In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1985, had via msn en e-mail contact gekregen met het slachtoffer, dat op dat moment 15 jaar oud was. De verdachte heeft het slachtoffer thuis bezocht, waar hij seksuele handelingen heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verbod op seks met iemand onder de 16 jaar bedoeld is ter bescherming van minderjarigen, die de gevolgen van dergelijke handelingen niet of onvoldoende kunnen overzien.
Tijdens de rechtszitting op 22 januari 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij het slachtoffer oraal heeft bevredigd en haar vagina heeft aangeraakt. De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde, maar dat er wel voldoende bewijs was voor het brengen van de vingers en de tong in de vagina van het slachtoffer, evenals het betasten van de borsten.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 2.500,00 toegewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor een hogere straf afgewezen, omdat de verdachte niet eerder was veroordeeld en er een laag risico op herhaling werd geconstateerd.