Op 24 september 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat het ontuchtig karakter van de aanrakingen niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 18 januari 2018, waarbij de verdachte in een bus naast het slachtoffer zat en haar bovenbeen aanraakte. De rechtbank oordeelde dat het enkele aanraken van het bovenbeen, zonder seksuele intentie, onvoldoende was om te kwalificeren als een ontuchtige handeling. De rechtbank nam daarbij ook de context en overige omstandigheden in overweging.
De officier van justitie had veroordeling gevorderd, onderbouwd met aangifte, camerabeelden en de verklaring van de verdachte. De verdediging ontkende de aantijgingen en stelde dat de aanrakingen per ongeluk waren en zonder seksuele intentie plaatsvonden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet gedwongen was om de handelingen te dulden en dat de gevoelens van het slachtoffer, hoewel begrijpelijk, niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.
Daarnaast was er een vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer, die niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het feit niet bewezen was. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partij haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter kon indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.