ECLI:NL:RBNNE:2019:3615

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
18/930051-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging zware mishandeling; veroordeling voor mishandeling echtgenoot en zus

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote en mishandeling van zijn zus. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de beschikbare informatie over de omstandigheden van de handelingen van de verdachte onvoldoende was om deze kans te onderbouwen. De verklaringen van de slachtoffers, die elkaar ondersteunden, waren niet voldoende om de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen te verklaren.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de mishandeling van zijn echtgenote en zus. De rechtbank baseerde deze beslissing op de verklaringen van de slachtoffers en de medische rapporten die de letsels bevestigden. De verdachte had zijn echtgenote met beide handen bij haar keel vastgepakt en haar gezicht in het bed geduwd, en had zijn zus meerdere malen geslagen en geduwd. De rechtbank heeft de ernst van de mishandelingen benadrukt, vooral gezien het feit dat deze plaatsvonden in de veilige omgeving van hun woning en in het bijzijn van de minderjarige dochter van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling voor zijn alcoholverslaving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de impact op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling om herhaling te voorkomen. De verdachte heeft geen eerdere justitiële documentatie en heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930051-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 augustus 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juli 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J Pellinkhof, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 april 2019 te Vledder, gemeente Westerveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte
- met beide handen haar keel/hals vastgepakt, en/of (vervolgens)
- ( met kracht) haar keel/hals dichtgeknepen, dichtgedrukt, dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden, en/of (vervolgens)
- haar gezicht in het bed geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 08 april 2019 te Vledder, gemeente Westerveld, zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- met beide handen haar keel/hals vast te pakken, en/of (vervolgens)
- ( met kracht) haar keel/hals dicht te knijpen, dicht te drukken, dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden, en/of (vervolgens)
- haar gezicht in het bed te duwen;
2.
hij op of omstreeks 08 april 2019 te Vledder, gemeente Westerveld, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door
- meerdere malen, althans eenmaal, te stompen en/of slaan tegen haar borst, althans haar lichaam, en/of
- ( haar) meerdere malen, althans eenmaal, te duwen (tegen haar borst, althans haar lichaam) en/of te gooien (tegen de nabijgelegen commode);

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. De aangiftes van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ondersteunen elkaar. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar bij haar nek heeft gepakt en in het dekbed heeft gedrukt en [slachtoffer 2] heeft dat zien gebeuren. Daarnaast zit er een letselbeschrijving in het dossier en foto’s waarop duidelijk striemen in de nek te zien zijn. Op basis van deze bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] bij haar nek heeft gepakt, haar keel heeft dichtgeknepen en haar in het dekbed heeft geduwd. Dat levert een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel op. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de keel kwetsbare en vitale delen bevinden. Het dichtdrukken van iemands keel brengt dan ook de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich mee. Meer specifiek bestaat er bij het dichtdrukken van de keel een aanmerkelijke kans dat het strottenhoofd beschadigd raakt en dat door zuurstoftekort in de hersenen hersenletsel ontstaat. Daarnaast zijn de handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op basis van de aangifte en de verklaring van [slachtoffer 2] stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster [slachtoffer 1] met beide handen bij haar keel/hals heeft vastgepakt, daarbij haar keel heeft dichtgeknepen en haar met haar gezicht in het bed heeft geduwd. Voor een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling is onder meer vereist dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is er te weinig informatie beschikbaar over de precieze omstandigheden om te kunnen stellen dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar letsel. Niet alleen kan niet worden vastgesteld met welke kracht verdachte de keel van aangeefster heeft (dicht)geknepen, maar ook niet hoelang verdachte haar keel heeft dichtgeknepen. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat zowel uit de verklaring van aangeefster zelf als uit de verklaring van getuige [slachtoffer 2] blijkt dat aangeefster in staat was om hulp te roepen. De rechtbank is van oordeel dat vorenstaande met zich meebrengt dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel zodat de tenlastegelegde poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 8 april 2019, opgenomen op pagina 18 van het dossier met nummer PL0100-2019090336 d.d. 15 april 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 18 april 2019 [de rechtbank ziet dit als een kennelijke schrijffout en begrijpt: 8 april 2019] ben ik naar het kantoor van het bedrijf van mijn broer [verdachte] in Vledder gelopen. Ik zag dat [verdachte] mij duwde. Ik voelde meerdere malen een vuist tegen mijn borst. In de slaapkamer voelde ik dat [verdachte] mij weer met zijn vuist op mijn borst sloeg. Ik viel achterover met mijn rug tegen de commode. Ik heb pijn in mijn borst en rug. Ik zag mijn schoonzus [slachtoffer 1] op haar knieën op de grond bij het bed zitten. Ik zag dat [verdachte] haar met beide handen om haar keel/nek vasthield. Ik zag dat hij met zijn beide handen om de nek van [slachtoffer 1] haar met haar gezicht in het bed duwde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 april 2019, opgenomen op pagina 34 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben getrouwd met [verdachte] . Op 8 april 2019 heeft [verdachte] mij in de slaapkamer van onze woning te Vledder met zijn beide handen bij de nek/hals/keel beetgepakt. Ik voelde dat hij met kracht mijn hals/keel dichtkneep.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 9 april 2019, opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik zat op mijn hurken voor het bed. Ik voelde dat ik bij mijn nek/hals werd gegrepen. Mijn gezicht werd in het dekbed gedrukt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 april 2019, opgenomen op pagina 71 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 8 april 2019 heb ik mijn vrouw en mijn zus geduwd en geslagen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 april 2019, opgenomen op pagina 77 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Bij de receptie van mijn bedrijf heb ik mijn zus [slachtoffer 2] hardhandig aan de kant geduwd. In de slaapkamer heb ik [slachtoffer 2] met mijn vuisten geslagen. Misschien wel 15 tot 20 keer. Mijn vrouw [slachtoffer 1] heb ik in het bed geduwd.
6. Een geneeskundige verklaring met medische informatie betreffende [slachtoffer 1] , opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, op 9 april 2019 opgemaakt en ondertekend door drs. J. Dekker, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Links in de hals bevinden zich een tweetal matig scherp begrensde rozerode streepvormige oppervlakkige ontvellingen met een lengte van ca 1,5 cm. Soort: kraswond.
Rechts in de hals bevindt zich een vaag begrensd, streepvormig, rozerood, onderbroken huidletsel met een lengte van ca 2 cm. Soort: kraswond.
Rechts in de hals bevinden zich in elkaars verlengde op een min of meer licht gebogen lijn en drietal, matig scherp begrensde oppervlakkige huidletsels. Soort: kraswond.
Rechts in de nek bevinden zich een drietal boven elkaar liggende vrij scherp begrensde bandvormige rode huidverkleuringen waarvan de onderste ook wat oppervlakkige ontvelling vertoont. Soort: kneuzing.
Rechts onder in de nek, bevinden zich een tweetal min of meer rechte, streepvormige huidletsels met een lengte van respectievelijk ca 3 cm en ca 2 cm. Soort: kraswond.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn vrouw (aangeefster [slachtoffer 1] ) en zijn zus (aangeefster [slachtoffer 2] ) heeft mishandeld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 8 april 2019 te Vledder, zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- met beide handen haar keel/hals vast te pakken, en vervolgens
- met kracht haar keel/hals dicht te knijpen en dichtgeknepen te houden, en vervolgens
- haar gezicht in het bed te duwen;
2.
hij op 8 april 2019 te Vledder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door
- meerdere malen te stompen en slaan tegen haar borst, en
- haar meerdere malen te duwen tegen haar borst.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair. mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot
2. mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd en omschreven in het rapport van het Leger des Heils d.d. 26 juli 2019.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich kan vinden in het opleggen van een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Gelet op het feit dat verdachte geen justitiële documentatie heeft, alsmede op de omstandigheid dat hij heeft gepleit voor vrijspraak van de poging tot zware mishandeling, acht de raadsman een voorwaardelijke taakstraf passender dan de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 26 juli 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een mishandeling van zijn vrouw en zus. Hij heeft eerst zijn zus meerdere malen geduwd waardoor zij is komen te vallen en pijn ondervond. Vervolgens hebben zijn zus en zijn vrouw hem voor zijn eigen bestwil naar huis gebracht, alwaar hij zijn zus wederom heeft mishandeld. Hij heeft haar meerdere malen met de vuist geslagen waardoor zij opnieuw is komen te vallen en andermaal pijn ondervond. Vervolgens heeft hij zijn vrouw van achteren bij haar keel gepakt en haar met haar gezicht in het dekbed geduwd.
Het geweld heeft onder meer plaatsgevonden in de woning van aangeefster [slachtoffer 1] , bij uitstek de plek waar zij zich veilig en geborgen hoort te kunnen voelen. Ook binnen een relatie hoort men zich veilig te kunnen voelen. Hetzelfde geldt voor de zus van verdachte; ook in de relatie met familieleden zoals een broer of zus. Verdachte heeft met zijn handelen dan ook ernstig inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke integriteit als op het veiligheidsgevoel van beide aangeefsters. Het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, neemt bovendien niet weg dat het voor de echtgenote en de zus van verdachte een zeer heftige en angstaanjagende ervaring is geweest. Aangeefster [slachtoffer 2] zag zich zelfs genoodzaakt om haar broer te slaan en te schoppen en het is uiteindelijk aan haar ingrijpen te danken geweest dat verdachte zijn vrouw heeft losgelaten en dat haar schoonzus geen ernstig letsel heeft opgelopen. Het behoeft voorts geen betoog dat huiselijk geweld niet alleen een grote impact heeft op de directe slachtoffers - in het onderhavige geval de vrouw en zus van verdachte - maar ook op het gezin als geheel.
Daarnaast is gebleken dat de 12-jaar oude dochter van verdachte aanwezig was bij de eerste mishandeling van de zus van verdachte. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij in het bijzijn van zijn minderjarige dochter overgegaan is tot het gebruiken van geweld.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte tot de mishandelingen is gekomen onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol, een probleem waar verdachte al vele jaren mee te kampen heeft en dat blijkens het dossier veel impact heeft op het gezin van verdachte. Ondanks eerdere hulpverleningstrajecten blijft het alcoholgebruik van verdachte problematisch. De reclassering (Leger des Heils) schrijft in haar rapport d.d. 26 juli 2019 daarover het volgende.
Middels verdiepingsdiagnostiek zijn er aanwijzingen gevonden voor een mogelijke stoornis in het autistisch spectrum die door nadere diagnostiek zou kunnen worden vastgesteld.
Mogelijk ASS-problematiek zou kunnen verklaren waarom verdachte de afgelopen twintig jaar geen alcoholabstinentie heeft kunnen bereiken, ondanks eerdere contacten met de verslavingszorg. Verdachte heeft moeite om de diverse sociale interacties binnen zijn familie en werk, maar ook externe spanningen over zaken die hij niet onder controle heeft, om te zetten in niet destructieve ontspanningsvormen. Hierdoor lijkt hij onbewust de mogelijkheden voor een terugval in alcoholconsumptie open te houden. Met de teleurstelling en reactie die hierop volgen kan betrokkene vervolgens moeilijk omgaan, hetgeen de kans op een volgende terugval weer vergroot. Al met al wordt de kans op een terugval in middelengebruik groot geacht en zal vanuit een forensisch kader druk op verdachte gezet moeten worden om langdurige alcoholabstinentie te bereiken. Voorts wordt nog benoemd dat verdachte ten aanzien van de weerslag van zijn alcoholconsumptie op de ontwikkeling van zijn kinderen, de ernst en de gevolgen niet ten volle lijkt te onderkennen, hetgeen mogelijk ook verklaard zou kunnen worden door de vermoedelijke ASS-problematiek bij verdachte.
In het kader van de gedragsaanwijzing die door het Openbaar Ministerie aan verdachte is opgelegd, is verdachte reeds gestart met een traject bij de forensische VNN. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij graag behandeld wil worden voor zijn problematiek en dat hij zeer gemotiveerd is om het gestarte traject voort te zetten.
Nu uit bovenstaande rapportage ook naar voren komt dat het recidiverisico nauw samenhangt met alcoholgebruik door verdachte, acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte behandeld wordt voor die problematiek. Op die manier kan het recidivegevaar worden teruggedrongen en voorkomen worden dat verdachte in de toekomst opnieuw geweld pleegt. Het belang van behandeling is des te groter aangezien verdachte een vrouw en twee jonge kinderen heeft die ook lijden onder de alcoholverslaving van verdachte. De rechtbank zal daarom een voorwaardelijke straf opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Gelet op het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, is de rechtbank van oordeel dat volstaan kan worden met een geheel voorwaardelijke straf. Ten aanzien van de strafmodaliteit is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat een voorwaardelijke taakstraf geen recht doet aan de ernst van het feit.
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, zoals voorgesteld door de officier van justitie, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat verdachte zich binnen veertien dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van de Verslavingszorg Noord-Nederland op het adres Overcingellaan 19 in Assen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
2. dat verdachte zich laat behandelen door de VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, ook als dit inhoudt dat er additioneel diagnostisch onderzoek nodig is. De behandeling is reeds gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen op voorschrift van een arts, in verband met de alcoholverslaving van verdachte, kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek, ademonderzoek (blaastest) en (indien beschikbaar en geen sprake van nikkelallergie bij verdachte) voor een maximale termijn van één jaar een alcoholband.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. A.A.J. Smelt, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2019.
Mr. A.A.J. Smelt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.