ECLI:NL:RBNNE:2019:3912

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
C/17/167965 / KG ZA 19-198
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om nakoming van een vaststellingsovereenkomst en erfdienstbaarheid in kort geding

In deze zaak, die op 18 september 2019 door de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, vorderden de Stichting Wonen Noordwest Friesland en de Huurdersvereniging De Bewonersraad Friesland (WNWF c.s.) in kort geding dat de Stichting Interzorg Groep (Interzorg) zou worden veroordeeld tot het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een alternatieve verbindingsgang tussen de Fosta-appartementen en het woonzorgcentrum. De bewoners van de Fosta-appartementen hadden sinds de afsluiting van de bestaande verbindingsgang geen toegang meer tot het woonzorgcentrum, wat hen belemmerde in het gebruik van de faciliteiten daar. WNWF c.s. stelde dat door verjaring een recht van erfdienstbaarheid was ontstaan, maar de voorzieningenrechter verwierp dit beroep op grond van het ontbreken van goede trouw. De rechtbank oordeelde dat de VSO, die door beide partijen was ondertekend, niet de zelfstandige verplichtingen van Interzorg bevatte die WNWF c.s. vorderde. Wel werd vastgesteld dat Interzorg een ontwerp voor een alternatieve verbindingsgang moest overleggen, maar de primaire vorderingen werden niet integraal toegewezen. De voorzieningenrechter verklaarde De Bewonersraad niet-ontvankelijk in haar vordering voor zover deze niet op de VSO was gebaseerd. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/167965 / KG ZA 19-198
Vonnis in kort geding van 18 september 2019
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING WONEN NOORDWEST FRIESLAND,
gevestigd te Sint Annaparochie,
2. de vereniging
HUURDERSVERENIGING DE BEWONERSRAAD FRIESLAND,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseressen,
hierna te noemen WNWF respectievelijk De Bewonersraad en tezamen te noemen
WNWF c.s.,
advocaat mr. E.F. van der Goot, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
de stichting
STICHTING INTERZORG GROEP,
gevestigd te Ferwert,
gedaagde,
hierna te noemen Interzorg,
advocaat mr. S. Bosma, kantoorhoudende te Heerenveen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling op 12 augustus 2019 en de ten behoeve daarvan op voorhand overgelegde stukken;
  • de pleitnota van de zijde van Interzorg;
  • de aanhouding ten behoeve van een minnelijke regeling;
  • de voortzetting van de mondelinge behandeling op 4 september 2019 en de ten behoeve daarvan op voorhand overgelegde stukken;
  • de pleitnota (repliek) van de zijde van Interzorg
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
WNWF s een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet. Zij biedt sociale huisvesting in de gemeenten Waadhoeke en Noardeast-Fryslân.
2.2.
De Bewonersraad is een huurdersvereniging, die zich inzet voor goed betaalbare en beschikbare huurwoningen en de kwaliteit hiervan in vrijwel alle Friese gemeenten. De Bewonersraad heeft ten behoeve van haar leden een overlegovereenkomst gesloten met de meeste toegelaten instellingen in de provincie Fryslân waaronder WNWF.
2.3.
Interzorg is een koepelorganisatie en levert zorg en overige diensten.
2.4.
In Ferwert verhuurt WNWF een aantal aanleunwoningen (hierna: de Fosta-appartementen), naast het woonzorgcentrum Foswert (hierna: het woonzorgcentrum), dat toebehoort aan Interzorg. De Fosta-appartementen zijn in 1999 opgeleverd en in gebruik genomen. Toen is een overdekte verbindingsgang gebouwd tussen de Fosta-appartementen en het woonzorgcentrum, om het woonzorgcentrum toegankelijk te maken voor de bewoners van de Fosta-appartementen.
2.5.
Bij brief van 26 november 1999 heeft de rechtsvoorgangster van Interzorg aan WNWF - voor zover van belang - het volgende bericht:
"Naar aanleiding van de afbouw van de Fosta-woningen willen wij u verzoeken de toegankelijkheid van deze woningen naar ons woonzorgcentrum Foswert zodanig aan te passen, dat deze toegang voor iedereen te gebruiken is. (…)."
2.6.
De bewoners van de Fosta-appartementen hebben van de rechtsvoorgangster van Interzorg een sleutel van de verbindingsdeur van het woonzorgcentrum gekregen, waardoor ze via de verbindingsgang in het woonzorgcentrum konden komen. De bewoners maken sinds de oplevering in 1999 gebruik van deze verbindingsgang. Tussen partijen zijn afspraken gemaakt over het gebruik door de bewoners van de Fosta-appartementen van het woonzorgcentrum met de daarin gehuisveste (zorg)diensten, waaronder een grand café, een kapsalon, een supermarktje, een pedicure en een bibliotheek.
2.7.
Omstreeks 2015 heeft Interzorg het plan opgevat om een gezondheidscentrum te gaan realiseren in het woonzorgcentrum. Onderdeel van dat plan was het huisvesten van een huisartsenpost in het woonzorgcentrum. Vanwege de huisvesting van de huisartsenpost in het woonzorgcentrum wilde Interzorg de toegang tot het woonzorgcentrum via de verbindingsgang afsluiten, omdat deze verbindingsgang in het woonzorgcentrum uitkwam op de plek waar de huisartsenpost gevestigd zou worden. WNWF c.s. was het niet eens met deze afsluiting.
2.8.
Bij brief van 26 juli 2017 heeft De Bewonersraad - voor zover van belang - het volgende aan Interzorg bericht over een alternatief voor de bestaande verbindingsgang:
"(…) een alternatieve doorgang moet vanuit het belang van bewoners van de Fosta-woningen (…) tegemoet komen aan de eis van gelijkwaardigheid ten opzichte van de huidige doorgang. Het begrip ‘gelijkwaardigheid’ is op 12 juli jl. geoperationaliseerd door de bewoners. (…) Voor de volledigheid, het ging om deze randvoorwaarden:
• veiligheid (…)
• verlichting (…)
• eenvoud (…)
• temperatuurbeheersing (…)
Kijkend naar de voorliggende alternatieven - te weten: bovenlangs, voorlangs en achterlangs - lijkt de variant ‘achterlangs’ die, welke onder betrokken partijen, op het grootste draagvlak kan rekenen. (…) Aandacht verdient daarbij de eventuele inbreuk die de variant ‘achterlangs’ zou (kunnen) maken op de gerechtvaardigde belangen van de huisartsen cum annexis."
2.9.
De gemeente Ferwerderadiel (hierna: de gemeente) heeft ter zake van de interne verbouwing in verband met de huisvesting van de huisartsenpost een omgevingsvergunning verstrekt. WNWF heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en wilde de bestuurlijke voorzieningenrechter verzoeken aan WNWF een bouwstop op te leggen. De huurovereenkomst met huisartsenpost [huisartsenpost] was toen al gesloten door Interzorg en zou aanvangen zodra de bouwwerkzaamheden gereed waren. Ter zake van dit geschil hebben partijen op 3 oktober 2017 een overeenkomst gesloten die door hen in de overeenkomst is betiteld als een vaststellingsovereenkomst (hierna: de VSO).
2.10.
In de VSO staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:
"overwegende
dat de Interzorg Groep, zijn cliënten en bewoners een groot belang hebben bij vestiging van een huisartsenpost cum annexis in het gebouw van haar instelling (…) [het woonzorgcentrum; toevoeging voorzieningenrechter];
(…)
dat deze post cum annexis zodanig zal moeten worden gesitueerd, dat inbreuk wordt gemaakt op de bestaande interne verbindingsgang die de zogeheten Fosta-appartementen (onlosmakelijk en bouwkundig) koppelt aan genoemde instelling;
dat het recht op een ongestoorde doorgang van bewoners van deze appartementen naar en van genoemde instelling door partijen wordt erkend, vloeiende dit genoegzaam voort uit de eind jaren ‘90 van de vorige eeuw tussen bovengenoemde corporatie en instelling gewisselde correspondentie;
dat partijen op basis van gerechtvaardigde eisen van deze bewoners, inhoudende uitgangspunten voor een ‘tenminste gelijkwaardig alternatief’ en verwoord in de brief van 26 juli 2017, een proces zijn ingegaan om bij het ontwikkelen van een alternatieve verbindingsgang aan deze eisen tegemoet te komen;
VOORTS OVERWEGENDE,
dat er een tweetal alternatieven beschikbaar zijn te weten: een alternatief aan de voorzijde van het gebouw van de Interzorg Groep (: scenario A) en een aan de achterzijde van ditzelfde gebouw (: scenario B);
dat de volgorde van weging van de beide alternatieven als volgt is geweest: scenario A prevaleert en bij onverhoopte vaststelling door een der partijen dat in dit scenario in onvoldoende mate tegemoet blijkt te kunnen worden gekomen aan de gerechtvaardigde eisen van de bewoners van de Fosta-appartementen zal scenario B volledig en serieus door partijen doorlopen worden;
(…)
VOORTS BEPALEND
dat partijen bij de definitieve uitvoeringsversie van een gelijkwaardig verbindingsgang rekening wensen te houden met voldoende isolatie en zonafscherming/bedekking aan de bovenzijde;
dat voor wat betreft verwarming van de verbindingsgang partijen rekening wensen te houden met alternatieve warmtebronnen, zoals bijvoorbeeld ‘infraroodverwarming’, met het oog op initiële en structurele kostenefficiency alsmede de overheidsambities inzake energieneutraliteit;
dat zo snel als verantwoord de Interzorg Groep een PR-charmeoffensief zal starten jegens
omwonenden teneinde het risico op bezwarenprocedures van belanghebbenden en/of
andere gevoelens van ongenoegen aldus te helpen voorkomen;
dat de Interzorg Groep zo snel als verantwoord een overzicht van de in te plannen en qua belasting voor genoemde bewoners en overige belanghebbenden relevante sequentiële activiteiten - in termen van in ieder geval voorbereidingen en uitvoering - zal laten opstellen. Dit overzicht zal onder meer ingezet worden bij de aanstaande voorlichtingsbijeenkomst met genoemde bewoners en gebruikt worden in het eerder genoemde PR-charmeoffensief. Dit overzicht zal door tussenkomst van de Interzorg Groep periodiek geactualiseerd en gecommuniceerd worden met in ieder geval eerdergenoemde belanghebbenden,
BESLUITEN,
zich te vinden in en te committeren aan het realiseren van een verbindingsgang aan de
voorzijde van het gebouw van de Interzorg groep aan de Foswerterstrjitte 71, 9172 P8 te
Ferwert. Als vertrekpunt zal gelden de plattegrondtekening van Ir. J. Eras, architect en
bouwadviseur van de Landelijke Vereniging van Huisartsen van 19 juni 2017 en gewijzigd
op 10 juli 2017, diens weergave van 23 september 2017 van het gesprek van 22 september
daaraan voorafgaand, alsmede deze vaststellingsovereenkomst;
daarbij ten volle recht te doen aan de eisen van gelijkwaardigheid, zoals verwoord door de
bewoners van de Fosta-appartementen in de brief van 26 juli 2017;"
2.11.
Na het sluiten van de VSO heeft Interzorg de verbindingsgang afgesloten en is de huisartsenpost in het woonzorgcentrum gevestigd. Bewoners van de Fosta-appartementen die gebruik willen maken van de faciliteiten van het woonzorgcentrum worden op verzoek door Interzorg gehaald en gebracht. Interzorg heeft voorts met de huisartsen van de huisartsenpost afgesproken dat bij code rood de bewoners van de Fosta-appartementen tijdens kantooruren naar het woonzorgcentrum mogen gaan door de bestaande verbindingsgang en de huisartsenpost.
2.12.
Op 8 november 2018 heeft Interzorg een (onvolledige) aanvraag ingediend bij de gemeente voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een verbindingsgang voorlangs. Na aanvulling van de aanvraag heeft de gemeente de welstandscommissie Hûs en Hiem om een advies gevraagd. Bij brief van 19 december 2018 heeft deze welstandscommissie aan de gemeente bericht dat het plan niet voldeed aan redelijke eisen van welstand. Hierop heeft de gemeente bij brief van 1 februari 2019 aan Interzorg bericht dat zij had besloten de beslistermijn te verlengen, om Interzorg de gelegenheid te bieden om het door haar ingediende plan zodanig aan te passen dat het alsnog aan de redelijke eisen van welstand voldeed. Interzorg heeft het plan niet aangepast en haar aanvraag is door de gemeente buiten behandeling gesteld.
2.13.
Op 2 mei 2019 heeft WNWF mede namens De Bewonersraad een addendum op de VSO aan Interzorg gestuurd. Dit addendum is niet door Interzorg ondertekend.

3.Het geschil

3.1.
WNWF c.s. vordert, na wijziging van eis ter zitting, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Interzorg zal veroordelen:
primair
I. om voor 1 november 2019, althans tegen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, een ontvankelijke aanvraag te hebben ingediend voor een omgevingsvergunning bij het bevoegd gezag, zoveel mogelijk in afstemming met dat bevoegd gezag, ten behoeve van een ten minste gelijkwaardige interne verbindingsgang als bedoeld in de VSO;
II. binnen drie maanden na het moment waarop de omgevingsvergunning onherroepelijk zal zijn de nieuwe interne verbindingsgang te hebben gerealiseerd en er zorg voor te dragen dat deze gang een ongestoorde doorgang biedt aan de bewoners van de Fosta-appartementen om te komen van en te gaan naar het woonzorgcentrum;
III. WNWF c.s. vanaf heden ten minste wekelijks een update te geven over de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe interne verbindingsgang, tot het moment waarop deze zal zijn opgeleverd en in gebruik zal zijn genomen. Onder update wordt tevens verstaan een bericht als bijvoorbeeld ‘geen nieuws’ en/of ‘geen nieuwe ontwikkelingen’;
IV. tot het geven van een machtiging als bedoeld in artikel 2:1 van de Algemene wet bestuursrecht aan WNWF c.s., opdat zij desgewenst bij het bevoegd gezag mogen informeren naar de stand van zaken met betrekking tot de aanvraag als bedoeld
onder I. van het petitum, het vooroverleg en de behandeling van deze aanvraag alsmede WNWF c.s. toe te staan dat zij desgewenst aanwezig is bij enig overleg met het bevoegd gezag, dan wel eigenstandig overleg te voeren met het bevoegd gezag (in welk geval WNWF c.s. gehouden is onmiddellijk na dit overleg verslag hiervan te doen aan Interzorg);
V. tot het bieden van een tijdelijke oplossing ten behoeve van de bewoners van
de Fosta-appartementen, totdat de nieuwe interne verbindingsgang een ongestoorde doorgang biedt aan de bewoners van de Fosta-appartementen om te komen van en te gaan naar het woonzorgcentrum, door alle huidige en toekomstige bewoners van de Fosta-appartementen te allen tijde op afroep binnen zestig minuten na een daartoe strekkend verzoek worden opgehaald en worden teruggebracht uit deze Fosta-appartementen naar het woonzorgcentrum, zo dikwijls als deze bewoners dit wensen en op een wijze die afhankelijk is van en passend is bij de actuele weersomstandigheden, in overeenstemming met de strekking van hetgeen in de VSO tussen partijen ter zake is bepaald;
VI. tot vergoeding van maximaal € 5.000,- exclusief btw aan WNWF c.s., indien de onder I. van het petitum bedoelde aanvraag wordt geweigerd, opdat WNWF c.s. juridisch advies kan inwinnen voor een juridische beoordeling van de juridische haalbaarheid van de rechtsmiddelen die kunnen worden aangewend;
VII. tot het aanwenden van enig rechtsmiddel, indien uit het juridisch advies als
bedoeld onder VI. van het petitum bedoeld blijkt dat dit ten minste een redelijke kans van slagen heeft, in te stellen door inschakeling van een advocaat die in het omgevingsrecht gespecialiseerd is, blijkend uit diens registratie van dat specialisme in het rechtsgebiedenregister van de Nederlandse Orde van
Advocaten;
VIII. tot het indienen van een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning als
bedoeld onder en op de wijze als beschreven onder I. van dit petitum, indien uit
het juridisch advies onder VI. van het petitum blijkt dat het instellen van een
rechtsmiddel tegen een weigering van een aangevraagde omgevingsvergunning geen redelijke kans van slagen heeft, waarbij die nieuwe aanvraag dient te worden ingediend binnen twee maanden nadat WNWF en/of De Bewonersraad dit juridisch advies aan Interzorg hebben verstrekt;
IX. tot het bieden van een ongestoorde doorgang van de interne verbindingsgang
op de wijze als onder X. van het petitum te omschreven wijze, indien de onder
VIII. van het petitum bedoelde aanvraag wederom leidt tot een weigering van
de omgevingsvergunning, dan wel wanneer Interzorg binnen de daarin genoemde termijn geen nieuwe aanvraag indient;
subsidiair:
X. tot het dulden dat de bewoners van de Fosta-appartementen een ongestoorde
doorgang zullen hebben en houden door de bestaande interne verbindingsgang die toebehoort aan Interzorg, om te komen van en te gaan naar het woonzorgcentrum, en al hetgeen te doen wat redelijkerwijs noodzakelijk is om
dit recht te effectueren;
in alle gevallen:
XI. tot betaling van een dwangsom aan zowel WNWF als aan De Bewonersraad van ieder € 250,- per dag of gedeelte hiervan, met een maximum van € 25.000,- elk, indien Interzorg nalaat geheel of gedeeltelijk te voldoen aan een of meer van de vorderingen als onder I. tot en met X. verwoord;
XII. in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de nakosten, met het
verzoek die nakosten te begroten en vast te stellen op een bedrag van € 157,-
zonder betekening en in geval van betekening op € 239,-, te vermeerderen met
€ 310,- in geval van beslaglegging, te vermeerderen met de wettelijke rente
over dit bedrag vanaf veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis.
3.2.
WNWF c.s. heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Zij stelt zich primair op het standpunt dat door verjaring een recht van erfdienstbaarheid is ontstaan, inhoudende het recht van WNWF om de bewoners van de Fosta-appartementen gebruik te laten maken van de interne verbindingsgang die toebehoort aan Interzorg om te komen van en te gaan naar het woonzorgcentrum. Dit recht van erfdienstbaarheid is bevestigd in de VSO. WNWF c.s. maakt aanspraak op nakoming door Interzorg van de VSO, waarin partijen zijn overeengekomen dat een ten minste gelijkwaardig alternatief voor de verbindingsgang wordt gerealiseerd. In de VSO is geen tijd voor nakoming van die verplichting bepaald, waardoor op grond van artikel 6:38 van het Burgerlijk Wetboek (BW) terstond nakoming kan worden gevorderd. Subsidiair is WNWF c.s. van mening dat Interzorg ten onrechte (feitelijk) een beroep heeft gedaan op artikel 5:73, tweede lid, BW, waarin is bepaald dat de eigenaar van het dienende erf voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid een ander gedeelte van het erf kan aanwijzen, mits deze verplaatsing zonder vermindering van genot voor de eigenaar van het heersende erf mogelijk is. Uit het feit dat de bewoners van de Fosta-appartementen al twee jaar geen gebruik kunnen maken van de verbindingsgang en de door Interzorg aangevraagde omgevingsvergunning is geweigerd, blijkt dat het niet mogelijk is om een alternatief te realiseren zonder vermindering van het genot voor de bewoners van de Fosta-appartementen. Meer subsidiair, voor het geval de voorzieningenrechter van oordeel is dat geen sprake is van een erfdienstbaarheid, stelt WNWF zich op het standpunt dat WNWF en de door De Bewonersraad vertegenwoordigde bewoners van de Fosta-appartementen op grond van de toezegging van de rechtsvoorgangster van Interzorg uit 1999 en de VSO recht hebben op een ongestoorde doorgang.
3.3.
Interzorg voert verweer met conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring van WNWF c.s. in haar vorderingen althans afwijzing van deze vorderingen, met hoofdelijke veroordeling van WNWF c.s. in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na aanschrijving.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Wijziging van eis

4.1.
Aangezien Interzorg geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van eis en de voorzieningenrechter ook ambtshalve geen aanleiding ziet de wijziging van eis wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten zal de voorzieningenrechter recht doen op de gewijzigde eis.
Spoedeisend belang
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft WNWF c.s. een voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorzieningen. Weliswaar worden de bewoners van de Fosta-appartementen die gebruik willen maken van de faciliteiten van het woonzorgcentrum thans door Interzorg op afroep gehaald en gebracht, maar dit is geen volwaardig alternatief voor de verbindingsgang waar zij tot eind 2017 gebruik van hebben kunnen maken. Deze door Interzorg geboden dienst is naar de voorzieningenrechter begrijpt ook slechts bedoeld als tijdelijke oplossing gedurende de periode dat een volwaardig alternatief voor de bestaande verbindingsgang zal zijn gerealiseerd. Die "tijdelijke oplossing" duurt nu reeds een kleine twee jaar en niet gebleken is dat op korte termijn een volwaardig alternatief voor de bestaande verbindingsgang zal worden gerealiseerd die de tijdelijke oplossing doet eindigen. Gelet hierop kan niet van WNWF c.s. worden gevergd een bodemprocedure af te wachten. Gezien de tijd die doorgaans met een bodemprocedure gemoeid is en gezien de tijd die gemoeid zal zijn met de bouw van de gevorderde alternatieve verbinding tussen de Fosta-appartementen en het woonzorgcentrum, zou dat namelijk het ongewenste gevolg hebben dat de bewoners van de Fosta-appartementen ook bij toewijzing van de vordering nog minimaal een jaar genoegen zouden moeten nemen met de als tijdelijk bedoelde oplossing.
Ontvankelijkheid van De Bewonersraad
4.3.
Interzorg heeft een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van De Bewonersraad. Zij betwist dat De Bewonersraad gemachtigd is om de bewoners van de Fosta-appartementen te vertegenwoordigen althans anderszins bevoegd is hen te vertegenwoordigen. De Bewonersraad heeft volgens haar evenmin een zelfstandig belang bij de ingestelde vorderingen. De voorzieningenrechter overweegt dat niet in geschil is dat De Bewonersraad partij is bij de VSO. Zij heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter als contractspartij een zelfstandig belang bij een vordering tot nakoming van die overeenkomst door Interzorg, haar wederpartij. Zij is daarom ontvankelijk in haar vordering voor zover deze is gebaseerd op nakoming van die overeenkomst. Bij de beoordeling van de vordering op de andere grondslag, erfdienstbaarheid, heeft zij echter geen zelfstandig belang en voorts heeft zij geen machtiging van de bewoners van de Fosta-appartementen overgelegd noch anderszins aannemelijk gemaakt dat zij bevoegd is deze bewoners ter zake van het instellen van een vordering op deze grondslag in rechte te vertegenwoordigen. In zoverre is zij niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter zal De Bewonersraad daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering voor zover deze is gebaseerd op een andere grondslag dan nakoming van de VSO.
Erfdienstbaarheid
4.4.
De voorzieningenrechter volgt Interzorg in haar verweer dat geen sprake is van de door WNWF c.s. gestelde erfdienstbaarheid. In dit verband stelt de voorzieningenrechter voorop dat voor verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid op grond van artikel
3:99 BW een onafgebroken bezit van tien jaar te goeder trouw is vereist. Op grond van artikel 3:23 BW wordt het beroep op goede trouw van een verkrijger van een registergoed, zoals het recht van erfdienstbaarheid, niet aanvaard, wanneer dit beroep insluit een beroep op onbekendheid met feiten die door raadpleging van de openbare registers zouden zijn gekend. Nu gesteld noch gebleken is dat een notariële akte tot vestiging van een erfdienstbaarheid ten gunste van het erf van WNWF en ten laste van het erf van Interzorg is opgesteld en ingeschreven in de openbare registers, had WNWF door raadpleging van die openbare registers kunnen en moeten weten dat zij geen recht van erfdienstbaarheid had. Zij was daarom niet te goeder trouw, zodat reeds hierom geen sprake is van verkrijgende verjaring door haar van een recht van erfdienstbaarheid. Er kan daarom evenmin sprake zijn van de door haar gestelde bevestiging door Interzorg in de VSO van dit recht van erfdienstbaarheid. Deze grondslag kan de vordering derhalve niet dragen.
Nakoming VSO
4.5.
Ten aanzien van de meer subsidiaire grondslag, de nakoming van de VSO, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In de VSO is door Interzorg erkend dat bewoners van de Fosta-appartementen het recht hebben op een ongestoorde doorgang van deze appartementen naar en van het woonzorgcentrum. Door WNWF c.s. is op haar beurt het belang van een huisartsenpost in het woonzorgcentrum onderschreven. Uit de standpunten van partijen begrijpt de voorzieningenrechter dat de VSO beoogt een oplossing te bieden voor het feit dat Interzorg afspraken had gemaakt met de huisartsen van de huisartsenpost die in het woonzorgcentrum werd gerealiseerd die niet verenigbaar waren met het gebruik door de bewoners van de Fosta-appartementen van de bestaande verbindingsgang tussen de Fosta-appartementen en het woonzorgcentrum. Die oplossing bestond uit de realisatie van een alternatief voor de bestaande verbindingsgang, welk alternatief gelijkwaardig diende te zijn aan de bestaande verbindingsgang. In de VSO hebben partijen zich gecommitteerd aan de realisatie van een verbindingsgang aan de voorzijde van het gebouw (alternatief A) en voorts afgesproken dat bij onverhoopte vaststelling door één der partijen dat in dit alternatief in onvoldoende mate tegemoet bleek te kunnen worden gekomen aan de gerechtvaardigde eisen van de bewoners van de Fosta-appartementen, alternatief B (een verbindingsgang aan de achterzijde van het gebouw), volledig en serieus door partijen zou worden doorlopen.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen in de VSO echter niet de concrete zelfstandige verplichtingen van Interzorg gelezen worden, waarvan WNWF c.s. thans nakoming vordert. De enige eigen, zelfstandige verplichtingen van Interzorg die blijkens de tekst van de VSO in de VSO zijn opgenomen, zijn de verplichting om een PR-charmeoffensief te starten jegens omwonenden ter zake van de realisatie van de alternatieve verbindingsgang en om een overzicht op te stellen van de - in te plannen en qua belasting voor de bewoners van de Fosta-appartementen en overige belanghebbenden relevante - opeenvolgende activiteiten in termen van in ieder geval voorbereidingen en uitvoering van die realisatie. Het feit dat Interzorg op grond van de VSO verplicht is dit overzicht op te stellen, rechtvaardigt niet automatisch de conclusie dat ook alleen zij verantwoordelijk is voor de realisatie van de alternatieve verbindingsgang. Beide partijen hebben zich namelijk volgens de tekst van de VSO onder het kopje "BESLUITEN" gecommitteerd aan het plan om een alternatieve verbindingsgang voorlangs te realiseren en in de VSO is niet geconcretiseerd welke stappen ondernomen dienen te worden om tot de realisatie van dit plan te komen, wie van partijen voor welke van die stappen zorg dient te dragen en wie de kosten draagt. Nu dit onderscheid niet is gemaakt en beide partijen zich hebben gecommitteerd aan de realisatie van de verbindingsgang, is de voorzieningenrechter in ieder geval op grond van de tekst van de VSO van oordeel dat Interzorg niet als enige verantwoordelijk is voor de realisatie van de verbindingsgang.
4.7.
De vraag hoe de VSO moet worden uitgelegd kan echter niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van die overeenkomst. Gelijk de Hoge Raad in het Haviltex-arrest heeft overwogen, komt het voor de beantwoording van die vraag aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981; ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Welke zin partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten vergt echter een uitvoeriger debat tussen partijen en zal mede aan de hand daarvan in een bodemprocedure en zo nodig door middel van het horen van getuigen nader moeten worden onderzocht. Daarvoor is in dit kort geding geen plaats. Dit brengt met zich dat voorshands niet is komen vast te staan dat Interzorg als enige verantwoordelijk is voor de realisatie van de verbindingsgang, zodat op grond van de VSO niet van haar kan worden gevorderd dat zij zorg draagt voor alle stappen die genomen moeten worden om tot realisatie van de in de VSO bedoelde verbindingsgang te komen. Daarom kunnen de primaire vorderingen onder I en II niet integraal worden toegewezen en de primaire vorderingen onder III, IV, VI, VII, VIII, IX die voortborduren op deze vorderingen evenmin.
4.8.
Wel is de voorzieningenrechter van oordeel dat een redelijke uitleg van de VSO meebrengt dat het aan Interzorg is om thans met een ontwerp voor de realisatie van een alternatieve verbindingsgang achterlangs te komen. WNWF c.s. heeft tegenover de betwisting door Interzorg niet aannemelijk gemaakt dat het mogelijk is om een omgevingsvergunning voor een verbindingsgang voorlangs te krijgen. In de VSO is bepaald dat de alternatieve verbindingsgang voorlangs (alternatief A) prevaleert maar dat bij onverhoopte vaststelling door één der partijen dat in dit scenario in onvoldoende mate tegemoet blijkt te kunnen worden gekomen aan de gerechtvaardigde eisen van de bewoners van de Fosta-appartementen alternatief B, de verbindingsgang achterlangs, volledig en serieus door partijen doorlopen zal worden. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt mee dat partijen ook in de huidige situatie, waarin een alternatieve verbindingsgang voorlangs niet mogelijk is vanwege het niet verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de realisatie daarvan, moeten werken aan de realisatie van alternatief B. Daartoe dient allereerst een ontwerp te worden gemaakt.
4.9.
Uit de brief van 26 juli 2017, geciteerd in r.o. 2.8., begrijpt de voorzieningenrechter dat de verbindingsgang achterlangs (alternatief B) de medewerking vereist van de huisartsen van de huisartsenpost. Niet in geschil is dat Interzorg de partij is die tot nog toe het overleg met deze huisartsen heeft gevoerd. Gezien de huurverhouding tussen hen acht de voorzieningenrechter haar ook de meest aangewezen partij om dit overleg te voeren. Nu de uitvoering van een ontwerp voor een verbindingsgang achterlangs de medewerking van de huisartsen vereist, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een redelijke uitleg van de VSO meebrengt dat Interzorg de partij is die in overleg met de huisartsen met een ontwerp voor de verbindingsgang dient te komen. Dit ontwerp dient voorgelegd te worden aan WNWF c.s., waarna partijen in overleg dienen te treden om te kijken of zij overeenstemming kunnen bereiken over een ontwerp.
4.10.
De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van Interzorg dat de behoefte aan en de noodzaak van een nieuwe verbindingsgang niet, althans veel minder aanwezig is. WNWF c.s. heeft dit verweer betwist en heeft in dit verband een verklaring overgelegd van de bewoners van de Fosta-appartementen waarin zij hun belang bij een verbindingsgang onderstrepen. Gelet op deze verklaring is voorshands niet vast komen te staan dat de behoefte aan en de noodzaak van een nieuwe verbindingsgang niet, althans veel minder aanwezig is. Voor zover Interzorg heeft bedoeld aan te voeren dat de kosten van de realisatie van de verbindingsgang niet opwegen tegen het belang van WNWF c.s. bij deze realisatie, miskent zij dat zij zich in de VSO, die nog geen twee jaar geleden is gesloten, heeft verbonden aan de realisatie van een alternatieve verbindingsgang die gelijkwaardig is aan de huidige verbindingsgang. Als tegenprestatie is WNWF c.s. er, zoals hierna zal worden overwogen, in de VSO akkoord mee gegaan dat niet langer gebruik kon worden gemaakt van de bestaande verbindingsgang. Algemeen erkende rechtsbeginselen zijn dat afspraken behoren te worden nagekomen en dat, indien een prestatie is verricht waartegenover een tegenprestatie in het vooruitzicht is gesteld, deze tegenprestatie eveneens moet worden nagekomen. Deze beginselen zijn in het rechtsverkeer van zodanig essentieel belang, dat zolang de VSO niet is vernietigd of ontbonden, niet snel kan worden aangenomen dat Interzorg niet gebonden zou zijn aan de VSO. Interzorg heeft geen omstandigheden gesteld die wel tot die conclusie zouden moeten leiden. Dit laat uiteraard onverlet dat het haar vrij staat in overleg met WNWF c.s. tot afspraken te komen, die afwijken van de VSO en van dit vonnis.
4.11.
Gelet op het vorenstaande zal, als zijnde het mindere van het gevorderde, Interzorg worden veroordeeld binnen twee maanden na heden aan WNWF c.s. een ontwerp te overleggen van een verbindingsgang achterlangs, dat voldoet aan de eisen van gelijkwaardigheid als bedoeld in de VSO en waaraan Interzorg behoudens gemeentelijke instemming zich committeert. Gezien de aard van de veroordeling komt het de voorzieningenrechter vooralsnog niet raadzaam voor daaraan een dwangsom te verbinden.
4.12.
De primaire vordering onder V is niet toewijsbaar, nu in de tekst van de VSO niet de verplichting is opgenomen van Interzorg om ten behoeve van de bewoners van de Fosta-appartementen een tijdelijke oplossing te bieden. In het midden kan blijven of WNWF c.s. uit de verklaringen en gedragingen van Interzorg heeft mogen begrijpen dat partijen dit wél zijn overeengekomen, want Interzorg biedt reeds een tijdelijke oplossing ten behoeve van de bewoners van de Fosta-appartementen om van en naar het woonzorgcentrum te komen. Bewoners van de Fosta-appartementen die gebruik willen maken van de faciliteiten van het woonzorgcentrum worden immers door Interzorg op afroep gehaald en gebracht van en naar het woonzorgcentrum en bij code rood mogen de bewoners van de Fosta-appartementen tijdens kantooruren naar het woonzorgcentrum gaan door de bestaande verbindingsgang en de huisartsenpost. WNWF c.s. heeft gelet hierop onvoldoende aannemelijk gemaakt welk belang zij bij de vordering heeft.
4.13.
Nu de primaire vorderingen niet integraal worden toegewezen, komt de voorzieningenrechter toe aan beoordeling van de subsidiaire vordering. Deze vordering kan niet worden toegewezen. WNWF c.s. heeft namelijk in de VSO onderschreven dat de huisartsenpost cum annexis zodanig in het woonzorgcentrum gesitueerd zou moeten worden dat
"inbreuk wordt gemaakt op de bestaande interne verbindingsgang". De voorzieningenrechter begrijpt deze zin aldus, dat WNWF c.s. ermee akkoord is gegaan dat door de bewoners van de Fosta-appartementen vanwege de vestiging van de huisartsenpost in het woonzorgcentrum geen gebruik meer zou kunnen worden gemaakt van de bestaande verbindingsgang tussen de Fosta-appartementen en het woonzorgcentrum. Dat is ook de reden dat partijen in de VSO de realisatie van een alternatieve verbindingsgang zijn overeengekomen. De subsidiaire vordering om te dulden dat de bewoners van de Fosta-appartementen een ongestoorde doorgang zullen hebben en houden door de bestaande interne verbindingsgang komt in strijd met deze instemming van WNWF c.s. met de afsluiting van de bestaande verbindingsgang. Net als voor Interzorg geldt ook voor WNWF c.s. dat zolang de VSO niet is vernietigd of ontbonden, niet snel kan worden aangenomen dat WNWF c.s. niet gebonden is aan de VSO. WNWF c.s. heeft geen omstandigheden gesteld die wel tot die conclusie zouden moeten leiden.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
4.14.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om - zoals Interzorg heeft verzocht - het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Proceskosten
4.15.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart De Bewonersraad niet-ontvankelijk in haar vordering, voor zover deze is gebaseerd op een andere grondslag dan nakoming van de VSO;
5.2.
veroordeelt Interzorg om binnen twee maanden na heden aan WNWF c.s. een ontwerp te overleggen van een verbindingsgang achterlangs, als bedoeld in de VSO, dat voldoet aan de eisen van gelijkwaardigheid, als bedoeld in de VSO, en waaraan Interzorg behoudens gemeentelijke instemming zich committeert;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.K. Hoogslag en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
fn: 445