ECLI:NL:GHAMS:2019:2283

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
23-000945-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep met betrekking tot ontvankelijkheid benadeelde partij in een strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft verduistering en de ontvankelijkheid van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend, maar er ontbrak een uittreksel van het Kamer van Koophandel of een machtiging waaruit bleek dat de indiener, [A], bevoegd was om deze vordering in te dienen. De aangifte vermeldt dat [A] directeur is van [bedrijf] en gerechtigd is tot het doen van aangifte. Het verweer stelde enkel dat [A] niet vertegenwoordigingsbevoegd was, zonder concrete bezwaren te formuleren. Het hof concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat [A] niet bevoegd was en gaat ervan uit dat [A] ook bevoegd was om de vordering in te dienen. Hierdoor is de benadeelde partij ontvankelijk in de vordering.

Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter, inclusief de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 22 mei 2019, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde feiten zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen. Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en bevestigt dit, met inachtneming van de besproken vraag over de ontvankelijkheid van de benadeelde partij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000945-18
datum uitspraak: 5 juni 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15‑082916-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en de gronden waarop het berust en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof een door de verdediging in hoger beroep opgeworpen vraag zal bespreken.

Ontvankelijkheid van de benadeelde partij

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman de vraag opgeworpen of de benadeelde partij ontvankelijk is in de vordering, nu deze door [naam 1] is ingediend namens [naam 2] aanhangwagens, zonder dat zich in het dossier een uittreksel van het Kamer van Koophandel of een machtiging bevindt waaruit blijkt dat [naam 1] daartoe bevoegd was.
De aangifte houdt in dat [naam 1] directeur is van [naam 2] aanhangwagens en uit dien hoofde gerechtigd is tot het doen van aangifte. Het verweer houdt slechts de algemene stelling in dat [naam 1] niet vertegenwoordigingsbevoegd was. Enig concreet bezwaar tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam 1] ontbreekt. Nu er geen aanwijzingen zijn van het tegendeel, gaat het hof er van uit dat [naam 1] behalve tot het doen van de aangifte eveneens bevoegd was tot het indienen van een vordering namens [naam 2] aanhangwagens. De benadeelde partij is ontvankelijk in de vordering. Het hof zal het vonnis van de politierechter dan ook bevestigen, ook voor wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. R.P. den Otter en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juni 2019.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[.....]