4.7De bestuursrechter mag in beginsel afgaan op de inhoud van het verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 8:47 van de Awb. Dat is slechts anders indien dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd (ABRS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2287). Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat de rechtbank aan de StAB heeft gevraagd om tot taxatie over te gaan, hetgeen de StAB niet heeft gedaan. Andere input zou volgens eiseres ook tot andere output moeten leiden. Eigenlijk zou de taxateur daarom moeten kijken wat gevolgen zijn van de andere uitgangspunten over de maximale invulling onder het oude planologische regime. Eiseres werpt de vraag op of de StAB de opdracht van de rechtbank wel volledig heeft uitgevoerd.
De rechtbank overweegt dat in het verzoek om advies aan de StAB d.d. 3 augustus 2018 niet is gevraagd om (in alle gevallen) de onroerende zaken te taxeren. Er is verzocht om de hoogte van de schade te bepalen als er sprake zou zijn van beperkte(re) planologische verslechtering, zoals door eiseres wordt gesteld. Aangezien er naar het oordeel van de StAB geen sprake is van een beperktere planologische verslechtering dan de SAOZ heeft vastgesteld, is er geen aanleiding om te oordelen dat de StAB de opdracht van de rechtbank niet volledig heeft uitgevoerd. Daarnaast is niet gebleken dat de uitgangspunten van de SAOZ en de StAB zodanig uiteen lopen dat dit had moeten leiden tot een andere taxatie van de onroerende zaken.
In relatie tot de maximale invulling onder het oude planologische regime acht de rechtbank, anders dan eiseres en de StAB, het gebruik van sleufsilo’s alleen realistisch voor de opslag van stortgoed en niet voor de opslag van balen omdat sleufsilo’s daarvoor niet nodig zijn. Uit de uitspraak van de Afdeling van 17 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2239) volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de Afdeling is uitgegaan van de gedachte dat de balen in een sleufsilo worden opgeslagen. Artikel 3.46, zesde lid, van het Activiteitenbesluit Milieubeheer staat eraan in de weg dat op de perceelgrens gesitueerde sleufsilo’s kunnen worden gebruikt voor stortgoed. De rechtbank acht de bouw van sleufsilo’s, alleen om daar balen op te kunnen slaan, irreëel. Dit laat onverlet dat er, ook zonder sleufsilo, het hele jaar door gestapelde foliebalen opgeslagen konden worden, tot op de perceelgrens. De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling van de maximale planologische invulling door de StAB niettemin realistisch is nu het ruimtelijk effect van gestapelde foliebalen zonder silo niet wezenlijk anders is dan van foliebalen in een silo. De kanttekeningen die eiseres heeft geplaatst zijn niet van dien aard dat zij tot een andere inschatting van de maximale planologische invulling zouden moeten leiden. Ten aanzien van waardering van de schadefactoren uitzicht, privacy, hinder en situeringswaarde overweegt de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het verslag van de StAB onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. De StAB heeft uitvoerig gemotiveerd hoe zij tot haar schadebepaling is gekomen. Het gegeven dat de door eiseres ingeschakelde deskundige met de StAB van mening verschilt, leidt niet tot het oordeel dat het verslag van de StAB zodanige gebreken bevat dat de rechtbank het niet aan zijn oordeelsvorming ten grondslag mag leggen. De grond dat het bestreden besluit is gebaseerd op een onjuist advies van de SAOZ is terecht aangevoerd. Dit heeft echter geen gevolgen voor de hoogte van het vastgestelde planologische nadeel.
5. In de bestreden besluiten is verweerder uitgegaan van een drempel van 3% vanwege het Normaal Maatschappelijk Risico (NMR), zoals bedoeld in artikel 6.2 van de Wro. Dit heeft ertoe geleid dat aan derde-partijen een tegemoetkoming van respectievelijk € 12.950,-; € 15.020,-; € 16.950,- en € 15.850,- is toegekend. Tussen partijen is niet meer in geschil dat de drempel vanwege het NMR 5% zou moeten bedragen. Dit heeft tot gevolg dat de tegemoetkoming in planschade moet worden vastgesteld op respectievelijk € 6.250,-; € 7.700,-; € 8.250,- en € 7.750,- (zie onderstaande tabel).
Zaaknummer
Adres
Oorspronkelijke waarde
Schade
Drempel 5% NMR
Tegemoetkoming na aftrek 5% NMR
18/1350
[adres 1]
€ 335.000,-
€ 23.000,-
€ 16.750
€ 6.250,-
18/1351
[adres 2]
€ 366.000,-
€ 26.000,-
€ 18.300
€ 7.700,-
18/1352
[adres 3]
€ 435.000,-
€ 30.000,-
€ 21.750,-
€ 8.250,-
18/1353
[adres 4]
€ 405.000,-
€ 28.000,-
€ 20.250,-
€ 7.750,-
De gronden die eiseres in dit opzicht heeft aangevoerd tegen de hoogte van het NMR treffen doel.
6. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten voor zover daarbij de hoogte van het NMR is vastgesteld op 3% van de oorspronkelijke waarde en een tegemoetkoming in planschade is toegekend ter hoogte van respectievelijk € 12.950,; € 15.020,-; € 16.950,- en € 15.850,-. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de hoogte van het NMR wordt bepaald op 5% en de tegemoetkoming in planschade wordt vastgesteld op respectievelijk € 6.250,- ( [adres 1] ); € 7.700,- ( [adres 2] ); € 8.250,- ( [adres 3] ) en € 7.750,- ( [adres 4] ), vermeerderd met wettelijke rente.
7. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht (4 x € 338,- = € 1352,-) vergoedt.
8. 1 De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Eiseres heeft gevraagd om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze bijstand is verleend door L. Nijman, werkzaam voor Nieuwenhuis Planontwikkeling. De heer Nijman is algemeen directeur van SelektBouw, een onderdeel van eiseres. Niet is gebleken dat het verlenen van rechtsbijstand een vast onderdeel vormt van een duurzame, op het vergaren van inkomsten gerichte, taakuitoefening van de heer Nijman, zoals dat bij professionele rechtshulpverleners het geval is. De kosten van zijn bijstand komen daarom niet in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht.