ECLI:NL:GHARL:2015:3583

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 april 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
ISD P14-0519
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na toezegging van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 7 november 2014. De veroordeelde, geboren in Guinee, had beroep ingesteld tegen de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Het openbaar ministerie had eerder toegezegd dat de tenuitvoerlegging van openstaande gevangenisstraffen zou worden opgeschort in afwachting van de ISD-maatregel, maar deze toezegging was niet nagekomen. Het hof oordeelde dat de veroordeelde er op mocht vertrouwen dat de maatregel ten uitvoer zou worden gelegd vanaf de datum van zijn plaatsing in de inrichting voor stelselmatige daders op 17 december 2013.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en dat zijn gedrag in de inrichting niet is verbeterd. De reclasseringsrapportage gaf aan dat het recidiverisico hoog tot gemiddeld is. Het hof concludeerde dat de voortzetting van de maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij. De einddatum van de maatregel werd vastgesteld op 10 juni 2015, en het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, waarbij de ingangsdatum van de tenuitvoerlegging van de maatregel werd vastgesteld op 17 december 2013.

De advocaat-generaal heeft bevestigd dat de toezegging van het openbaar ministerie niet is nagekomen, wat heeft geleid tot de beslissing van het hof om de maatregel voort te zetten. De raadsman van de veroordeelde had gepleit voor beëindiging van de maatregel, maar het hof oordeelde dat de verdere tenuitvoerlegging van de maatregel nog steeds noodzakelijk is.

Uitspraak

ISD P14/0519
Beslissing d.d. 2 april 2015
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] (Guinee) op [1971],
verblijvende in [detentieadres],
verder te noemen: de veroordeelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 7 november 2014, inhoudende dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is vereist en dat de zaak over 6 maanden, te weten in april 2015, wederom aan de rechtbank wordt voorgelegd teneinde de voortgang van de ISD-maatregel te toetsen.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 november 2013, waarbij de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders aan de veroordeelde is opgelegd voor de duur van 18 maanden met de bepaling dat het openbaar ministerie uiterlijk 6 maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel, op voet van artikel 38s lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, aan de rechtbank Oost-Brabant bericht over de noodzaak van de voortzetting van deze tenuitvoerlegging;
  • het uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 september 2014.
  • het evaluatierapport ISD van P.I. Vught van 17 oktober 2014;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van veroordeelde van 14 november 2014;
  • het reclasseringsadvies van GGZ Inforsa JVz van 17 december 2014;
  • de e-mail van mr. F.A.J. van Rijthoven van 4 februari 2015, met bijlagen;
  • de e-mail van de Dienst Justitiële Inrichtingen van 12 maart 2015, met als bijlagen het reïntegratieplan van P.I. Amsterdam, de informatie van P.I. Flevoland en de brief van mevrouw M. Rossen die als GZ-psycholoog i.o. is verbonden aan Inforsa;
  • de e-mail van mr. F.A.J. van Rijthoven van 13 maart 2015.
Het hof heeft ter zitting van 19 maart 2015 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.A.J. van Rijthoven, advocaat te Oirschot, de advocaat generaal mr. G.J. de Haas. Tevens is ter zitting als deskundige gehoord J.T.P. Oud, reclasseringswerker, verbonden aan GGZ Inforsa JVz te Amsterdam.
Het advies van de PI Vught en de informatie van de P.I. Amsterdam en P.I. Flevoland
Na de oplegging van de ISD-maatregel heeft veroordeelde achtereenvolgens verbleven in inrichtingen voor stelselmatige daders in Vught, Amsterdam en Almere. Uit het evaluatierapport ISD van P.I. Vught komt naar voren dat de veroordeelde op 17 december 2013 is geplaatst op een ISD-unit binnen deze inrichting. Hij heeft, ook na de ingangsdatum van de maatregel, steeds geweigerd mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek dat uitgevoerd dient te worden om een passend traject te kunnen bepalen. Tijdens zijn verblijf op de ISD-unit heeft de veroordeelde in mentorgesprekken duidelijk te kennen gegeven dat hij niet wil meewerken aan de ISD-maatregel. In zijn gedrag is weinig tot geen verandering merkbaar. Indien hij zijn zin niet krijgt, probeert hij door zijn houding zaken af te dwingen bij zowel medegedetineerden als personeel. Dit heeft een aantal keren bijna geleid tot een handgemeen. Na aanleiding van een conflict met een medegedetineerde is de veroordeelde geplaatst op een afdeling voor beheersproblematische gedetineerden en ter herselectie aangeboden. De P.I. Vught heeft geadviseerd de tenuitvoerlegging van de maatregel voort te zetten.
Na de overplaatsing van de veroordeelde naar de P.I. Amsterdam is op 14 oktober 2014 een traject bepaald. Dit traject is echter niet van de grond gekomen tijdens zijn verblijf in de deze inrichting.
De veroordeelde is tenslotte overgeplaatst naar de P.I. Flevoland in Almere, waar hij thans verblijft. Uit de informatie van deze inrichting komt naar voren dat de veroordeelde is aangemeld bij Inforsa voor een behandeling. Na een aantal gesprekken met de veroordeelde heeft Inforsa besloten hem geen behandelaanbod te doen. Het gedrag van de veroordeelde in P.I. Flevoland wordt goed genoemd. Hij heeft verlof gekregen. Na een intakegesprek is hij geaccepteerd voor een dagbesteding bij de Stichting SuRant.
De reclasseringsrapportage van GGZ Inforsa JVz
Uit de reclasseringsrapportage van 17 december 2014 volgt dat de veroordeelde geen toestemming heeft gegeven aan GGZ Inforsa JVz om referenten te raadplegen. Derhalve acht deze reclasseringsinstelling zich niet in staat om op basis van een actuele risicotaxatie te rapporteren. Op grond van een eerder afgenomen risicotaxatie wordt het recidiverisico nog altijd wordt ingeschat als hoog / gemiddeld. De veroordeelde stelt zich in het contact met zijn begeleiders ongemotiveerd en wantrouwend op. Dit heeft mede tot gevolg gehad dat hij niet deelneemt aan programma's, die tot doel hebben de recidivekans te verkleinen.
Ter zitting heeft de deskundige Oud verklaard dat de psycholoog van GGZ Inforsa geen brood ziet in een behandeling van de veroordeelde omdat hij geen hulpvraag heeft. Bij voorzetting van de maatregel zal het vervolgtraject zijn gericht op geleidelijke terugkeer van de veroordeelde naar Eindhoven. In de inrichting gedraagt hij zich over het algemeen uitstekend. Hij heeft een aantal verloven gehad. Het verlof wordt nu opgebouwd zodat hij kan laten zien dat hij op een verantwoorde wijze kan omgaan met meer vrijheden. De start van de dagbesteding heeft vertraging opgelopen door de overplaatsing van de veroordeelde van de P.I. Amsterdam naar de P.I. Flevoland. Hij kan binnenkort twee tot drie dagen per week gaan werken bij de Stichting SuRant.
De deskundige heeft geadviseerd de beslissing van de rechtbank over te nemen met uitzondering van de bepaling dat de voortgang van de maatregel tussentijds wordt getoetst in april 2015, omdat de veroordeelde niet binnen één maand kan bewijzen dat hij zonder problemen buiten de P.I. kan functioneren. De deskundige heeft geen bezwaar tegen een tussentijdse toetsing in juni 2015.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De veroordeelde wil dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt beëindigd. De raadsman heeft betoogd dat de tenuitvoerlegging van de maatregel niet meer noodzakelijk is, omdat de nog openstaande doelen van het traject ook buiten het kader van de maatregel kunnen worden bereikt.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de maatregel aan de veroordeelde is opgelegd voor een eenvoudige diefstal. Voor deze diefstal is hij aangehouden op 15 september 2012. Sindsdien zit hij vast. Hij zit nu al veel langer vast dan de bedoeling is geweest bij de oplegging van de maatregel voor de duur van 18 maanden. Ter terechtzitting van het gerechtshof Den Bosch heeft de advocaat-generaal toegezegd dat de maatregel aansluitend ten uitvoer zou worden gelegd en dat de tenuitvoerlegging van openstaande vrijheidsstraffen zou worden opgeschort. De oude straffen zijn in weerwil van deze toezegging (deels) tenuitvoergelegd voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van de maatregel. De maatregel is daarom pas op 20 maart 2014 tenuitvoergelegd. De veroordeelde is in zijn geschaad doordat de maatregel niet ten uitvoer is gelegd vanaf het moment dat het arrest onherroepelijk is geworden.
De raadsman heeft primair gepleit voor onmiddellijke beëindiging van de maatregel. Hij heeft subsidiair bepleit de maatregel te beëindigen met ingang van de datum waarop de tenuitvoerlegging 18 maanden zou hebben geduurd, indien tenuitvoerlegging zou zijn aangevangen op 17 december 2013 - zijnde de datum waarop de veroordeelde is geplaatst op de ISD-unit van de P.I. Vught. De raadsman heeft meer subsidiair gepleit voor een tussentijdse toetsing in juni 2015.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ter zitting bevestigd dat namens het openbaar ministerie bijde behandeling van de strafzaak is toegezegd dat de tenuitvoerlegging van de openstaande gevangenisstraffen zou worden opgeschort in afwachting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel en dat bij een goed verloop van de maatregel de openstaande straffen voor gratiëring in aanmerking zouden komen. Twee gevangenisstraffen zijn echter volledig ten uitvoer gelegd voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van de maatregel. Het openstaande gedeelte van de derde gevangenisstraf kan alsnog worden gegratieerd, indien de verdere tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel goed verloopt.
De advocaat-generaal heeft in eerste termijn geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep, met uitzondering van het moment van de tussentijdse toetsing. Volgens hem diende de tussentijdse toetsing plaats te vinden in juni 2015. De advocaat-generaal heeft zich in tweede termijn aangesloten bij het subsidiaire standpunt van de raadsman.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, daar het tot een andere beslissing komt.
Voortzetting maatregel
Het hof dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Daarbij dient gezien de wetstekst en de wetsgeschiedenis het volgende beslissingskader te gelden: er moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die (overwegend) buiten de macht van betrokkene ligt.
Het hof stelt vast dat de veroordeelde steeds heeft geweigerd om mee te werken aan het onderzoek dat moest worden uitgevoerd om een passend traject te kunnen bepalen. Hij heeft ook niet deelgenomen aan programma's die zijn gericht op de vermindering van het recidiverisico. Het risico op recidive wordt nog altijd ingeschat als hoog tot gemiddeld. Het hof is derhalve van oordeel dat de beoogde strekking van de maatregel -te weten beveiliging van de maatschappij- vordert dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt voortgezet.
De verdere tenuitvoerlegging van de maatregel is niet zinloos door een omstandigheid die (overwegend) buiten de macht van de veroordeelde ligt. Het is met name aan de houding van de veroordeelde te wijten dat hij nauwelijks voortuitgang heeft geboekt tijdens de intramurale fase van de maatregel. Hij staat nu in het begin van het extramurale traject dat zo spoedig mogelijk dient te worden ingezet om hem op een verantwoorde wijze te laten terugkeren naar de maatschappij. Anders dan de raadsman acht het hof de verdere tenuitvoerlegging van de maatregel nog noodzakelijk.
Het hof zal het subsidiaire standpunt van de raadsman wel volgen. De advocaat-generaal heeft ter zitting bevestigd dat namens het openbaar ministerie is toegezegd dat de tenuitvoerlegging van de openstaande gevangenisstraffen zou worden opgeschort in afwachting van de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de maatregel. Deze toezegging is niet nagekomen, waardoor thans 20 maart 2014 als begindatum voor de maatregel wordt aangehouden door het openbaar ministerie. Het hof is van oordeel dat de veroordeelde er op mocht vertrouwen dat de maatregel overeenkomstig de toezegging ten uitvoer zou worden gelegd vanaf de datum waarop hij feitelijk is geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders, te weten op 17 december 2013. Uitgaande van deze datum en de duur van de opgelegde maatregel heeft als einddatum van de maatregel te gelden 10 juni 2015.
Het hof ziet gelet op het vorenstaande geen aanleiding voor een tussentijdse toetsing van de noodzaak tot voorzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 7 november 2014 met betrekking tot betrokkene
[veroordeelde].
Bepaaltdat als ingangsdatum van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders heeft te gelden 17 december 2013.

Gelast dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt voortgezet.

Bepaalt dat als einddatumvan de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders heeft te gelden
10 juni 2015.
Aldus gedaan door
mr. E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. J.W. Rijkers en mr. H.H.M. van Dijk als raadsheren,
en I.M. van Woudenberg en P.K.J. Ronhaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 2 april 2015 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.