ECLI:NL:RBNNE:2019:4163
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Verweerszaken inzake niet-ontvankelijkheid en opzettelijke onjuiste aangifte omzetbelasting door een middellijk bestuurder van een onderneming
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een middellijk bestuurder van een onderneming, die werd beschuldigd van het opzettelijk doen van onjuiste aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2014. De rechtbank heeft de niet-ontvankelijkheidsverweren van de verdediging verworpen, waarbij werd betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege een schending van de beginselen van een goede procesorde en het ontbreken van een redelijke belangenafweging. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, aangezien de verdenking opzet betrof en er geen sprake was van misbruik van bevoegdheden.
De rechtbank heeft vervolgens de tenlastelegging beoordeeld, die betrekking had op het onjuist of onvolledig doen van aangifte omzetbelasting door de onderneming. De verdediging voerde aan dat de aangiften correct waren en dat de intentie bestond om de teruggaaf van eerdere aangiften te verrekenen met de te betalen omzetbelasting. De rechtbank concludeerde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzettelijk een onjuiste aangifte had gedaan. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging door het Openbaar Ministerie bij het instellen van strafrechtelijke vervolgingen, evenals de vereisten voor het bewijs van opzet in belastingzaken.