde heeft de afgelopen periode met regelmaat begeleide en onbegeleide bezoeken gebracht aan zijn moeder. In een aantal gevallen is dit goed gegaan, maar in enkele andere gevallen niet. Na een 12-uurs verlof op zaterdag 13 juli 2019 is veroordeelde pas een dag later teruggekeerd. Op 14 juli 2019 heeft hij de inrichting telefonisch laten weten dat hij teveel alcohol had gedronken. Op 16 juli 2019 heeft veroordeelde geweigerd mee te werken aan een urinecontrole en is hij in een isoleercel geplaatst. Veroordeelde zou op 18 juli 2019 een intakegesprek hebben bij GGZ Fryslân in Heerenveen over een eventuele beschermde woonplek in Heerenveen. Deze intake kon niet doorgaan door de ordemaatregel die is opgelegd naar aanleiding van het incident van 16 juli 2019. GGZ Fryslân heeft door dit voorval definitief afgezien van een intake. Daarop is besloten dat veroordeelde alleen opnieuw kon worden aangemeld voor begeleid wonen als hij eerst zou meedoen aan een COVA+ training en er een terugvalpreventieplan zou worden opgesteld. Veroordeelde heeft goede inzet getoond bij de training en het opstellen van het terugvalpreventieplan. Daarom is hij begin augustus aangemeld voor begeleid wonen bij VNN in Heerenveen. In dat kader is een intakegesprek gepland op 14 oktober 2019. Als dat goed gaat, kan het begeleid wonen naar verwachting vrij snel beginnen. Indien VNN veroordeelde niet geschikt vindt, zijn er weliswaar geen andere opties meer voor begeleid wonen in Heerenveen, maar wel voor begeleide woonplekken buiten Heerenveen. De inrichting is van mening dat het niet wenselijk is om de ISD-maatregel nu te beëindigen, omdat veroordeelde dan zonder begeleiding en geschikte huisvesting op straat komt te staan. De inrichting schat in dat het niet haalbaar is dat veroordeelde na het beëindigen van de maatregel bij zijn moeder gaat wonen, gelet op veroordeeldes problematiek en de hoge leeftijd van zijn moeder.
Gelet op de onderliggende stukken, waaronder het uittreksel uit de justitiële documentatie, het arrest waarbij de ISD-maatregel is opgelegd en het rapport van PI Veenhuizen d.d. 25 september 2019, en hetgeen ter zitting is besproken, is naar het oordeel van de rechtbank te verwachten dat opheffing van de ISD-maatregel zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Daartoe overweegt de rechtbank in het bijzonder dat veroordeelde niet heeft meegewerkt aan een opname in de Forensisch Psychiatrische Afdeling in Franeker en dat het beoogde begeleid wonen traject nog moet starten. Voorts leidt de rechtbank uit het voorval van 14 juli 2019 af dat de middelenproblematiek van veroordeelde nog niet onder controle is. Indien de ISD-maatregel op dit moment wordt beëindigd, keert veroordeelde zonder begeleiding en geschikte huisvesting terug in de samenleving. De rechtbank acht de kans groot dat hij in dat geval terugvalt in zijn oude levenspatroon en opnieuw overmatig alcohol zal gaan gebruiken. Dit zal er naar verwachting toe leiden dat hij opnieuw vermogensdelicten gaat plegen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat voortzetting van de ISD-maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van veroordeelde ligt. De rechtbank is van oordeel dat uit het rapport van de inrichting en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting blijkt dat er voldoende inspanningen worden gedaan om veroordeelde in het kader van de ISD-maatregel adequate begeleiding en behandeling te bieden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel aan te houden tot na de intake bij VNN. Indien deze intake niet positief uitvalt voor veroordeelde en hij niet begeleid kan gaan wonen bij VNN in Heerenveen zijn er nog andere opties voor begeleid wonen buiten Heerenveen. Dat het na de vorige beslissing van de rechtbank lang heeft geduurd voordat er vervolgstappen konden worden gezet in het ISD-traject, is hoofdzakelijk veroorzaakt door veroordeelde zelf. Vooral het voorval van 14 juli 2019 heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. De rechtbank zal het aanhoudingsverzoek dan ook afwijzen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet. Het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:

- bepaalt dat voortzetting van de ISD-maatregel is vereist;
- wijst het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel af;
- wijst het verzoek tot aanhouding af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. C.A.J. Tuinstra en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2019.
Mr. Tuinstra en mr. Hoedt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.