Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven, waarbij ieder bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts is gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Zaak met parketnummer 18/720204-18:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 6 juni 2018, opgenomen op pagina 78 en verder van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met nummer 2018199966 d.d. 1 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Op 4 juni 2018 heeft [benadeelde partij 2] 40 rijplaten afgeleverd op het Nonnenpaed in Earnewâld. De platen die [benadeelde partij 2] had geleverd waren onze platen, te weten platen van het bedrijf [benadeelde partij 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 juni 2018, opgenomen op pagina 81 en verder van het onder 1 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op 4 juni 2018 moest ik 40 kunststof platen leveren op het Nonnepaed te Earnewoude op het terrein van de gasputlocatie. De man die de platen had besteld noemde zichzelf [naam 2] en zou werkzaam zijn bij [naam bedrijf 2] uit Oudega.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2018, opgenomen op pagina 105 van het onder 1 genoemde dossier, inhoudend als relaas van [getuige 3] :
Op 4 juni 2018 werden rijplaten geplaatst aan het Nonnepaed te Earnewâld. Deze platen werden geplaatst en voorzien van een baken. Op 5 juni 2018, omstreeks 10.15 uur, gaf het baken een bewegingsmelding. Te zien was dat het subject in een rechte lijn verplaatst werd, vanaf het Nonnepaed, Earnewarre, N913, Van Harinxmaweg, Oude Commissieweg, Hannelswei en tot stilstand werd gebracht tegenover de ingang van [naam bedrijf 3] (de rechtbank begrijpt: te Burgum).
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2018, opgenomen op pagina 117 en verder van het onder 1 genoemde dossier, inhoudend als relaas van [getuige 4] en [getuige 5] :
Op 5 juni 2018, rond 9.45 uur, kregen wij de opdracht om te gaan naar de rotonde aan de N913 om uit te kijken naar, vermoedelijk, een vrachtwagen met kunststof rijplaten erop. Vanaf deze rotonde kan je in de richting rijden van Eernewoude naar Garyp. Aangekomen bij de rotonde zagen wij dat een Mercedes Vito vanaf de rotonde onze kant opreed in de richting van Burgum. Wij zagen dat achter deze Mercedes Vito een aanhanger bevestigd was waarop rijplaten lagen. Wij zagen dat het kenteken van de Mercedes Vito [kenteken] was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 juni 2018, opgenomen op pagina 387 en verder van het onder 1 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik ben op 4 juni 2018 (de rechtbank begrijpt: 5 juni 2018) naar Eernewoude gereden met een Mercedes Vito (voorzien van kenteken [kenteken] ) en een aanhanger. Ergens op een zijweggetje bij een gasboring lagen rijplaten. Ik heb met een ander persoon ongeveer 40-50 platen opgeladen. Ik ben vervolgens met de bus en aanhanger met platen naar Burgum gereden naar de schroothandel van [naam bedrijf 3] . Daar heb ik de kar afgekoppeld.
6. een proces-verbaal van verhoor van verdachte toetsing inverzekeringstelling d.d. 8 juni 2018, bij de rechter-commissaris in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, opgenomen op pagina 67 en verder van het onder 1 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Die platen waren zwaar, die kun je niet in je eentje tillen.
Zaak met parketnummer 18/730209-17:
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 mei 2017, opgenomen op pagina 161 van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met nummer 2017125459 d.d. 15 september 2017, inhoudend als verklaring van [getuige 6] :
Ik ben eigenaar van een loods gelegen aan [straatnaam] te Drachten. In november/december 2016 werd ik benaderd door de mij bekende [verdachte] uit Drachten. [verdachte] kan ik omschrijven als een blanke jongen, stevig postuur, ongeveer 25-30 jaar oud, kale kop met een soort van hanenkam. [verdachte] vertelde mij dat hij met [naam 3] een bedrijfje had en dat hij een loods voor dat bedrijf zocht. Ik heb toen vanaf december 2016 tot en met maart/april 2017 deze loods aan [verdachte] verhuurd. Ik heb een verhuurcontract opgesteld en dat is door [verdachte] ondertekend. Ik heb [verdachte] de sleutels van deze loods gegeven. De huur is elke maand contant door [verdachte] aan mij overhandigd. Ik heb alleen zaken met [verdachte] gedaan.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juli 2017, opgenomen op pagina 409 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] heeft mij eind 2016 benaderd en gevraagd of ik een bestaande bv op naam wilde zetten. Ik ben toen samen met [verdachte] naar de Kamer van Koophandel gegaan. Daar heb ik mij laten inschrijven op een al bestaand bedrijf. Volgens het uittreksel wat ik toen kreeg was ik daarna de baas/directeur van [naam bedrijf 1]
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een [naam bedrijf 1] betreffend uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 12 mei 2017, opgenomen op pagina 154 en verder van het onder 7 genoemde dossier, voor zover inhoudend:
KvK-nummer: [kvknummer] . Statutaire naam: [naam bedrijf 1] . Startdatum onderneming: 30 december 2013. Met ingang van 25-04-2017 is [naam bedrijf 1] in staat van faillissement verklaard. Activiteiten: Verkrijgen, vervreemden, huren, beheren, administreren, (doen) stichten en exploiteren van onroerende zaken. Renovatie en verbouw van onroerend goed. Handelsonderneming in bouwmaterialen. Telefoonnummers: [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Werkzame personen: 0.
Bestuurders: [medeverdachte 1] (algemeen directeur), in functie: 19 december 2016 tot 16 januari 2017 en vanaf 2 maart 2017. [naam 5] (directeur), in functie: 16 januari 2017 tot 2 maart 2017.
Algemene gegevens over de jaarrekening: Boekjaar 2016: werknemers 2, totaal activa: 335.266. Boekjaar 2015: werknemers 0, totaal activa: 254. Boekjaar 2014: werknemers 0, totaal activa: 615.
10. De door verdachte ter zitting van 6 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb me weleens voorgedaan als [naam 4] , medewerker van [naam bedrijf 1] . De naam [naam 4] is veel vaker gebruikt en niet alleen door mij. Anderen bij [naam bedrijf 1] gebruikten de naam [naam 4] ook. Dit geldt ook voor het e-mailadres van [naam 4] . Bij [naam bedrijf 1] waren meerdere personen die namen verzonnen en gebruikten.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2017, opgenomen op pagina 109 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 25 maart 2017 heb ik een onderzoek ingesteld in een bedrijfsloods aan [straatnaam] te Drachten. Ik zag dat boven de toegangsdeur een bord hing met daarop de tekst [naam bedrijf 1] .
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2017, opgenomen op pagina 124 van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 14 april 2017 stonden wij op de Rydwei te Opeinde. Wij zagen een rode bestelauto (Volkswagen Caddy) voorbij komen voorzien van kenteken [kenteken] . Op de Frisia te Drachten zagen wij het voertuig rijden en gaven wij deze een stopteken. De bestuurder voldeed hieraan. Wij zagen dat de bestuurder, [verdachte] , uitstapte en na vordering zich legitimeerde met een geldig Nederlands rijbewijs.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2017, opgenomen op pagina 125 van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Om 11:52 uur (de rechtbank begrijpt: op 14 april 2017) zagen wij een rode Volkswagen Caddy voorzien van kenteken [kenteken] ons rijden. Ik, [verbalisant 5] , haalde het genoemde kenteken door het BVI-IB systeem. Ik zag dat dit kenteken op naam stond van [naam bedrijf 1] .
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2017, opgenomen op pagina 126 van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant 6] en [verbalisant 4] :
In de fouillering van verdachte [verdachte] werd (de rechtbank begrijpt: op 14 april 2017) een sleutelbos aangetroffen. Met één van de sleutels van voornoemde sleutelbos hebben wij op 14 april 2017 ons de toegang verschaft tot de loods van [naam bedrijf 1] aan [straatnaam] te Drachten.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 mei 2017, opgenomen op pagina 151 van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 14 april 2017 werd onder verdachte [verdachte] een gsm van het merk Alcatel aangetroffen en inbeslaggenomen. Op 14 april 2017, zag/hoorde ik dat op voornoemde gsm ingebeld werd. Ik heb de telefoon opgenomen. Ik hoorde dat een persoon namens [naam bedrijf 4] nummer [telefoonnummer] gebeld had en op zoek was naar [naam 3] . Nadat het contact verbroken had heb ik met mijn dienst-gsm gebeld naar nummer [telefoonnummer] . Ik zag dat de gsm van verdachte [verdachte] overging.
Op 14 april 2017, zag en hoorde ik dat er wederom werd ingebeld op de gsm van
verdachte [verdachte] . Nadat ik de gsm had opgenomen hoorde ik dat een persoon genaamd
[naam 6] namens [naam bedrijf 5] te Varsseveld, op zoek was naar [naam 5]
van [naam bedrijf 1] te Drachten. Dit nummer van was [naam 5] en hij belde in verband met niet betaalde facturen door [naam bedrijf 1] .
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 maart 2017, opgenomen op pagina 383 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik kom weleens in de loods aan [straatnaam] in Drachten. Rond de loods hangen camera’s. Ik heb deze camera’s besteld en laten installeren. Ik heb gebeld met een camerabedrijf in Almere. Ik heb de naam [naam 4] gebruikt. De naam [naam 4] van de door u gevonden factuur gericht aan [naam 4] van [straatnaam] 3 uit Oldeberkoop heb ik verzonnen. Ik wilde mijn eigen naam niet opgeven.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2017, opgenomen op pagina 392 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb weleens gereden in een rode Volkswagen Caddy voorzien van kenteken [kenteken] . Deze auto was van [naam bedrijf 1] . Ik had een sleutel van het pand van [naam bedrijf 1] . Ik heb weleens namens [naam bedrijf 1] onder de naam [naam 4] goederen besteld.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juli 2017, opgenomen op pagina 402 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
De onder mij op 25 maart 2017 in beslag genomen gsm van het merk Alcatel met telefoonnummer [telefoonnummer] had ik weleens in mijn bezit. Deze telefoon was van [naam bedrijf 1] . Er werden meerdere nummers en namen bij [naam bedrijf 1] gebruikt. De onder mij op 14 april 2017 in beslag genomen telefoon van het merk Alcatel met telefoonnummer [telefoonnummer] hoorde ook bij [naam bedrijf 1] .
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juli 2017, opgenomen op pagina 409 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [naam 3] :
Ik heb een paar keer samen met [verdachte] bestellingen van [naam bedrijf 1] opgehaald. Ik moest daar bij aanwezig zijn omdat ik de baas was van het bedrijf. [verdachte] zei dat hij goederen gehuurd had en dat ik mij als baas/directeur moest legitimeren. Hij zou anders deze spullen niet meekrijgen. [verdachte] ging daar bedrijven om te vragen of ze ook spullen hadden die hij nodig had voor [naam bedrijf 1] en hij vroeg dan of ze ook offertes konden maken. Ik ben met [verdachte] op meerdere plaatsen geweest. Dat was voor precies het ophalen van spullen en op laten maken van offertes. Ik moest gewoon tekenen en dan kregen wij de spullen mee.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 juli 2017, opgenomen op pagina 416 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
[verdachte] is [naam 4] .
Feit-gerelateerde bewijsmiddelen
Zaak 1: [benadeelde partij 4]
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 maart 2017, opgenomen op pagina 92 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 7] :
Op 21 maart 2017 moest ik een gereedschapskar afleveren in Drachten. De koper had ook vier banden besteld. Hij heeft deze goederen op rekening besteld. Hij heeft de bestelling gedaan onder de naam van zijn bedrijf, te weten [naam bedrijf 1] . Op 21 maart 2017 heb ik de bestelde goederen afgeleverd bij de koper. Ik reed naar [straatnaam] in Drachten. Daar was een loods. Ik zag er een bord boven hangen met de tekst [naam bedrijf 1] . Binnen liep een man. Ik vertelde dat ik de bestelde goederen kwam afleveren. Hij stelde zich aan mij voor als [naam 4] . Diezelfde dag heeft [naam 4] nog een gereedschapskar besteld. Deze moest ik op 22 maart 2018 op hetzelfde adres afleveren. Ik kwam weer aan bij de loods aan [straatnaam] te Drachten. Er hing een briefje met een mobiel nummer op de deur. Het was: [telefoonnummer] . Ik heb dat nummer gebeld. Op het moment kwam [naam 4] net aan rijden. [naam 4] heeft met de heftruck de kar uit mijn bus gepakt. Op 24 maart 2017 keek ik op WâldNet.nl. Ik zag toen dat een gereedschapskar werd aangeboden door iemand uit Drachten. Ik herkende de kar als dezelfde die ik in de eerste levering aan [naam 4] had geleverd. Ik herkende ook de omgeving op de foto. Ik zag dat het dezelfde loods was. Het telefoonnummer dat bij de advertentie stond is hetzelfde als van de [naam 4] die ik toen belde (de rechtbank begrijpt: het telefoonnummer [telefoonnummer] ). Mijn baas (de rechtbank begrijpt: aangever [getuige 8] ) heeft gereageerd op de advertentie en vandaag (de rechtbank begrijpt: op 25 maart 2017) met de verkoper afgesproken aan de [straatnaam] te Drachten. Ik ben mee geweest. Ik zag dat [naam 4] aan kwam rijden. Ik zag dat [naam 4] een garagebox open deed en daaruit de doos met de gereedschapskar haalde.
22. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 maart 2017, opgenomen op pagina 79 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 8] .
Ik sprak op 25 maart 2017 aan de [straatnaam] te Drachten de man die jullie hebben aangehouden (de rechtbank begrijpt: verdachte). Als ik deze moet omschrijven zou ik hem beschrijven als het volgende: dikker postuur, niet lang, kort haar.
23. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2017, opgenomen op pagina 95 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Op 25 maart 2017 kregen wij de melding om te gaan naar de [straatnaam] te Drachten. Op voornoemd adres zagen wij onder meer een Peugeot staan met kenteken [kenteken] . Verbalisant [verbalisant 7] herkende één van de aanwezige personen als [verdachte] . Ik, verbalisant [verbalisant 8] , hoorde [verdachte] verklaren dat hij wat spullen zoals gereedschapskisten wilde verkopen via Marktplaats. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , vroeg [verdachte] waar de autosleutels van de Peugeot Partner waren. Ik zag dat [verdachte] de autosleutels liet zien. Hierop vroeg ik onder welke naam [verdachte] de Marktplaats-advertentie had aangeboden. Ik hoorde [verdachte] verklaren dat hij onder de naam [naam 4] adverteerde. Ik keek in de richting van [verdachte] en ik zag dat hij met een mobiele telefoon bezig was. Ik heb onder verdachte een telefoon van het merk Alcatel met een Tele2 simkaart in beslag genomen (de rechtbank begrijpt: de telefoon met nummer [telefoonnummer] ).
24. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 maart 2017, opgenomen op pagina 380 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb beide karren zelf besteld bij [benadeelde partij 4] . Ik heb ze op rekening gekocht. Ik heb me uitgegeven voor [naam bedrijf 1] . Ik noemde mijzelf [naam 4] . Ik heb de naam [naam 4] gebruikt omdat men dan niet zo makkelijk bij mij kon komen. Ik was van plan om karren te bestellen en geleverd te krijgen en die dan snel weer door te verkopen. Ik wilde geld verdienen. Op 20 maart heb ik een gereedschapskar besteld en geleverd gekregen van [benadeelde partij 4] . Ik heb ook vier nieuwe banden besteld en geleverd gekregen. De chauffeur van [benadeelde partij 4] leverde alle goederen aan [straatnaam] te Drachten. Dat is een loods. Ik heb de loods van [naam bedrijf 1] geopend. Ik deed aldus voorkomen alsof ik van dat [naam bedrijf 1] was. Ik heb met lossen geholpen door gebruik te maken van de heftruck van dat bedrijf. Een dag later heb ik een identieke gereedschapskar besteld en afgeleverd gekregen. Dezelfde chauffeur kwam hem afleveren. Ik heb weer geholpen met het lossen van die kar. Ik heb weer de heftruck van [naam bedrijf 1] gebruikt. Ik heb beide keren tegen de chauffeur gezegd dat ik [naam 4] heet. Ik heb de karren aangeboden op Marktplaats. Ik heb de vier banden aan een maat van mij verkocht.
25. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 maart 2017, opgenomen op pagina 383 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik de goederen bij [benadeelde partij 4] heb besteld met de bedoeling om ze zo
snel mogelijk te verkopen. Ik had niet de intentie om de bestelde goederen te betalen.
26. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juli 2017, opgenomen op pagina 402 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb de gereedschapswagen op Marktplaats aangeboden onder de naam [naam 4] . Dit betrof een Marktplaats-account van [naam bedrijf 1] . Ik beschikte over de inloggegevens van dat account.
Zaak 3: [benadeelde partij 5]
27. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 25 april 2017, opgenomen op pagina 162 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 9] :
Op 19 december 2016 werd ik gebeld via telefoonnummer [telefoonnummer] door de heer [naam 4] . Hij vertelde dat hij werkzaam was bij [naam bedrijf 1] uit Drachten. Hij vroeg of ons bedrijf op 22 december 2016 voor hem 2 kantoorunits kon brengen. De units zijn afgeleverd bij een bedrijvengebouw in Grijpskerk. Na de Kerst kwam de heer [naam 4] niet langs bij het bedrijf om te betalen. Ik heb hem meerdere keren geprobeerd te bellen maar er werd niet opgenomen. Op 28 februari 2017 ben ik naar het pand gereden van [naam bedrijf 1] op [straatnaam] . Achter in de loods zag ik twee manspersonen. Eén van de mannen vertelde me dat hij [naam 7] heette. Ik vertelde dat ik [naam 4] zocht. Hierop gaf [naam 7] aan dat ik dan waarschijnlijk voor de openstaande factuur zou komen. Hij was daarvan op de hoogte. Op 19 april 2017 ben ik nogmaals naar [straatnaam] gegaan. Ik ben naar binnen gegaan en trof de eigenaar van het pand aan. Dit betreft de heer [verdachte] (de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 6] ). Hij overhandigde mij een naam van de persoon die de huurpenningen betaalde. Dit betrof volgens hem ene [verdachte] uit Drachten. Ook kreeg ik van de eigenaar van het pand enkele visite kaartjes van [naam bedrijf 1] van enkele medewerkers: [naam 5] , [naam 7] ( [telefoonnummer] ) en [naam 8] . Ik heb [verdachte] gebeld en deze vertelde dat hij bekend was met de factuur maar dat hij er niet meer werkte. Ik heb in mijn telefoon op de WhatsApp nog een telefoonnummer waarbij ik de naam [naam 4] heb staan dit betreft [telefoonnummer] . Dit nummer hoort bij [naam bedrijf 1] . Op de profielfoto staat een kale man met een donkerblonde hanenkam.
28. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2017, opgenomen op pagina 392 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Die man van het bedrijf [benadeelde partij 5] heeft weleens bij het bedrijf van [naam bedrijf 1] gestaan. Hij vertelde mij over een openstaande factuur. Ik heb hem toen gezegd dat hij niet bij mij moest zijn maar bij de eigenaar.
29. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 maart 2017, opgenomen op pagina 383 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Mijn mobiele nummer is [telefoonnummer] .
30. De door verdachte ter zitting van 6 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben inderdaad gebeld door [benadeelde partij 5] .
Zaak 4: [benadeelde partij 6]
31. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 21 april 2017, opgenomen op pagina 177 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 10] :
Op 13 februari 2017 werd mijn vrouw gebeld door een persoon welke zich voorstelde als de heer [naam 4] . Deze [naam 4] vertelde mijn vrouw dat hij een betrouwbare partner zocht voor het leveren van hout. [naam 4] heeft in dit telefoongesprek aangegeven meerdere keren hout te willen bestellen. Er is tussen mijn vrouw en [naam 4] een afspraak gemaakt voor het leveren van steigerhout. Dit hout zou een week later geleverd worden op het adres [straatnaam] te Drachten. Op 20 februari 2017 heb ik het bestelde hout geleverd op het hierboven genoemde adres. Bij aankomst liepen er meerdere personen rond. Ik zag dat er twee mannen in de loods zaten. Buiten stonden nog drie personen die hout aan het laden waren. De factuur is op 20 februari opgemaakt en verzonden naar het genoemde adres aan de [straatnaam] . Twee weken later, omstreeks de zesde van maart, heeft mijn vrouw contact opgenomen met het telefoonnummer wat bij ons bekend was. Dit is nummer [telefoonnummer] . Dit nummer moest zijn van de man die zich voordeed als de heer [naam 4] . Deze heer [naam 4] beantwoordde de telefoon en gaf aan dat de boekhouder alleen op maandag werkte en dat hij net weg was. De openstaande factuur zou een week later dus worden voldaan. Een week later, omstreeks 13 maart heeft mijn vrouw weer gebeld. Ook ditmaal werd de telefoon beantwoord door [naam 4] . [naam 4] heeft toen aangegeven dat de boekhouder het waarschijnlijk vergeten was. Er werd beloofd dat het geld zou worden overgemaakt aan het einde van de maand. Mijn vrouw heeft het einde van de maand maart afgewacht en begin april heeft zij wederom geprobeerd het telefoonnummer te bellen. Vanaf dit moment is het telefoonnummer niet meer te bereiken.
Zaak 5: [benadeelde partij 7]
32. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 4 mei 2017, opgenomen op pagina 182 en verder (inclusief de bijlagen op pagina 185 en verder) van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 11] :
Op 2 februari 2017 ontving ik een email van ene [naam 4] . Zijn email adres is [emailadres] . In deze email vraagt [naam 4] een offerte aan voor te leveren goederen, te weten 480 m2 dakpanelen en 66 staalplaten zetwerk. Wij zijn op zijn verzoek ingegaan en hebben hem de volgende dag de offerte gemaild. De uiteindelijke leverdatum was 3 maart 2017. [naam bedrijf 1] heeft de offerte bevestigd. De goederen zijn geleverd in Drachten aan [straatnaam] . De afspraak was dat er voor de levering betaald zou worden. Toen de materialen geleverd waren, was de betaling nog niet ontvangen. Wij hebben buiten de dakplaten, ook nog 3000 schroeven aan [naam bedrijf 1] laten leveren. Toen betaling uitbleef hebben wij met [naam bedrijf 1] gebeld maar konden op geen enkel telefoonnummer meer contact krijgen. Wij hebben een herinnering gestuurd maar ook toen bleef betaling uit. Ik heb een telefoonnummer van [naam 4] , dat is [telefoonnummer] . Ik heb ook een telefoonnummer van [naam 7] , dat is [telefoonnummer] . Vreemd is dat de nummers in de correspondentie soms beide bij [naam 4] staan. Op 14 maart 2017 hebben wij de factuur voor de levering naar [naam bedrijf 1] gestuurd. Op de factuur staat dat er voor 13 april 2017 moet worden betaald. Wij hebben tot dusver geen betaling ontvangen van [naam bedrijf 1] . Er is geen contact meer mogelijk.
Zaak 6: [benadeelde partij 8]
33. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 19 mei 2017, opgenomen op pagina 194 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 12] :
Op 29 maart 2017 kwam een man van [naam bedrijf 1] langs bij [benadeelde partij 8] . De man vertelde dat hij [naam 4] heette en bij [naam bedrijf 1] werkte. Hij vroeg aan mij of hij een hogedrukreiniger kon huren voor werkzaamheden. De man kreeg een hogedrukreiniger van mij mee. De man reed in een rode Volkswagen Caddy. De retourdatum van de hogedrukreiniger was 30 maart 2017. Na 30 maart 2017 heb ik meerdere malen telefonisch contact gehad met [naam 4] van [naam bedrijf 1] en een zekere [naam 3] welke aan de telefoon vertelde dat hij bij [naam bedrijf 1] werkte. Aan de telefoon gaven [naam 4] en Edwin aan dat ze de volgende zaken wilden huren bij [benadeelde partij 8] : kettingzaag, betonzaagmachine, toebehoren, mobiele hogedrukreiniger, generator. Op 13 april 2017 kwam een man bij [benadeelde partij 8] die zich voorstelde als [naam 9] . De man vertelde mij dat hij de chauffeur was van [naam bedrijf 1] en dat hij de goederen kwam halen die gehuurd zouden worden. Ik heb [naam 9] de kettingzaag, de betonzaagmachine plus toebehoren meegegeven. Op de haalbon staat als retourdatum 15 april 2017. Diezelfde middag heb ik telefonisch contact opgenomen met [naam bedrijf 1] . Ik kreeg [naam 3] aan de telefoon. Ik heb toen aangegeven dat er een paar facturen voldaan moesten worden omdat er nog geen enkele factuur voldaan was. Ik hoorde dat [naam 3] zei dat dit de volgende dag zou gebeuren. Toen er de volgende dag niemand kwam van [naam bedrijf 1] wist ik gelijk dat het foute boel was. De volgende goederen zijn door [naam bedrijf 1] gehuurd en niet retour gekomen: hogedrukreiniger, kettingzaag, betonzaagmachine en toebehoren (5 liter mengsmering) en een mobiele hogedrukreiniger.
34. De door verdachte ter zitting van 6 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben de persoon die te zien is op pagina 215, 216 en 217 van het dossier (de rechtbank begrijpt: het onder 7 genoemde dossier).
35. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 3 juli 2017, opgenomen op pagina 299 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
Ik heb op 29 maart 2017 een mobiele hogedrukreiniger opgehaald bij [benadeelde partij 8] . De hogedrukreiniger heb ik daarna naar de loods van [naam bedrijf 1] gebracht.
Zaak 9: [benadeelde partij 9]
36. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 22 mei 2017, opgenomen op pagina 233 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 13] :
Voor 20 april 2017 was een reservering gedaan voor 10 meter rolsteiger door [naam 3] van [naam bedrijf 1] . Op afspraak kwam een persoon om een steiger te halen. Deze persoon kwam de 10 meter steiger afhalen. Hij heeft deze meegekregen in een aanhangwagen. De man kwam in een rode Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] . De steiger zou voor een week gehuurd worden en op 27 april teruggebracht worden. Omdat de steiger niet teruggebracht was heb ik op 28 april 2017 telefonisch contact gezocht met de huurder. Ik hoorde toen dat het nummer was afgesloten.
37. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juli 2017, opgenomen op pagina 402 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
De rolsteiger op aanhangwagen heb ik bij [benadeelde partij 9] te Bedum opgehaald. Ik heb die aanhanger met steiger in de loods van [naam bedrijf 1] gezet.
Zaak 12: [benadeelde partij 10]
38. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 21 april 2017, opgenomen op pagina 269 en verder (inclusief bijlagen op pagina 272 en verder) van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 14] :
Begin februari 2017 kregen wij, [benadeelde partij 10] , een mailaanvraag van [naam 4] van [naam bedrijf 1] . In deze mail stond de volgende tekst: ‘Wij zoeken voor een project van ons betonplaten. Wij hebben uw bedrijf via internet gevonden. Graag willen wij met u zaken doen omdat we op zoek zijn naar een gerenommeerde partner die ons kan voorzien van diverse materialen. Wij hopen in u een betrouwbare partner te vinden omdat wij gaan voor kwaliteit.’ De verkoper had telefonisch contact met [naam 4] en via de email. Overeengekomen werd de prijs en hieruit volgde de opdrachtbevestiging om te mogen leveren. Afgesproken werd dat 14 dagen na factuurdatum zou worden betaald. De 60 betonplaten zijn afgeleverd in Garsthuizen. Na 20 februari 2017 kwam een volgende opdracht van [naam 4] dat hij weer een project had en opnieuw wilde bestellen. Vervolgens werd op 24 februari 2017 deze weer bevestigd om nu 80 betonplaten te leveren. Deze betonplaten moesten afgeleverd worden in zowel Garsthuizen, Emmen en Drachten. Vervolgens heeft onze verkoper contact gehad met [naam 4] over de betaling van de eerste levering. Volgens [naam 4] zou het zo snel mogelijk worden betaald, maar hij wilde eerst nog een levering doen van 100 betonplaten. Onze verkoper heeft een mail ontvangen op 13 maart 2017 waarin werd aangeven dat de betaling tussen 28 maart en 2 april zou worden voldaan zodat ook de laatste factuur van 100 betonplaten werd betaald. Op 14 maart 2016 (de rechtbank begrijpt: 14 maart 2017) werd door de verkoper een factuur gemaakt voor de aflevering van 100 betonplaten. Deze moesten worden afgeleverd in Leeuwarden. Op 30 maart 2017 kwam de boekhouder met het verhaal dat de betalingen nog niet binnen waren. Vervolgens heeft men contact gezocht met [naam 4] maar deze man was telefonisch niet te bereiken. Vervolgens heb ik een en ander uitgezocht en kwam ik op de website van [naam bedrijf 1] . Via hun contactformulier heb ik een verzoek ingediend. Ik heb gevraagd mij op mijn mobiele nummer te bellen. Vervolgens werd ik gebeld door [naam 5] op 31 maart 2017 met mobielnummer [telefoonnummer] . [naam 5] deelde mij mede dat hij hoofd verkoper was van het bedrijf [naam bedrijf 1] . Op mijn vraag of ik in gesprek kon komen met [naam 4] werd mij medegedeeld dat [naam 4] niet meer bij het bedrijf werkzaam was. Op 3 april 2017 heb ik herhaalde malen met [naam 5] contact gehad over de betaling en uiteindelijk werd beloofd dat hij op 14 april 2017 het totale bedrag zou overmaken op mijn rekening. Ik heb diverse malen gebeld met het mobiele nummer van [naam 5] maar kreeg steeds te horen dat het geld zou worden overgemaakt. Ik heb op 18 april 2017 een sms gestuurd met het verzoek mij te bellen omdat het geld nog steeds niet op mijn rekening stond.
39. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 mei 2017, opgenomen op pagina 281 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 15] :
Ik ben een poosje geleden benaderd door uw collega [verbalisant 6] . Het zou gaan over de stelconplaten welke ik onlangs heb aangeschaft. Uw collega heeft mij verteld dat degene van wie ik ze gekocht heb, ze niet betaald heeft aan zijn leverancier (de rechtbank begrijpt de namens [naam bedrijf 1] bestelde stelconplaten bij [benadeelde partij 10] ). Ik kwam begin februari 2017 te Drachten aan de praat met een man welke zich [naam 4] noemde. [naam 4] gaf toen aan dat hij ook wel handel deed en dat hij ook wel spullen voor de bouw kon leveren. Ongeveer drie weken daarna belde [naam 4] . Hij vertelde dat hij stelconplaten kon leveren. De stelconplaten werden geleverd. Pas toen ik de factuur kreeg zag ik de naam [naam bedrijf 1] . U vraagt mij hoe ik [naam 4] kan omschrijven. [naam 4] is niet al te groot, ik denk 1.70 m, stevig/vadsig postuur, blond haar wat aan de zijkant opgeschoren was, stekeltjes, sprak Nederlands. De man op de foto geregistreerd onder PL0200:16:00635 (de rechtbank begrijpt: de foto van verdachte [verdachte] op pagina 303 van het onder 7 genoemde dossier) lijkt wel verdacht veel op [naam 4] welke mij de stelconplaten heeft verkocht.
Zaak 13: [benadeelde partij 11]
40. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 10 april 2017, opgenomen op pagina 304 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 16] :
Omstreeks eind februari 2017 kreeg ik een mail afkomstig van emailadres:
[emailadres] . Deze email werd ondertekend met de naam [naam 4] .
In deze email werd gevraagd of ik ook grote partijen schroeven kon leveren. Onderling hebben we veel email contact gehad, en later ook nog telefonisch. Het telefoonnummer waar ik elke keer contact mee had was [telefoonnummer] . Als deze telefoon werd opgenomen had ik ook elke keer contact met [naam 4] . We kwamen overeen dat ik hem een pallet vol schroeven zou leveren. De afspraak die we samen hebben gemaakt is dat ik eerst de pallet schroeven zou verzenden en later de factuur per e-mail toezenden. Op 9 maart 2017 heb ik een pallet vol met schroeven verzonden. De pallet met schroeven zijn op 13 maart 2017 afgeleverd bij [naam bedrijf 1] op het adres: [straatnaam] te Drachten. Ik heb daarna de factuur via de email verzonden. Ik had een afspraak gemaakt dat de factuur binnen twee weken betaald zou worden. Na twee weken had ik echter nog geen betaling ontvangen. Na drie weken ben ik gaan bellen, maar kreeg direct geen telefonisch contact meer met [naam 4] van [naam bedrijf 1] . Als ik het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] bel wordt er niet meer opgenomen. Ik heb van het bedrijf [naam bedrijf 1] en van de contactpersoon [naam 4] niks meer vernomen. De betaling is nog steeds uitgebleven.
Zaak 14: [benadeelde partij 12]
41. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 21 maart 2017, opgenomen op pagina 311 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 17] :
Op 8 februari 2017 ontving ik een mail afkomstig van [naam 4] van de
firma [naam bedrijf 1] gevestigd aan [straatnaam] te Drachten, telefoonnummer
[telefoonnummer] . De heer [naam 4] deelde in deze mail mede dat hij op zoek was naar een leverancier die hem steigerplanken kon leveren. In de mail werd tevens aangegeven dat de bestelling niet voor eenmalig was. [naam 4] gaf aan dat hij meerdere bedrijven ging aanschrijven voor een offerte en dat hij niet op zoek was naar de goedkoopste. Hij was op zoek naar een betrouwbare partner en dit viel hem niet mee in deze tijd. Op 13 februari heeft [naam 4] een bestelling geplaatst met het verzoek om deze materialen bij zijn bedrijf af te leveren. [naam 4] vroeg wat de mogelijkheden waren met betrekking tot de betaling van de factuur. Ik heb vervolgens telefonisch contact met [naam 4] opgenomen. Wij hebben afgesproken dat de betaling omtrent 28 februari zou plaatsvinden. Ik ben uiteindelijk tot levering overgaan van de gevraagde materialen, te weten: drie pakken planken. Op 14 februari zijn de gevraagde/bestelde materialen in Drachten op het adres [straatnaam] door ons afgeleverd. Op 27 februari heb ik [naam 4] gemaild. Hierin heb ik hem herinnerd dat de betaling van de geleverde materialen de volgende dag volgens afspraak zou/moest gaan plaatsvinden. Op 3 maart ontving ik een mail van [naam 4] . Hij bood zijn excuses aan omdat er tot op heden nog steeds geen betaling had plaatsgevonden. Er was iets mis gegaan en de boekhouder had nog iets laten liggen van betalingen. De betaling van de factuur zou aan het einde van de maand (maart) plaatsvinden. Op 6 maart ontving ik van collega [naam 11] een mail die hij van een ander houthandel bedrijf had ontvangen. In deze mail stond vermeld dat in januari 2017 dit houthandel bedrijf al was gewaarschuwd door de Krediet Bewaking Bouw. In deze waarschuwing stond vermeld dat [naam 4] naar meerdere bedrijven een vergelijkende mail had gestuurd met betrekking tot bestellingen, betrouwbare partner, en bestellingen in de toekomst.
Zaak 15: [benadeelde partij 13]
42. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 17 mei 2017, opgenomen op pagina 330 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 18] :
Op 4 april 2017 werd ik gebeld door een manspersoon welke zich voorstelde als [naam 8] . Ik hoorde dat hij interesse had in het leasen van een AED. Ik heb hem via de mail hiervoor een voorstel gedaan, welke ik gemaild heb naar [emailadres] . Hierop kreeg ik een reactie dat dit akkoord was. Vervolgens heb ik een per mail een contract gestuurd. Dit betrof een leasecontract voor vier jaar met telkens een termijnbetaling van 32,00 per maand. Op 10 april 2017 heb ik het contract getekend retour ontvangen. Ik heb zijn geleasede AED alvast naar hem toe verzonden. Helaas bleef de betaling uit. Op 11 mei 2017 zag ik dat de deelbetaling nog steeds niet was ontvangen. Verder kan ik u verklaren dat op 18 april 2017 om 12.49 uur een persoon de AED heeft opgehaald bij een DHL punt te Drachten. De onbekende man welke de AED ophaalde heeft zich moeten legitimeren bij het afhaalpunt. De man heet [verdachte] . Op 11 mei 2017 heb ik [naam bedrijf 1] zag ik dat het bedrijf op 25 april 2017 failliet is verklaard. Bij dit bericht stond een curator vermeld hiermee heb ik contact gelegd. Ik vernam van de curator dat het hier vermoedelijk een zeer omvangrijk fraudezaak betreft. Het blijkt dat [naam bedrijf 1] een zogenoemde ‘lege bv’ is waar van allerlei fraude praktijken plaatsvinden.
43. De door verdachte ter zitting van 6 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de AED opgehaald en naar [naam bedrijf 1] gebracht.
Zaak 16: [benadeelde partij 14]
44. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 16 mei 2017, opgenomen op pagina 339 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 19] :
Op 3 februari 2017 ontving ik een email van het mailadres [emailadres] . Ik las in de email dat gevraagd werd naar de levering van dakpanelen. Er werd geïnformeerd naar 150 dakplaten. Ik zag dat de mail ondertekend was met [naam 4] , namens [naam bedrijf 1] . Ik zag tevens de vermelding van de website van het bedrijf www. [naam bedrijf 1] en het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik heb het bedrijf opgezocht op internet en dit bleek een bestaand bedrijf. Ik heb navraag gedaan bij de Kamer van Koophandel en daar bleek het bedrijf ingeschreven te staan onder dit nummer en krediet te hebben. Ik had hiermee voldoende vertrouwen om zaken te doen met deze man. Ik heb een e-mail gestuurd dat ik de gevraagde bestelling kan leveren en heb deze op 20 februari 2017 laten afleveren. De afgetekende bon is ondertekend met de naam [naam 4] . Kort hierna werd ik gebeld door [naam 4] . Hij vroeg om 17 nieuwe dakpanelen te leveren. Dat heb ik op 3 maart 2017 gedaan. De afspraak was dat de leveringen binnen 14 dagen betaald moesten zijn, maar er is nooit betaald voor de levering. Ik heb meerdere keren telefonisch en via email contact gezocht met [naam 4] . De telefoon werd niet opgenomen en de email werd niet beantwoord.
Zaak 17: [benadeelde partij 15]
45. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 2 augustus 2017, opgenomen op pagina 348 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 20] :
Op 2 februari 2017 kregen wij een mail van [naam 4] van het bedrijf [naam bedrijf 1] . Hierin vraagt [naam 4] om een offerte voor een renovatieklus. [naam 4] ging akkoord met de offerte. Het e-mailadres van [naam 4] is [emailadres] . Op een gegeven moment heb ik nog telefonisch contact gehad met [naam 4] over de offerte. In totaal zijn 68 dakplaten geleverd. De factuur is per post naar het adres [straatnaam] , te Drachten gestuurd. Nadat er niet betaald werd heb ik er op een gegeven moment achteraan gebeld. Ik kreeg [naam 4] niet meer te pakken. We hebben nooit wat betaald gekregen voor de dakplaten.
Zaak: [benadeelde partij 18]
46. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 14 april 2017, opgenomen op pagina 115 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 21] :
Ik heb op 11 april 2017 een mini-shovel verhuurd. Enige dagen voor 11 april werd ik gebeld door een meneer die zei dat hij van [naam bedrijf 1] in Drachten was. Hij zou de shovel één week van ons huren, ingaande dinsdag 11 april 2017, 09.00 uur. Mijn chauffeur, de heer [getuige 22] , heeft in mijn opdracht de shovel op genoemde dag en tijd afgeleverd op [straatnaam] te Drachten. Op 14 april 2017 werd ik telefonisch benaderd. Ik kreeg een meneer aan de telefoon die mij vertelde dat hij via WhatsApp een shovel te koop aangeboden heeft gekregen. Hij had foto's gezien van de aangeboden shovel en zag dat het ging om een shovel van ons. Hij had namelijk de stickers van [benadeelde partij 18] gezien. Hij heeft mij die foto geappt. Ik zag dat het ging om onze shovel, die wij hadden verhuurd aan [naam bedrijf 1] . Die shovel werd de man aangeboden voor 4000 euro. In die app aan die meneer, zeg maar de potentiële koper, stond dat de shovel te bezichtigen was op [straatnaam] te Rottevalle. Ik ben naar [straatnaam] gegaan en zag dat onze shovel daar stond.
47. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 april 2017, opgenomen op pagina 121 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 22] :
Op 11 april 2017 heb ik een shovel moeten afleveren in Drachten. Deze shovel werd verhuurd aan [naam bedrijf 1] te Drachten. De shovel werd in ontvangst genomen door een man. Die zat in een rode Volkswagen Caddy. Deze auto stond naast de loods [straatnaam] geparkeerd. De man stapte uit en nam de shovel in ontvangst. De man was een blanke man. Hij was vrij fors, dik. Hij was ongeveer 30 jaar. Hij was ongeveer 1.80 meter groot. Hij had kort blond stekeltjes haar. Hij sprak Nederlands.
48. De door verdachte ter zitting van 6 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de shovel van [benadeelde partij 18] opgehaald bij [straatnaam] te Drachten. Ik stond daar te wachten met mijn Volkswagen Caddy. Vervolgens heb ik de shovel naar [straatnaam] te Rottevalle vervoerd. Ik wist dat de shovel gehuurd was. Ik heb de shovel niettemin proberen te verkopen voor € 4.000,00.
feit 6 primair, feit 6 subsidiair
49. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 23 maart 2017, opgenomen op pagina 364 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 2 maart 2017 zag ik op Facebook een advertentie waarin potten shag werd aangeboden. De advertentie was geplaatst door [naam 4] . Ik heb via de chat van Facebook aan [naam 4] gevraagd of ik zijn telefoonnummer kon krijgen omdat ik interesse had in zijn potten shag. [naam 4] gaf mij zijn telefoonnummer: [telefoonnummer] . Hij had een andere goede aanbieding. Ik kon voor 170 euro twintig potten shag van hem kopen inclusief verzendkosten. Ik wilde de shag kopen en heb aan [naam 4] zijn bankrekening gevraagd zodat ik het geld kon overmaken. Ik heb op 2 maart 2017, vanaf mijn bankrekening een bedrag van 170 euro overgemaakt naar bankrekening [rekeningnummer] ten name van [naam 4] . [naam 4] had mij beloofd om de shag op vrijdag 3 maart 2017 naar mijn huisadres te verzenden. Op 7 maart 2017 had ik de bestelling nog niet ontvangen. Ik heb [naam 4] gevraagd waar de shag bleef. Vanaf 7 maart 2017 ben ik door [naam 4] aan het lijntje gehouden. Tot op heden heb ik de shag nog niet ontvangen.
50. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2017, opgenomen op pagina 392 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb een rekeningnummer bij de ABN. Dit rekeningnummer is [rekeningnummer] (de rechtbank begrijpt: [rekeningnummer] ).
51. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juli 2017, opgenomen op pagina 402 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
De gsm van het merk Alcatel met telefoonnummer [telefoonnummer] had ik weleens in mijn bezit.
52. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 juli 2017, opgenomen op pagina 409 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] adverteerde ook wel op Facebook met de naam [naam 4] . Hij bood onder die naam ook wel tabak aan.
53. De door verdachte ter zitting van 6 augustus 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het zou kunnen dat ik de shag te koop heb aangeboden via Facebook. Het geld is op mijn rekening gestort.
Zaak: [benadeelde partij 17]
54. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 27 juni 2017, opgenomen op pagina 369 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 23] :
Op 21 juni 2017 is op de camerabeelden te zien dat [verdachte] onze winkel genaamd [benadeelde partij 17] op de [straatnaam] te Drachten binnenkomt lopen. Ik zag [verdachte] naar de hoek van de droge worsten lopen. Ik zag op de beelden dat [verdachte] een worst van deze stelling pakte en in zijn tas deed. Deze worst had hij niet afgerekend. Hij had ook geen toestemming om de worst mee te nemen. Vervolgens zag ik op de camerabeelden [verdachte] onze winkel om 16.35 uur verlaten. Hij heeft de worst niet betaald.
55. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2017, opgenomen op pagina 373 van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant 9] :
Op de camerabeelden van [benadeelde partij 17] gelegen aan de [straatnaam] te Drachten is te zien dat op 21 juni 2017 omstreeks 16:34:50 uur een man in beeld verschijnt met een Zuivelhoeve-tas. Ik zag op de beelden dat de man naar de stelling met worsten liep. Ik zag op de beelden dat de man iets uit de stelling greep. Omstreeks 16:34:59 uur, zag ik dat de man uit beeld verdween en niet meer terug kwam in beeld. Collega [verbalisant 10] heeft ambtshalve de man herkend als zijnde [verdachte] .
56. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal relaas d.d. 15 september 2017, opgenomen op pagina 13 en verder van het onder 7 genoemde dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant 6] :
Op de door aangever [getuige 23] verstrekte beelden van 21 juni 2017 is te zien dat verdachte [verdachte] bij het verlaten van de winkel bij het schap met worsten stilstaat en een handeling doet naar de plank met worsten en naar zijn tas. Bij het weglopen is te zien dat er één worst van de plank mist.
57. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juli 2017, opgenomen op pagina 402 en verder van het onder 7f genoemde dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik ben op 21 juni 2017 in [benadeelde partij 17] geweest.