ECLI:NL:RBNNE:2019:4314
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel die aan de veroordeelde was opgelegd. De ISD-maatregel, die op 3 mei 2018 was ingegaan, was opgelegd voor de duur van twee jaren door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechtbank heeft eerder op 28 maart 2019 al bepaald dat de tenuitvoerlegging van de maatregel diende te worden voortgezet. Veroordeelde heeft op 4 augustus 2019 opnieuw verzocht om tussentijdse beoordeling, waarbij hij stelde dat hij geen vertrouwen meer had in de inrichting en dat de procedure te lang duurde.
Tijdens de zitting op 3 oktober 2019 zijn de veroordeelde, zijn raadsman, de officier van justitie en een deskundige gehoord. De verdediging pleitte voor beëindiging van de ISD-maatregel, terwijl de officier van justitie de voortzetting ervan bepleitte. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de noodzaak van de voortzetting van de maatregel en de risico's van opheffing. De rechtbank concludeerde dat opheffing van de maatregel zou leiden tot onveiligheid en ernstige overlast, en dat er voldoende inspanningen werden gedaan om de veroordeelde te begeleiden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is en heeft zij zowel het verzoek tot beëindiging als het verzoek tot aanhouding van de behandeling afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden van de veroordeelde en de adviezen van de inrichting.