Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het in zaak D ten laste gelegde feit omdat het feit niet gepleegd is op 3 januari 2019 maar op 3 februari 2019.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten die zijn ten laste gelegd in de zaken A, B, C en E. Verdachte heeft die feiten deels bekend en voor zover verdachte feiten ontkent is er voldoende bewijs aanwezig om die feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Met betrekking tot de feiten in zaak A gaat de officier van justitie voorbij aan het door verdachte geschetste scenario op grond waarvan verdachte stelt dat hij niets met de overval op het tankstation in Gieten te maken heeft. Verdachte zou bij zijn moeder in Emmen zijn geweest rond het avondeten en daarna met de bus richting Gieten zijn gereisd. Verdachte zou in [slachtoffer 5] uit de bus zijn gestapt en lopend in de buurt van het tankstation zijn aangekomen en daar dus bij toeval zijn aangetroffen. Omdat de personen die hem hebben aangehouden zijn buskaartjes hebben afgepakt is verdachte niet in staat zijn verhaal te onderbouwen. De officier van justitie acht dat scenario volstrekt ongeloofwaardig omdat het qua tijdspad niet kan kloppen.
De officier van justitie heeft verwezen naar camerabeelden opgenomen bij het verblijfadres van verdachte in Assen waarop is te zien dat verdachte rond 18.50 uur in een auto stapt en daarbij ook een soortgelijke jas draagt als na de overval in Gieten in de nabijheid waar verdachte is aangehouden in een sloot is aangetroffen. Daarnaast is DNA van verdachte op die jas aangetroffen en op de daar ook gevonden bivakmuts en het wapen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de in zaak A ten laste gelegde feiten, alsmede van het ten laste gelegde feit in zaak D. Ook dient vrijspraak te volgen voor de in zaak B onder 5 ten laste gelegde bedreiging omdat verdachte ontkent een mes te hebben vastgehouden.
Voor de feiten in zaak A heeft de raadsman aangegeven dat verdachte blijft bij zijn ontkenning. Verdachte blijft bij zijn verhaal dat hij in Emmen is geweest bij zijn moeder en daarna met de bus richting Gieten is gereisd en in [slachtoffer 5] is uitgestapt. Verdachte deed dat omdat hij bang was in slaap te vallen door de genuttigde alcohol, en hij daardoor de halte Gieten zou missen. Verdachte stelt dat hij op het verkeerde tijdstip op de verkeerde plaats was.
De raadsman heeft aangegeven dat het op de jas aangetroffen DNA van verdachte na de aanhouding daarop is terechtgekomen. De jas lag tijdens het verhoor op tafel en verdachte is gevraagd die jas aan te trekken. Verdachte wilde dat niet en heeft de jas alleen vastgepakt.
Het aangetroffen bloed is op de jas terechtgekomen tijdens het transport van Gieten naar Assen. Die jas lag naast verdachte in de auto en omdat verdachte gewond was aan zijn arm is het bloed op de jas gekomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging het in zaak D ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de feiten zoals ten laste gelegd in de zaken A, B, C en E op grond van de hierna op te nemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot de in zaak B onder 1, 2 en 4, zaak C en zaak E ten laste gelegde feiten volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Voor de overige feiten past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Nadere bewijsoverweging (overval tankstation Gieten, zaak A)
Met betrekking tot de overval op het tankstation in Gieten en de daarop gevolgde poging afpersing (zaak A) volgt de rechtbank verdachte niet in het door hem geschetste scenario. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die de overval pleegde en gaat daarbij uit van de volgende gang van zaken.
Op 6 april 2019 om 19.53 uur belde de medewerkster van het [benadeelde partij 1] -tankstation te Gieten met het alarmnummer dat er een overval was gepleegd door een donkere man gekleed in een lange donkergroene jas en een bivakmuts op, hij dreigde haar met een pistool. De man was lopend vertrokken richting de rotondes bij de doorgaande weg. Direct na de overval zag getuige [getuige 1] een persoon uit de shop komen met iets onder zijn arm. Die persoon droeg een legergroene jas en was donker getint. Vlak daarna zag getuige [slachtoffer 3] , rijdend richting Gieten langs de rotondes, dezelfde persoon lopen, keerde zijn auto waarna, aan de Verlengde Asserstraat direct na de rotonde, de confrontatie tussen de overvaller en [slachtoffer 3] volgde, waarbij [slachtoffer 3] de geldcassette van de overvaller afhandig wist te maken. De overvaller probeerde daarna onder dreiging van een pistool, [slachtoffer 3] te dwingen de geldcassette af te geven. Heel kort daarna reed aangever [slachtoffer 12] , eigenaar van het tankstation, over de Verlengde Asserstraat en volgde de staandehouding van verdachte door [slachtoffer 12] op de carpoolplaats nabij de Verlengde Asserstraat, waarna verdachte om 20.10 uur aan de politie werd overgedragen. Vlakbij de plaats waar verdachte is aangehouden werd een donkergroene jas gevonden, gelijkend op de jas die de overvaller droeg. Onder de enige auto die op de carpoolplaats stond werd een op een pistool gelijkend voorwerp gevonden. Op diezelfde plek werd de volgende ochtend nog een bivakmuts gevonden. Op zowel het pistool als de bivakmuts werd DNA van verdachte aangetroffen.
Gelet op de zeer korte tijdspanne die is verlopen tussen de overval en de aanhouding van verdachte, hooguit 10 minuten, het feit dat verdachte voldoet aan het signalement, de DNA-match op de vlakbij verdachte gevonden voorwerpen, bivakmuts en pistool, brengen de rechtbank tot het oordeel dat het verdachte geweest is die de overval heeft gepleegd.
Op grond van het dossier moet het door verdachte geschetste scenario uitgesloten worden geacht. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden waaruit het volgende tijdpad is af te leiden.
Op 6 april 2019 verbleef verdachte op het adres [straatnaam] in Assen en werd hij begeleid door Cosis. Op camerabeelden van Cosis die door de politie zijn uitgekeken is te zien dat verdachte op 6 april 2019 om 18.30 uur het pand aan de [straatnaam] binnengaat.
Om 18.50 uur loopt verdachte het pand aan de [straatnaam] uit en stapt hij in een zwarte BMW waarna de auto om 18.54 uur wegrijdt. Verdachte draagt onder andere een lange groenkleurige jas met capuchon.
Uit een onderzoek verkeersgegevens is gebleken dat de telefoon van verdachte om 19.02 uur de zendmast aan de [straatnaam] te Rolde aanstraalt.
Uit de gegevens van de telefoon van de bestuurder van de BMW blijkt dat deze telefoon vanuit Assen richting Gieten beweegt. De overval op het tankstation vindt plaats rond 19.50 uur. Verdachte wordt staande gehouden om 20.05 uur en overgedragen aan de politie om 20.10 uur.
Uit dit tijdpad blijkt zonder meer dat verdachte op de door hem aangegeven tijdstippen niet bij zijn moeder in Emmen kan zijn geweest noch dat hij na zijn moeder bezocht te hebben rond etenstijd vanuit Emmen met de bus richting Assen is gereisd en in [slachtoffer 5] is uitgestapt en vervolgens te voet nabij Gieten is aangekomen.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste scenario ongeloofwaardig.
De opgave van de bewijsmiddelen luidt als volgt.
1. De bekennende verklaring door verdachte ter zitting van 23 juli 2019 afgelegd met betrekking tot de in zaak B onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten en de in de zaken C en E ten laste gelegde feiten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2019086034 d.d. 13 mei 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op zaterdag zes april 2019 was ik aan het werk als pompbediende, kassière, bij het
[benadeelde partij 1] tankstation, behorend bij [benadeelde partij 1] te Gieten.
Op het moment dat ik het tankstation klaar maakte om te gaan sluiten, zag ik een persoon voor het raam staan. Het was toen ongeveer 19:50 uur.
Ik kan deze persoon omschrijven:
Heel donker gekleed.
Leger groene jas.
Hij had een capuchon op.
Donker van huidskleur
Normaal postuur.
Ongeveer l.75 m lang, net als ik.
Op het moment dat ik de mengsmering naar binnen bracht, zag ik dat de man hierboven omschreven ook de winkel in liep.
Ik zag dat de persoon ter hoogte van de bloemen een bivakmuts op deed. Ik stond op dat moment achter de kassa. De man kwam op mij aflopen en pakte een pistool.
Ik zag dat hij het pistool pakte en op de kassa begon te slaan.
De man zei 'ik ga schieten' 'geld' 'nu'. Hij schreeuwde dit niet, maar ik kon hem wel goed verstaan. De man zei 'ik wil geld, nu', waarop ik zei dat dat niet kon. Hierop zei de man 'ik ga schieten'. Hierdoor voelde ik mij bedreigd.
Hij herhaalde dat hij geld wilde en zijn toon werd toen ook agressiever en dwingend.
Ik gaf hem de kluis met brief geld.
Vervolgens rende hij alsnog weg, de straat over richting de rotondes bij de doorgaande weg.
Ik zie op mijn telefoon dat ik om 19:53 uur 112 heb gebeld en om 19:54 uur mijn baas [slachtoffer 2] .
Vervolgens kwamen er een aantal mensen aanrijden, zij gaven mij het geldkistje weer. Ik hoorde van hem, een voor mij onbekend persoon, dat hij een persoon zag lopen met een kistje onder zijn arm. Hij had het kistje bemachtigd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Wij reden over de verlengde Asserstraat te Gieten, ter hoogte van de carpoolplaats
zag ik een negroïde man lopen met een lange groene jas aan. Ik keek hem na en zag in
mijn spiegel dat de man begon te rennen. Ik dacht dat hij daarom mogelijk wat met de
overval te maken had. We reden door naar het pompstation om daar te kijken. Achter de
kassa staat [slachtoffer 1] . Wij vroegen aan haar of de overvaller een negroïde man was
met een lange groene jas aan. [slachtoffer 1] zei direct ja. Zonder twijfel. Daarop zijn [slachtoffer 2] ,
[getuige 1] en ik terug gereden naar de verlengde Asserstraat. Ik zag de man lopen op de
parallelweg naast de N34. Ik zag dat de man zijn jas had uit gedaan.
Ik reed op de man af en stopte nabij de man. Hierop hebben wij de man vast gepakt. Ik vroeg aan de man waar zijn jas was. Ik hoorde de man zeggen: Die is niet van mij!
Toen [slachtoffer 2] de man goed vast had ben ik terug gelopen richting de carpoolplaats. Ik zag dat in de sloot een groene lange jas lag. Ik heb de jas uit de sloot gehaald. Kennelijk wist de man al dat daar een jas lag temeer hij als zei: die is niet van mij. Ik herkende de jas als de jas die ik de negroïde man zag dragen toen wij langs hem reden over de Verlengde Asserstraat.
Kort daarna kwam de politie om de man te arresteren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op zondag 7 april 2019 heb ik telefonisch contact gehad met getuige [slachtoffer 12] . Hij verklaarde het volgende:
Toen wij bij de rotondes reden bij Gieten, zagen wij een getinte man lopen me een groene lange jas tot aan de knieën. Toen ik in de achteruit kijk spiegel keek zak ik de getinte jongen rennen.
Wij zijn met z'n drieën weer terug gereden. Wij zagen de getinte jongen rennen vlak na de carpool plek. Hij rende richting het OV punt.
Omdat het ons opviel dat hij geen jas meer aan had, is mijn neefje [getuige 2] gaan zoeken naar de jas. Deze vond hij 100 meter verderop in de sloot.
Wij zijn toen gaan zoeken naar het wapen en hebben deze onder een grijze auto aangetroffen. Deze hebben wij daar laten liggen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 april 2019, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Mijn neefje vroeg: "waar is jouw jas." Hij zei: "Die jas is niet van mij" en niet bijvoorbeeld: "Ik heb geen jas.".
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Wij kwamen 6 april 2019 rond 20.00 uur aanrijden, vanaf de rotonde Gieten richting de volgende rotonde, bij het benzine station van [benadeelde partij 1] . Ik zie een donkere meneer met een lange jas met iets onder zijn arm hard lopen.
Ik ben op de rotonde gedraaid, om die man achterna te gaan. Die man liep hard.
Ik zei 'Hé stop eens'. Hij keek om en liep door.
Hij ging hardlopend richting Eext, ik ben hem achterna gelopen. We zijn met zijn tweeën gevallen, het kistje is toen gevallen, die viel open en die heb ik gepakt en in mijn auto neergelegd.
De man was donker gekleurd.
Hij had een rond gezicht. Hij droeg een lange jas, tot op de knieën.
Ik zag dat de deksel ervan af en ik zag geld er in zitten.
Toen ik het kistje had neergelegd, kwam hij weer terug.
Hij kwam met een bivakmuts naar beneden naar mij toe. Toen ik hem eerst had gezien liep hij zonder bivakmuts op.
Ik zag dat hij een pistool trok.
Ik zag dat de persoon hem naar achteren haalde, om het op scherp te zetten.
Hij richtte hij het wapen op mij. Toen riep hij ook 'Ik wil het geld'. 'geld, geld'. Ik vond het wat schreeuwend, met het geweer op mij gericht.
Hij probeerde mij aan de kant te drukken, met zijn linkerhand.
Hij heeft denk ik drie of vier keer gezegd: Geld, ik wil mijn geld.
De persoon heeft een paar keer geprobeerd om het geldkistje te pakken, maar hij kon er niet bij omdat ik voor de deur stond.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Vanavond, zaterdag 6 april 2019 omstreeks 19:55 uur, reed ik met mijn man in onze auto
van Rolde naar Gieten. Mijn man heet [slachtoffer 3] .
Toen wij over het viaduct van de N34 reed in de richting van Gieten en we bij de
tweede rotonde aankwamen, zagen wij een man hardlopen met iets onder zijn arm.
Het was een buitenlander, een donker getinte man.
Mijn man riep wat naar de man, iets van ho eens of stop eens.
Ik zag dat de man zich vervolgens omdraaide en weg liep.
Ik stond ook naast de auto en ik zag dat mijn man achter de jongen aanliep en dat
hij hem vastpakte en toen zag ik dat ze allebei vielen.
Ik zag dat het kistje op de grond viel en dat het deksel eraf viel. Ik zag toen dat het om een geldkistje ging want toen zag ik geld in het kistje zitten.
Ik zag dat de jongen wegliep, mijn man heeft toen het geldkistje gepakt en voorin de auto gelegd.
Ik zag dat de jongen terug kwam. Ik zag dat hij een bivakmuts op zijn hoofd had en een pistool in zijn hand.
Ik hoorde dat hij naar mijn man riep: "geef me dat kistje". Ik zag dat hij het pistool op mijn man richtte.
Ik zag dat hij weer in de richting van mijn man kwam en ik zag dat hij weer het pistool op mijn man richtte.
Ik zag dat de jongen toen wegliep, weer in de richting van Rolde, dat is de Verlengde Asserstraat.
De man was niet zo groot, kort haar, donker uiterlijk, groene jas, knielengte of net over de
knie.
8. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute, d.d. 24 mei 2019 opgemaakt door dr. M. Hidding, forensisch DNA-deskundige, (betreffende bivakmuts en pistool) gevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] (RAAS7247NL), geboren op [geboortedatum] 1997, dient vergeleken te worden met DNA-profielen verkregen van het sporenmateriaal.
Het DNA-profiel afkomstig van de bemonstering binnenzijde rondom mondgat AAMD5838NL is op 23 mei 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] (RAAS7247NL), geboren op [geboortedatum] 1997.
Binnenzijde loop AAMD5827NL.
Verdachte [verdachte] en een onbekende man L kunnen donor zijn van een relatief grote hoeveelheid celmateriaal.
9. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute, d.d. 3 juni 2019 opgemaakt door dr. M. Hidding, forensisch DNA-deskundige, (betreffende pistool) gevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van verdachte [verdachte] in de bemonstering binnenzijde loop AAMD5827NL is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast.
Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese l: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en een onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante
personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese l juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding door burger d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 19 e.v. van het voorgeleidingsdossier van Politie-Noord-Nederland met nummers 2019086034 en 2019086052, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op zaterdag 6 april 2019 om 20:10 uur, werd door mede-eigenaar garage / tankstation [slachtoffer 12] , te Gieten (carpoolplaats) aan ons overgeleverd de door hem op zaterdag 6 april 2019, omstreeks 20:05 uur aldaar aangehouden verdachte [verdachte] .
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2019, opgenomen op pagina 82 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2019022193 d.d. 27 januari 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2019, opgenomen op pagina 118 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als van verbalisant [slachtoffer 6] :
Op vrijdag 18 januari 2019 deed ik dienst. Omstreeks 23.30 uur gaf het operationeel Centrum de melding uit dat er ruzie zou zijn bij de van [straatnaam] te Assen.
Ik ben meteen richting de aangewezen persoon gereden en heb hem aangesproken.
De persoon, later bekend als de verdachte [verdachte] , reageerde in eerste instantie niet.
Eerst werkte de verdachte mee, maar daarna begon hij te schreeuwen en beledigen.
Tijdens de aanhouding maakte de verdachte de collega's en mij voor alles uit.
Ik hoorde de verdachte zeggen tegen de collega [slachtoffer 5] "hoer".
Ook maakte hij ons uit voor motherfucker.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2019, opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als van verbalisant [slachtoffer 7] :
Op 18 januari 2019 was ik belast met de uitvoering van de incidentenafhandeling in de
regio Assen. Ik had dienst met collega [slachtoffer 5] .
Ik hoorde dat de persoon steeds bleef schreeuwen tegen ons. Ik hoorde dat hij schreeuwde "motherfuckers".
In die gehele tijd hoorde ik dat de verdachte steeds bleef herhalen dat wij "Motherfuckers" waren. Ik hoorde de verdachte meerdere malen tegen mijn collega [slachtoffer 5] zei dat zij een "hoer" was. Op het moment dat de verdachte dit zei zag ik dat hij collega [slachtoffer 5] aankeek.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2019, opgenomen op pagina 126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als van verbalisant
Ik zag dat de man mij aankeek en hoorde dat de man luidkeels naar mij schreeuwde dat ik een "hoer" was. Ook hoorde ik de man meerdere keren "motherfuckers" naar ons verbalisanten roepen. Doordat de man zo schreeuwde was dit voor iedereen op straat duidelijk hoorbaar. Ik voelde mij hierdoor in mijn naam en goede eer aangetast.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 december 2018, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Op zaterdag 15/12/2018, omstreeks 17.30 uur, was ik aan het Kroonwerk [huisnummer] te Assen.
Ik kan de jongen als volgt omschrijven;
- donker tint huidskleur (Afrikaans aangezien hij dit meerdere keren tegen ons zei)
- kort donker haar (vermoedelijk kroes haar)
- wit met grijze jas met capuchon
- een groot litteken aan de rechterzijde van zijn nek.
Ik ben naar de jongen met de witte jas met Afrikaans uiterlijk toe gerend en heb ik hem vast gepakt en hem geprobeerd weg te trekken van een van de jongens van ons.
Ik zag dat de jongen in de witte jas op mij af kwam. Ik kreeg van de jongen een vuistslag recht in mijn gezicht. Ik voelde klap op mijn rechter oog.
Ik stond vervolgens voor de zaak [bedrijf] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 10] ongeveer 30 meter verder. Ik zag dat de jongen met de witte jas een steek beweging maakte van achter zijn rug richting [slachtoffer 5] en [slachtoffer 10] . Ik hoorde [slachtoffer 5] roepen "wapen".
Ik zag wel dat hij iets van een glimmend voorwerp in zijn vermoedelijk rechter hand hield.
Ik stond daadwerkelijk in de cirkel van de bedreiging en ik voelde mij behoorlijk bedreigd door de jongen. Ik dacht daadwerkelijk dat hij dit mes zou gebruiken tegen een van ons.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 december 2018, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
2) Donkere jongen vermoedelijk Afrikaans, had een zwart met witte jas aan, volgens
mij een lichte kleur spijkerbroek en een muts dacht ik.
Op de kruising van de Rolderstraat en het Kroonwerk kwam persoon 2 weer in beeld
doordat hij om het hoekje kwam van het gebouw aldaar. Ik zag toen dat hij met zijn
rechter hand langs zijn rechter zij ter hoogte van zijn heup en broeksriem iets
pakte. Ik vermoed dat dit een mes was. Ik zag vervolgens dat hij deze voor zich hield
en deze in de richting van ons hield.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2018, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Ik zag dat [verdachte] met zijn rechterhand en gebaalde vuist uithaalde naar het gezicht van [slachtoffer 8] . Ik zag dat [slachtoffer 8] [verdachte] nog vast had toen hij de klap kreeg en hem losliet na de klap.
Ik zag dat [verdachte] iets uit zijn zak haalde. Hij stond met de rug naar ons en op een meter of 10 bij ons vandaan. Hij draaide zich om en ik zag dat hij een mes had in zijn rechterhand, als ik het goed heb. Ik zag duidelijk dat het een mes was, ik zag iets glimmen en een punt. [slachtoffer 10] stond links van mij en ik hoorde hem schreeuwen: pas op hij heeft een mes. Ik deed een stap naar achteren en voelde mij behoorlijk bedreigd omdat [verdachte] een mes trok en naar mij wees.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2018, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Na de vechtpartij zag ik dat [verdachte] in de richting van de Rolderstraat rende. Samen
met mijn collega en een deel van de drie jongens zijn wij achter [verdachte] aangegaan.
Nabij de trap naar de Citadel aan Rolderstraat zag ik [verdachte] stoppen. Ik zag dat hij
een mes uit zijn broek haalde. Ik zag dat het lemmet van dit mes donkerkleurig was en
schat de lengte van dit mes ongeveer 20 centimeter lang. Ik zag dat [verdachte] met dit
mes begon te zwaaien in onze richting. Ik voelde mij daardoor heel erg bedreigd.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2019, opgenomen op pagina 9 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2019046643 d.d. 23 februari 2019.
2. Een gebiedsontzegging van de gemeente Assen, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019029437 d.d. 5 februari 2019, betreffende de periode 15 december 2018 tot en met 9 maart 2019.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 8 november 2018, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2018294812 d.d. 10 december 2018.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 26 november 2018, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemde dossier, inhoudende de bevindingen van het onderzoek door de verbalisanten.