Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[naam] ,
- de heer [naam] , voornoemd;
- mevrouw [naam] , de ex-echtgenote van [verzoeker] ;
- mevrouw mr. A.R.J. Mulder, de advocaat van Rittersmsa.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 18 maart 2019 vond er een zitting plaats in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, waar een verzoek tot wraking werd behandeld. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, die mr. F. van der Meulen, rechter bij de rechtbank, wilde wraken. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was een procesbeslissing van mr. Van der Meulen om een geplande mondelinge behandeling niet aan te houden wegens ziekte van de verzoeker. De verzoeker had op 17 februari 2019 zijn gronden voor wraking ingediend, maar mr. Van der Meulen had op 20 februari 2019 laten weten niet in de wraking te berusten.
Tijdens de zitting werd het standpunt van de verzoeker mondeling toegelicht, evenals de visie van zijn advocaat, mr. A.R.J. Mulder. De wrakingskamer, bestaande uit mr. C.M. Telman (voorzitter), mr. M. Jansen en mr. W.S. Sikkema, oordeelde dat het wrakingsverzoek (nog net) tijdig was ingediend. De wrakingskamer stelde vast dat de beslissing van mr. Van der Meulen om de behandeling niet aan te houden, een procesbeslissing was en in principe geen grond voor wraking kon zijn. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond, en dat de beslissing van mr. Van der Meulen niet als onbegrijpelijk kon worden aangemerkt.
Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen. De procedure met zaaknummer C/17/159760/FA RK 18-260 werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door de wrakingskamer, met mr. M.A. Fokkens-Kelder als griffier.