Parketnummer : 05/701615-11
Data zittingen : 3 juli 2012, 9 oktober 2012 en 22 januari 2013
Datum uitspraak : 5 februari 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. T. den Haan, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 8 september
2006 tot 25 juni 2009 te Arnhem en/of Zaandam en/of Amsterdam en/of Rotterdam
en/of Tilburg en/of Schiedam en/of elders in Nederland,
met [slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum]
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het brengen van zijn penis in haar vagina en/of mond en/of
- het likken van haar vagina en/of
- het tongzoenen met/van die [slachtoffer],
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien
jaar had bereikt;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 22 januari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. Z. Nahar, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. A. Waterman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer] (hierna: aangeefster) is geboren op 25 juni 1993 en aldus ruim 9 jaar jonger dan verdachte. Sinds 8 september 2006 had verdachte een relatie met aangeefster. Op 11 juni 2011 zijn ze voor de laatste keer bij elkaar geweest en daarna is de relatie beëindigd. Ze zijn niet gehuwd (geweest). Verdachte en aangeefster hebben seks met elkaar gehad en met elkaar getongzoend. Ze hebben onder meer seks gehad in Zaandam , Arnhem, Amsterdam, Schiedam, Tilburg .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn penis in de mond van aangeefster heeft gebracht, nu aangeefster daar niet over heeft verklaard.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is primair aangevoerd dat de door verdachte ten overstaan van de politie afgelegde verklaring van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat hij voorafgaand aan dat verhoor niet op zijn consultatierecht is gewezen en er aldus sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. De enkele verklaring van aangeefster dat de seksuele handelingen plaats hebben gevonden toen ze ongeveer een jaar een relatie hadden, is onvoldoende voor wettig en overtuigend bewijs dat verdachte en aangeefster seksuele handelingen hebben uitgevoerd toen aangeefster de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaar had bereikt. Subsidiair is door de raadsman aangevoerd dat de handelingen die hebben plaatsgevonden niet ontuchtig waren, onder meer omdat de handelingen hebben plaatsgevonden binnen een langdurige relatie, dat er slechts een gering leeftijdsverschil was – gelet op de omstandigheid dat verdachte geestelijk gezien jonger is volgens de reclassering – en het initiatief van beiden kwam.
Beoordeling door de rechtbank
Salduz
Indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in art. 359a Sv, dat, na een daartoe strekkend verweer, in de regel - behoudens in het geval dat de verdachte uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in ieder geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken - dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen (vgl. HR 30 juni 2009, LJN BH3079, NJ 2009/349).
De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt (blz. 3) dat verdachte niet is aangehouden. Hij is, na te zijn ontboden, verschenen op het politiebureau, is toen verhoord en vervolgens weer heengezonden. Uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens vloeit niet voort dat de hiervoor ten aanzien van een aangehouden verdachte geformuleerde regel zonder meer ook geldt als het gaat om een niet-aangehouden verdachte (HR 9 november 2010, NJ 2010, 615, LJN BN7727; HR 7 februari 2012, LJN: BU6908). Bijkomende omstandigheden waarom dat anders zou zijn, zijn niet aangevoerd of anderszins gebleken. Het verweer van de verdediging tot uitsluiting van de verklaring van verdachte voor het bewijs, wordt daarom verworpen.
De bewijsvoering
Aangeefster heeft verklaard dat 8 september 2006 de officiële begindatum van hun relatie was en dat ze voor het eerst seks met verdachte had toen ze een jaar een relatie hadden. Dat zou dus vanaf september 2007 zijn.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij vanaf 8 september 2006 een relatie had met aangeefster en dat ze na die datum ook met elkaar hebben gezoend. Na ongeveer een jaar hebben ze seksuele contacten gehad. Dat stemt overeen met hetgeen aangeefster heeft verklaard. In september 2007 was aangeefster 14 jaar oud. In de nacht voor 11 juni 2011 hebben ze voor het laatst seksueel contact gehad met elkaar.
Verdachte heeft verklaard dat bij de eerste keer aangeefster bovenop hem is gaan zitten en dat hij toen met zijn penis haar vagina is binnen gegaan. Daarna hebben ze veelvuldig seks gehad, in het begin met condoom, later niet meer. Ze hebben ook orale seks gehad. Aangeefster heeft wel eens de morning-after pil gebruikt.
Ontuchtig
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verweer van de verdediging, dat geen sprake is van ontuchtige handelingen, het volgende. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever handelingen van seksuele aard strafbaar heeft willen stellen, voor zover die in strijd zijn met de sociaal ethische norm. Bij arrest van 24 juni 1997, NJ 1997, 676 heeft de Hoge Raad bepaald dat het ontuchtig karakter bij seksueel contact met een minderjarige onder omstandigheden kan ontbreken, bijvoorbeeld als het gaat om een vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. In dit kader overweegt de rechtbank dat weliswaar blijkt dat de seksuele contacten tussen verdachte en aangeefster met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden, maar dat er sprake was van een groot leeftijdsverschil, te weten ruim negen jaar.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die vanwege hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn hun eigen integriteit te bewaken en hun gedrag daarop af te stemmen. Deze personen moeten ook worden beschermd tegen de verleiding die mede van henzelf kan uitgaan. Als maatstaf heeft te gelden of de seksuele handeling, ook een handeling die vrijwillig plaatsvindt tussen personen die weinig in leeftijd verschillen, algemeen als sociaal ethisch is aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat de seksuele handeling tussen verdachte en aangeefster, met name gelet op het aanzienlijke leeftijdsverschil,in deze omstandigheden niet aan de algemeen aanvaarde sociaal ethische norm voldoet en daarom een ontuchtig karakter heeft. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht het onderdeel ‘het likken van de vagina’ als nadere concretisering van het seksueel binnendringen, niet wettig en overtuigend bewezen, nu niet is bewezen dat verdachte daarmee het lichaam van aangeefster seksueel is binnengedrongen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 8 september 2006 tot 25 juni 2009 te Arnhem en/of Zaandam en/of Amsterdam en/of Tilburg en/of Schiedam en/of elders in Nederland,
met [slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum] buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het brengen van zijn penis in haar vagina en/of mond en
- het tongzoenen met/van die [slachtoffer],
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien
jaar had bereikt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en voorts tot het verrichten van 150 uren werkstraf subsidiair 75 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Primair heeft de raadsman toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht bepleit, subsidiair oplegging van een voorwaardelijke werkstraf (zoals voorgesteld door de reclassering) en meer subsidiair een werkstraf, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 11 december 2012; en
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 27 september 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zedendelict. Hij heeft gedurende drie jaren een affectieve relatie gehad met aangeefster, die ruim negen jaar jonger was en in die periode jonger dan 16 jaar. Tijdens hun relatie zijn er seksuele handelingen verricht en is verdachte bij aangeefster seksueel binnengedrongen. Verdachte was ten tijde van het begin van de relatie 22 jaar oud.
Verdachte komt op de rechtbank oprecht over waar hij beweert dat hij werkelijk verliefd geworden was en dat het hem er niet om te doen was om haar op slinkse wijze te bewegen tot het hebben van seks. Er is ook geen dwang, laat staan geweld gebruikt. Noch is gebleken dat op enige andere wijze druk op aangeefster is uitgeoefend om haar te bewegen seks met verdachte te hebben. De handelwijze van verdachte is desalniettemin kwalijk. Het is bekend dat jongeren in een bepaalde leeftijdsfase onzeker zijn en zoeken naar een (seksuele) grens. Het heeft aangeefster in een moeilijk parket gebracht in haar verhouding met haar moeder omdat zij alles geheim moest houden. Iemand van 22 jaar dient zich daar bewust van te zijn.
Verdachte heeft een blanco strafblad en door de reclassering wordt het gevaar voor herhaling als laag ingeschat. De rechtbank heeft ook geen enkele aanwijzing dat het verdachte juist te doen was om seks te hebben met een jong meisje. Hij was verliefd op aangeefster en die was nu eenmaal jong.
Alles overziende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf recht doen aan de ernst van het delict. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist, niet op zijn plaats nu verdachte reeds voldoende doordrongen is van de ernst van het feit.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 750,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de vordering af te wijzen, nu de schade geen direct gevolg is van het tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat er de nodige twijfels zijn of de gestelde immateriële schade wel is veroorzaakt door de handelingen die hebben plaatsgevonden, dan wel door de gevolgen van het openbaar worden van de relatie. Een ander zou nader moeten worden onderzocht, waarvoor in de strafprocedure geen ruimte is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57 en 245 van het Wetboek van Straf¬recht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. C. van Linschoten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2013.