7.2.De beroepen zijn op dit punt gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 2, vijfde lid, van het Besluit mer in samenhang met categorie C17.2 van de bijlage bij het Besluit mer. Die vernietiging betekent dat verweerder opnieuw op de aanvraag van 1 juli 2016 zal moeten beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.
8. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 338,- vergoedt en aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 170,- vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten.
De rechtbank stelt in dat kader vast dat eiseres zich in deze beroepsprocedure niet heeft laten bijstaan door een beroepsmatig rechtsbijstandsverlener. Er is daarom geen grond aanwezig voor een vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door
[adjunct-directeur] gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting. De rechtbank stelt die reiskosten vast op een totaalbedrag van € 11,36 (een retourreis met het openbaar vervoer tussen [adres 8] te Warffum en Guyotplein 1 te Groningen). De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door [adjunct-directeur] gemaakte verletkosten voor het bijwonen van de zitting. In dat kader komt de rechtbank een uurtarief van € 60,- niet onredelijk voor. De rechtbank oordeelt dat een totaalbedrag aan verletkosten van € 180,- niet onredelijk is, gelet op de voorbereidingstijd van [adjunct-directeur] vóór de zitting, de duur van de zitting en de reisafstand tussen het adres van eiseres in Warffum en de rechtbank in Groningen. De rechtbank stelt vast dat eiseres verder geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft aangevoerd.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten.
De rechtbank stelt in dat kader vast dat eisers zich in deze beroepsprocedure niet hebben laten bijstaan door een beroepsmatig rechtsbijstandsverlener. Er is daarom geen grond aanwezig voor een vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door vijf eisers gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting. De rechtbank stelt die reiskosten vast op een totaalbedrag van € 56,80 (op basis van € 11,36 per persoon voor een retourreis met het openbaar vervoer tussen [adres 1] te Warffum en Guyotplein 1 te Groningen). De rechtbank stelt vast dat eisers verder geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten hebben aangevoerd.