ECLI:NL:RBNNE:2019:3419

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
18.930050-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval op tankstation en andere strafbare feiten

Op 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1997, die werd beschuldigd van een overval op een tankstation in Gieten, poging tot afpersing en meerdere andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat het door de verdachte geschetste scenario ongeloofwaardig was en dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De feiten die aan de verdachte werden ten laste gelegd, omvatten onder andere de bedreiging van medewerkers van het tankstation met een vuurwapen, het vernielen van eigendommen, diefstal en belediging van ambtenaren. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het bewijs, waaronder DNA-materiaal, meegewogen in haar oordeel. De verdachte heeft eerder geweldsmisdrijven gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en acculturatieproblematiek, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een vrijspraak. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen en de verdachte verplicht tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930050-19
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18.930004-19; 18.920048-19;
18.027357-19; 18.259418-18;
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.920024-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 augustus 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Overijssel - HvB Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juli 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18.930050-19, verder te noemen zaak A
1.
hij op of omstreeks 06 april 2019 te Gieten, althans in de gemeente Aa en Hunze, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een kluis/kist (met inhoud), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] / [benadeelde partij 1] of aan een derde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- de shop/winkel waarin die [slachtoffer 1] aanwezig/werkzaam was is binnengegaan, waarbij verdachte een bivakmuts, althans textiel, over zijn hoofd en/of voor zijn gezicht heeft gedaan en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer 1] een pistool/vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn heeft gehaald en/of
- met dat pistool/voorwerp op de kassa in die shop/winkel heeft geslagen en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd/gezegd: "Ik ga schieten, geld, nu", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( nogmaals) dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij geld wilde;
2.
hij op of omstreeks 06 april 2019 nabij Gieten, althans in de gemeente Aa en Hunze op de openbare weg de Verlengde Asserstraat, althans op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een kluis/kist (met inhoud), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] / [benadeelde partij 1] of aan een derde
- met een bivakmuts, althans textiel, over zijn hoofd/voor zijn gezicht naar die [slachtoffer 3] toe is gelopen en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer 3] een pistool/vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn heeft gehaald en/of
- dat pistool/voorwerp op die [slachtoffer 3] heeft gericht en/of
- dat pistool/voorwerp heeft doorgeladen, althans daarmee een doorlaadbeweging heeft gemaakt, en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Ik wil het geld" en/of 'Geld, geld" en/of "Geld, ik wil mijn geld", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- heeft geprobeerd die [slachtoffer 3] opzij te duwen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 18.930004-19, verder te noemen zaak B
1.
verdachte op of omstreeks 18 januari 2019, te Assen, (althans) in de gemeente Assen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan het [straatnaam] , aldaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
verdachte op of omstreeks 18 januari 2019, te Assen, (althans) in de gemeente Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (van het merk Nokia) en/of een bleutooth speaker (van het merk Sony), in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
verdachte op of omstreeks 18 januari 2019, te Assen, (althnas) in de gemeente Assen, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten de hoofdagent(en) van de politie eenheid Noord-Nederland, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] geheten en/of de brigadier van de politie Eenheid Noord-Nederland, [slachtoffer 7] geheten, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/haar/zijn bediening, heeft beledigd,
- door voornoemde [slachtoffer 5] in haar tegenwoordigheid toe te voegen de woorden "hoer" en/of "moederhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of
- door voornoemde ambtena(a)r(en), in diens/dier tegenwoordigheid toe te voegen het woord "motherfuckers", althans (een) woord(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
verdachte op of omstreeks 15 december 2018, te Assen, (althans) in de gemeente Assen, [slachtoffer 8] heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] met een tot vuist gebalde hand (krachtig) in diens gezicht, althans tegen diens hoofd, te slaan of te stompen; 5.
verdachte op of omstreeks 15 december 2018, te Assen, (althans) in de gemeente Assen, een of meerder personen, te weten [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes tevoorschijn te halen en/of met dat mes in de richting van die perso(o)n(en) te wijzen en/of daarmee naar of in de richting van voornoemde perso(o)n(en) (een) steekbeweging(en) en/of zwaaibeweging(en) te maken;
parketnummer 18.920048-19, verder te noemen zaak C
verdachte op of omstreeks 22 februari 2019, te Assen, (althans) in de gemeente Assen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172 van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Assen, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen 15 december 2018 en 9 maart 2019 niet mocht bevinden in het uitgaansgebied (Rolderstraat e.o., Brinkstraat e.o., Markt e.o., Kerkplein e.o.) door, zich op voornoemde datum om/omstreeks 16:02 uur in de Gouveneurstuin, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
parketnummer 18.027357-19, verder te noemen zaak D
hij op of omstreeks 3 januari 2019 te Assen opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172 / 172a van de gemeentewet en/of artikel 2:2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Emmen, gedaan door of namens de burgemeester van de gemeente Assen, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 15 december 2018 en 9 maart 2019 niet mocht bevinden in het uitgaansgebied (Rolderstraat e.o., Brinkstraat e.o., Markt e.o., kerkplein e.o.) (Gebied 1), door, zich op voornoemde datum om/omstreeks 14:20 uur in/op de Gouveneurstuin, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
parketnummer 18.259418-18, verder te noemen zaak E
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Groningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,97 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het in zaak D ten laste gelegde feit omdat het feit niet gepleegd is op 3 januari 2019 maar op 3 februari 2019.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten die zijn ten laste gelegd in de zaken A, B, C en E. Verdachte heeft die feiten deels bekend en voor zover verdachte feiten ontkent is er voldoende bewijs aanwezig om die feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Met betrekking tot de feiten in zaak A gaat de officier van justitie voorbij aan het door verdachte geschetste scenario op grond waarvan verdachte stelt dat hij niets met de overval op het tankstation in Gieten te maken heeft. Verdachte zou bij zijn moeder in Emmen zijn geweest rond het avondeten en daarna met de bus richting Gieten zijn gereisd. Verdachte zou in [slachtoffer 5] uit de bus zijn gestapt en lopend in de buurt van het tankstation zijn aangekomen en daar dus bij toeval zijn aangetroffen. Omdat de personen die hem hebben aangehouden zijn buskaartjes hebben afgepakt is verdachte niet in staat zijn verhaal te onderbouwen. De officier van justitie acht dat scenario volstrekt ongeloofwaardig omdat het qua tijdspad niet kan kloppen.
De officier van justitie heeft verwezen naar camerabeelden opgenomen bij het verblijfadres van verdachte in Assen waarop is te zien dat verdachte rond 18.50 uur in een auto stapt en daarbij ook een soortgelijke jas draagt als na de overval in Gieten in de nabijheid waar verdachte is aangehouden in een sloot is aangetroffen. Daarnaast is DNA van verdachte op die jas aangetroffen en op de daar ook gevonden bivakmuts en het wapen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de in zaak A ten laste gelegde feiten, alsmede van het ten laste gelegde feit in zaak D. Ook dient vrijspraak te volgen voor de in zaak B onder 5 ten laste gelegde bedreiging omdat verdachte ontkent een mes te hebben vastgehouden.
Voor de feiten in zaak A heeft de raadsman aangegeven dat verdachte blijft bij zijn ontkenning. Verdachte blijft bij zijn verhaal dat hij in Emmen is geweest bij zijn moeder en daarna met de bus richting Gieten is gereisd en in [slachtoffer 5] is uitgestapt. Verdachte deed dat omdat hij bang was in slaap te vallen door de genuttigde alcohol, en hij daardoor de halte Gieten zou missen. Verdachte stelt dat hij op het verkeerde tijdstip op de verkeerde plaats was.
De raadsman heeft aangegeven dat het op de jas aangetroffen DNA van verdachte na de aanhouding daarop is terechtgekomen. De jas lag tijdens het verhoor op tafel en verdachte is gevraagd die jas aan te trekken. Verdachte wilde dat niet en heeft de jas alleen vastgepakt.
Het aangetroffen bloed is op de jas terechtgekomen tijdens het transport van Gieten naar Assen. Die jas lag naast verdachte in de auto en omdat verdachte gewond was aan zijn arm is het bloed op de jas gekomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging het in zaak D ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de feiten zoals ten laste gelegd in de zaken A, B, C en E op grond van de hierna op te nemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot de in zaak B onder 1, 2 en 4, zaak C en zaak E ten laste gelegde feiten volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Voor de overige feiten past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Nadere bewijsoverweging (overval tankstation Gieten, zaak A)
Met betrekking tot de overval op het tankstation in Gieten en de daarop gevolgde poging afpersing (zaak A) volgt de rechtbank verdachte niet in het door hem geschetste scenario. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die de overval pleegde en gaat daarbij uit van de volgende gang van zaken.
Op 6 april 2019 om 19.53 uur belde de medewerkster van het [benadeelde partij 1] -tankstation te Gieten met het alarmnummer dat er een overval was gepleegd door een donkere man gekleed in een lange donkergroene jas en een bivakmuts op, hij dreigde haar met een pistool. De man was lopend vertrokken richting de rotondes bij de doorgaande weg. Direct na de overval zag getuige [getuige 1] een persoon uit de shop komen met iets onder zijn arm. Die persoon droeg een legergroene jas en was donker getint. Vlak daarna zag getuige [slachtoffer 3] , rijdend richting Gieten langs de rotondes, dezelfde persoon lopen, keerde zijn auto waarna, aan de Verlengde Asserstraat direct na de rotonde, de confrontatie tussen de overvaller en [slachtoffer 3] volgde, waarbij [slachtoffer 3] de geldcassette van de overvaller afhandig wist te maken. De overvaller probeerde daarna onder dreiging van een pistool, [slachtoffer 3] te dwingen de geldcassette af te geven. Heel kort daarna reed aangever [slachtoffer 12] , eigenaar van het tankstation, over de Verlengde Asserstraat en volgde de staandehouding van verdachte door [slachtoffer 12] op de carpoolplaats nabij de Verlengde Asserstraat, waarna verdachte om 20.10 uur aan de politie werd overgedragen. Vlakbij de plaats waar verdachte is aangehouden werd een donkergroene jas gevonden, gelijkend op de jas die de overvaller droeg. Onder de enige auto die op de carpoolplaats stond werd een op een pistool gelijkend voorwerp gevonden. Op diezelfde plek werd de volgende ochtend nog een bivakmuts gevonden. Op zowel het pistool als de bivakmuts werd DNA van verdachte aangetroffen.
Gelet op de zeer korte tijdspanne die is verlopen tussen de overval en de aanhouding van verdachte, hooguit 10 minuten, het feit dat verdachte voldoet aan het signalement, de DNA-match op de vlakbij verdachte gevonden voorwerpen, bivakmuts en pistool, brengen de rechtbank tot het oordeel dat het verdachte geweest is die de overval heeft gepleegd.
Op grond van het dossier moet het door verdachte geschetste scenario uitgesloten worden geacht. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden waaruit het volgende tijdpad is af te leiden.
Op 6 april 2019 verbleef verdachte op het adres [straatnaam] in Assen en werd hij begeleid door Cosis. Op camerabeelden van Cosis die door de politie zijn uitgekeken is te zien dat verdachte op 6 april 2019 om 18.30 uur het pand aan de [straatnaam] binnengaat.
Om 18.50 uur loopt verdachte het pand aan de [straatnaam] uit en stapt hij in een zwarte BMW waarna de auto om 18.54 uur wegrijdt. Verdachte draagt onder andere een lange groenkleurige jas met capuchon.
Uit een onderzoek verkeersgegevens is gebleken dat de telefoon van verdachte om 19.02 uur de zendmast aan de [straatnaam] te Rolde aanstraalt.
Uit de gegevens van de telefoon van de bestuurder van de BMW blijkt dat deze telefoon vanuit Assen richting Gieten beweegt. De overval op het tankstation vindt plaats rond 19.50 uur. Verdachte wordt staande gehouden om 20.05 uur en overgedragen aan de politie om 20.10 uur.
Uit dit tijdpad blijkt zonder meer dat verdachte op de door hem aangegeven tijdstippen niet bij zijn moeder in Emmen kan zijn geweest noch dat hij na zijn moeder bezocht te hebben rond etenstijd vanuit Emmen met de bus richting Assen is gereisd en in [slachtoffer 5] is uitgestapt en vervolgens te voet nabij Gieten is aangekomen.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste scenario ongeloofwaardig.
De opgave van de bewijsmiddelen luidt als volgt.
1. De bekennende verklaring door verdachte ter zitting van 23 juli 2019 afgelegd met betrekking tot de in zaak B onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten en de in de zaken C en E ten laste gelegde feiten.
Zaak A
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2019086034 d.d. 13 mei 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op zaterdag zes april 2019 was ik aan het werk als pompbediende, kassière, bij het
[benadeelde partij 1] tankstation, behorend bij [benadeelde partij 1] te Gieten.
Op het moment dat ik het tankstation klaar maakte om te gaan sluiten, zag ik een persoon voor het raam staan. Het was toen ongeveer 19:50 uur.
Ik kan deze persoon omschrijven:
Heel donker gekleed.
Leger groene jas.
Hij had een capuchon op.
Donker van huidskleur
Normaal postuur.
Ongeveer l.75 m lang, net als ik.
Op het moment dat ik de mengsmering naar binnen bracht, zag ik dat de man hierboven omschreven ook de winkel in liep.
Ik zag dat de persoon ter hoogte van de bloemen een bivakmuts op deed. Ik stond op dat moment achter de kassa. De man kwam op mij aflopen en pakte een pistool.
Ik zag dat hij het pistool pakte en op de kassa begon te slaan.
De man zei 'ik ga schieten' 'geld' 'nu'. Hij schreeuwde dit niet, maar ik kon hem wel goed verstaan. De man zei 'ik wil geld, nu', waarop ik zei dat dat niet kon. Hierop zei de man 'ik ga schieten'. Hierdoor voelde ik mij bedreigd.
Hij herhaalde dat hij geld wilde en zijn toon werd toen ook agressiever en dwingend.
Ik gaf hem de kluis met brief geld.
Vervolgens rende hij alsnog weg, de straat over richting de rotondes bij de doorgaande weg.
Ik zie op mijn telefoon dat ik om 19:53 uur 112 heb gebeld en om 19:54 uur mijn baas [slachtoffer 2] .
Vervolgens kwamen er een aantal mensen aanrijden, zij gaven mij het geldkistje weer. Ik hoorde van hem, een voor mij onbekend persoon, dat hij een persoon zag lopen met een kistje onder zijn arm. Hij had het kistje bemachtigd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Wij reden over de verlengde Asserstraat te Gieten, ter hoogte van de carpoolplaats
zag ik een negroïde man lopen met een lange groene jas aan. Ik keek hem na en zag in
mijn spiegel dat de man begon te rennen. Ik dacht dat hij daarom mogelijk wat met de
overval te maken had. We reden door naar het pompstation om daar te kijken. Achter de
kassa staat [slachtoffer 1] . Wij vroegen aan haar of de overvaller een negroïde man was
met een lange groene jas aan. [slachtoffer 1] zei direct ja. Zonder twijfel. Daarop zijn [slachtoffer 2] ,
[getuige 1] en ik terug gereden naar de verlengde Asserstraat. Ik zag de man lopen op de
parallelweg naast de N34. Ik zag dat de man zijn jas had uit gedaan.
Ik reed op de man af en stopte nabij de man. Hierop hebben wij de man vast gepakt. Ik vroeg aan de man waar zijn jas was. Ik hoorde de man zeggen: Die is niet van mij!
Toen [slachtoffer 2] de man goed vast had ben ik terug gelopen richting de carpoolplaats. Ik zag dat in de sloot een groene lange jas lag. Ik heb de jas uit de sloot gehaald. Kennelijk wist de man al dat daar een jas lag temeer hij als zei: die is niet van mij. Ik herkende de jas als de jas die ik de negroïde man zag dragen toen wij langs hem reden over de Verlengde Asserstraat.
Kort daarna kwam de politie om de man te arresteren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2019, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op zondag 7 april 2019 heb ik telefonisch contact gehad met getuige [slachtoffer 12] . Hij verklaarde het volgende:
Toen wij bij de rotondes reden bij Gieten, zagen wij een getinte man lopen me een groene lange jas tot aan de knieën. Toen ik in de achteruit kijk spiegel keek zak ik de getinte jongen rennen.
Wij zijn met z'n drieën weer terug gereden. Wij zagen de getinte jongen rennen vlak na de carpool plek. Hij rende richting het OV punt.
Omdat het ons opviel dat hij geen jas meer aan had, is mijn neefje [getuige 2] gaan zoeken naar de jas. Deze vond hij 100 meter verderop in de sloot.
Wij zijn toen gaan zoeken naar het wapen en hebben deze onder een grijze auto aangetroffen. Deze hebben wij daar laten liggen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 april 2019, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Mijn neefje vroeg: "waar is jouw jas." Hij zei: "Die jas is niet van mij" en niet bijvoorbeeld: "Ik heb geen jas.".
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Wij kwamen 6 april 2019 rond 20.00 uur aanrijden, vanaf de rotonde Gieten richting de volgende rotonde, bij het benzine station van [benadeelde partij 1] . Ik zie een donkere meneer met een lange jas met iets onder zijn arm hard lopen.
Ik ben op de rotonde gedraaid, om die man achterna te gaan. Die man liep hard.
Ik zei 'Hé stop eens'. Hij keek om en liep door.
Hij ging hardlopend richting Eext, ik ben hem achterna gelopen. We zijn met zijn tweeën gevallen, het kistje is toen gevallen, die viel open en die heb ik gepakt en in mijn auto neergelegd.
De man was donker gekleurd.
Hij had een rond gezicht. Hij droeg een lange jas, tot op de knieën.
Ik zag dat de deksel ervan af en ik zag geld er in zitten.
Toen ik het kistje had neergelegd, kwam hij weer terug.
Hij kwam met een bivakmuts naar beneden naar mij toe. Toen ik hem eerst had gezien liep hij zonder bivakmuts op.
Ik zag dat hij een pistool trok.
Ik zag dat de persoon hem naar achteren haalde, om het op scherp te zetten.
Hij richtte hij het wapen op mij. Toen riep hij ook 'Ik wil het geld'. 'geld, geld'. Ik vond het wat schreeuwend, met het geweer op mij gericht.
Hij probeerde mij aan de kant te drukken, met zijn linkerhand.
Hij heeft denk ik drie of vier keer gezegd: Geld, ik wil mijn geld.
De persoon heeft een paar keer geprobeerd om het geldkistje te pakken, maar hij kon er niet bij omdat ik voor de deur stond.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[getuige 4] :
Vanavond, zaterdag 6 april 2019 omstreeks 19:55 uur, reed ik met mijn man in onze auto
van Rolde naar Gieten. Mijn man heet [slachtoffer 3] .
Toen wij over het viaduct van de N34 reed in de richting van Gieten en we bij de
tweede rotonde aankwamen, zagen wij een man hardlopen met iets onder zijn arm.
Het was een buitenlander, een donker getinte man.
Mijn man riep wat naar de man, iets van ho eens of stop eens.
Ik zag dat de man zich vervolgens omdraaide en weg liep.
Ik stond ook naast de auto en ik zag dat mijn man achter de jongen aanliep en dat
hij hem vastpakte en toen zag ik dat ze allebei vielen.
Ik zag dat het kistje op de grond viel en dat het deksel eraf viel. Ik zag toen dat het om een geldkistje ging want toen zag ik geld in het kistje zitten.
Ik zag dat de jongen wegliep, mijn man heeft toen het geldkistje gepakt en voorin de auto gelegd.
Ik zag dat de jongen terug kwam. Ik zag dat hij een bivakmuts op zijn hoofd had en een pistool in zijn hand.
Ik hoorde dat hij naar mijn man riep: "geef me dat kistje". Ik zag dat hij het pistool op mijn man richtte.
Ik zag dat hij weer in de richting van mijn man kwam en ik zag dat hij weer het pistool op mijn man richtte.
Ik zag dat de jongen toen wegliep, weer in de richting van Rolde, dat is de Verlengde Asserstraat.
De man was niet zo groot, kort haar, donker uiterlijk, groene jas, knielengte of net over de
knie.
8. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute, d.d. 24 mei 2019 opgemaakt door dr. M. Hidding, forensisch DNA-deskundige, (betreffende bivakmuts en pistool) gevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] (RAAS7247NL), geboren op [geboortedatum] 1997, dient vergeleken te worden met DNA-profielen verkregen van het sporenmateriaal.
Het DNA-profiel afkomstig van de bemonstering binnenzijde rondom mondgat AAMD5838NL is op 23 mei 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] (RAAS7247NL), geboren op [geboortedatum] 1997.
Binnenzijde loop AAMD5827NL.
Verdachte [verdachte] en een onbekende man L kunnen donor zijn van een relatief grote hoeveelheid celmateriaal.
9. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute, d.d. 3 juni 2019 opgemaakt door dr. M. Hidding, forensisch DNA-deskundige, (betreffende pistool) gevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van verdachte [verdachte] in de bemonstering binnenzijde loop AAMD5827NL is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast.
Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese l: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en een onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante
personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese l juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding door burger d.d. 6 april 2019, opgenomen op pagina 19 e.v. van het voorgeleidingsdossier van Politie-Noord-Nederland met nummers 2019086034 en 2019086052, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op zaterdag 6 april 2019 om 20:10 uur, werd door mede-eigenaar garage / tankstation [slachtoffer 12] , te Gieten (carpoolplaats) aan ons overgeleverd de door hem op zaterdag 6 april 2019, omstreeks 20:05 uur aldaar aangehouden verdachte [verdachte] .
Zaak B
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2019, opgenomen op pagina 82 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2019022193 d.d. 27 januari 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2019, opgenomen op pagina 118 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als van verbalisant [slachtoffer 6] :
Op vrijdag 18 januari 2019 deed ik dienst. Omstreeks 23.30 uur gaf het operationeel Centrum de melding uit dat er ruzie zou zijn bij de van [straatnaam] te Assen.
Ik ben meteen richting de aangewezen persoon gereden en heb hem aangesproken.
De persoon, later bekend als de verdachte [verdachte] , reageerde in eerste instantie niet.
Eerst werkte de verdachte mee, maar daarna begon hij te schreeuwen en beledigen.
Tijdens de aanhouding maakte de verdachte de collega's en mij voor alles uit.
Ik hoorde de verdachte zeggen tegen de collega [slachtoffer 5] "hoer".
Ook maakte hij ons uit voor motherfucker.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2019, opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als van verbalisant [slachtoffer 7] :
Op 18 januari 2019 was ik belast met de uitvoering van de incidentenafhandeling in de
regio Assen. Ik had dienst met collega [slachtoffer 5] .
Ik hoorde dat de persoon steeds bleef schreeuwen tegen ons. Ik hoorde dat hij schreeuwde "motherfuckers".
In die gehele tijd hoorde ik dat de verdachte steeds bleef herhalen dat wij "Motherfuckers" waren. Ik hoorde de verdachte meerdere malen tegen mijn collega [slachtoffer 5] zei dat zij een "hoer" was. Op het moment dat de verdachte dit zei zag ik dat hij collega [slachtoffer 5] aankeek.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2019, opgenomen op pagina 126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als van verbalisant
[slachtoffer 5] :
Ik zag dat de man mij aankeek en hoorde dat de man luidkeels naar mij schreeuwde dat ik een "hoer" was. Ook hoorde ik de man meerdere keren "motherfuckers" naar ons verbalisanten roepen. Doordat de man zo schreeuwde was dit voor iedereen op straat duidelijk hoorbaar. Ik voelde mij hierdoor in mijn naam en goede eer aangetast.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 december 2018, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 8] :
Op zaterdag 15/12/2018, omstreeks 17.30 uur, was ik aan het Kroonwerk [huisnummer] te Assen.
Ik kan de jongen als volgt omschrijven;
- donker tint huidskleur (Afrikaans aangezien hij dit meerdere keren tegen ons zei)
- rond 21 jaar oud
- 165 en 170cm lang
- kort donker haar (vermoedelijk kroes haar)
- wit met grijze jas met capuchon
- zwarte broek
- een groot litteken aan de rechterzijde van zijn nek.
Ik ben naar de jongen met de witte jas met Afrikaans uiterlijk toe gerend en heb ik hem vast gepakt en hem geprobeerd weg te trekken van een van de jongens van ons.
Ik zag dat de jongen in de witte jas op mij af kwam. Ik kreeg van de jongen een vuistslag recht in mijn gezicht. Ik voelde klap op mijn rechter oog.
Ik stond vervolgens voor de zaak [bedrijf] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 10] ongeveer 30 meter verder. Ik zag dat de jongen met de witte jas een steek beweging maakte van achter zijn rug richting [slachtoffer 5] en [slachtoffer 10] . Ik hoorde [slachtoffer 5] roepen "wapen".
Ik zag wel dat hij iets van een glimmend voorwerp in zijn vermoedelijk rechter hand hield.
Ik stond daadwerkelijk in de cirkel van de bedreiging en ik voelde mij behoorlijk bedreigd door de jongen. Ik dacht daadwerkelijk dat hij dit mes zou gebruiken tegen een van ons.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 december 2018, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 9] .
2) Donkere jongen vermoedelijk Afrikaans, had een zwart met witte jas aan, volgens
mij een lichte kleur spijkerbroek en een muts dacht ik.
Op de kruising van de Rolderstraat en het Kroonwerk kwam persoon 2 weer in beeld
doordat hij om het hoekje kwam van het gebouw aldaar. Ik zag toen dat hij met zijn
rechter hand langs zijn rechter zij ter hoogte van zijn heup en broeksriem iets
pakte. Ik vermoed dat dit een mes was. Ik zag vervolgens dat hij deze voor zich hield
en deze in de richting van ons hield.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2018, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 10] :
Ik zag dat [verdachte] met zijn rechterhand en gebaalde vuist uithaalde naar het gezicht van [slachtoffer 8] . Ik zag dat [slachtoffer 8] [verdachte] nog vast had toen hij de klap kreeg en hem losliet na de klap.
Ik zag dat [verdachte] iets uit zijn zak haalde. Hij stond met de rug naar ons en op een meter of 10 bij ons vandaan. Hij draaide zich om en ik zag dat hij een mes had in zijn rechterhand, als ik het goed heb. Ik zag duidelijk dat het een mes was, ik zag iets glimmen en een punt. [slachtoffer 10] stond links van mij en ik hoorde hem schreeuwen: pas op hij heeft een mes. Ik deed een stap naar achteren en voelde mij behoorlijk bedreigd omdat [verdachte] een mes trok en naar mij wees.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2018, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 11] :
Na de vechtpartij zag ik dat [verdachte] in de richting van de Rolderstraat rende. Samen
met mijn collega en een deel van de drie jongens zijn wij achter [verdachte] aangegaan.
Nabij de trap naar de Citadel aan Rolderstraat zag ik [verdachte] stoppen. Ik zag dat hij
een mes uit zijn broek haalde. Ik zag dat het lemmet van dit mes donkerkleurig was en
schat de lengte van dit mes ongeveer 20 centimeter lang. Ik zag dat [verdachte] met dit
mes begon te zwaaien in onze richting. Ik voelde mij daardoor heel erg bedreigd.
Zaak C
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2019, opgenomen op pagina 9 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2019046643 d.d. 23 februari 2019.
2. Een gebiedsontzegging van de gemeente Assen, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019029437 d.d. 5 februari 2019, betreffende de periode 15 december 2018 tot en met 9 maart 2019.
Zaak E
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 8 november 2018, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2018294812 d.d. 10 december 2018.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 26 november 2018, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemde dossier, inhoudende de bevindingen van het onderzoek door de verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de zaken A, B, C en E ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Zaak A
1.
hij op 6 april 2019 te Gieten, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een kluis met inhoud, toebehorende aan [benadeelde partij 1] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- de shop waarin die [slachtoffer 1] werkzaam was is binnengegaan, waarbij verdachte een bivakmuts, over zijn hoofd en voor zijn gezicht heeft gedaan en
- zichtbaar voor die [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn heeft gehaald en
- met dat voorwerp op de kassa in die shop heeft geslagen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik ga schieten, geld, nu", en
- nogmaals dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij geld wilde;
2.
hij op 6 april 2019 nabij Gieten, op de openbare weg de Verlengde Asserstraat,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een kluis met inhoud, toebehorende aan [benadeelde partij 1]
- met een bivakmuts over zijn hoofd naar die [slachtoffer 3] toe is gelopen en
- zichtbaar voor die [slachtoffer 3] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn heeft gehaald en
- dat voorwerp op die [slachtoffer 3] heeft gericht en
- daarmee een doorlaadbeweging heeft gemaakt, en
- dreigend tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Ik wil het geld" en 'Geld, geld" en "Geld, ik wil mijn geld", en
- heeft geprobeerd die [slachtoffer 3] opzij te duwen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak B
1.
verdachte op 18 januari 2019, te Assen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan het [straatnaam] , aldaar, toebehorende aan [benadeelde partij 2] , heeft vernield;
2.
verdachte op 18 januari 2019, te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon van het merk Nokia en een bluetooth speaker van het merk Sony, toebehorende aan [slachtoffer 4] ; 3.
verdachte op 18 januari 2019, te Assen, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten de hoofdagenten van de politie eenheid Noord-Nederland, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] geheten en de brigadier van de politie Eenheid Noord-Nederland, [slachtoffer 7] geheten, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft beledigd,
- door voornoemde [slachtoffer 5] in haar tegenwoordigheid toe te voegen de woorden "hoer" en
- door voornoemde ambtenaren, in dier tegenwoordigheid toe te voegen het woord "motherfuckers";
4.
verdachte op 15 december 2018, te Assen, [slachtoffer 8] heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] met een tot vuist gebalde hand in diens gezicht te stompen;
5.
verdachte op 15 december 2018, te Assen, meerdere personen, te weten [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] heeft bedreigd met zware mishandeling, door een mes tevoorschijn te halen en met dat mes in de richting van die personen te wijzen en daarmee naar of in de richting van voornoemde personen steekbewegingen en/of zwaaibewegingen te maken;
Zaak C
verdachte op 22 februari 2019, te Assen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172 van de Gemeentewet, gedaan namens de burgemeester van Assen, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 15 december 2018 en 9 maart 2019 niet mocht bevinden in het uitgaansgebied Rolderstraat e.o., Brinkstraat e.o., Markt e.o., Kerkplein e.o. door, zich op voornoemde datum omstreeks 16:02 uur in de Gouverneurstuin te bevinden;
Zaak E
hij op 8 november 2018 te Groningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,97 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:
1. Afpersing.
2. Poging tot afpersing.
Zaak B
1. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen.
2. Diefstal.
3. Belediging, aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
4. Mishandeling.
5. Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Zaak C
Opzettelijk niet voldoet aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Zaak E
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet, gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak zou moeten worden aangehouden om verdachte te laten onderzoeken door een psychiater met het oog op een mogelijk op te leggen TBS-maatregel al dan niet onder voorwaarden.
Een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geeft een onvoldoende kader om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Indien de rechtbank zich voldoende voorgelicht acht dient aan verdachte voor de ten laste gelegde feiten in de zaken A, B, C en E een gevangenisstraf van 5 jaren te worden opgelegd. Het zo noodzakelijk geachte begeleid wonen dient in het VI-traject aan de orde te komen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een TBS-maatregel al dan niet in voorwaardelijke zin op dit moment nog niet aan de orde is. De raadsman heeft daarbij verwezen naar het rapport van de psycholoog. Naar verwachting zal een psychiater in soortgelijke bewoordingen adviseren.
Het is van belang dat verdachte in een veilige omgeving leert hoe met de samenleving moet worden omgegaan. Hij moet daartoe worden opgenomen in een begeleide woonvorm met een gestructureerde setting. Een TBS-maatregel is daarvoor niet noodzakelijk.
Hoewel verdachte bereid is mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek acht de raadsman het rapport van de psycholoog voldoende om tot een realistische strafoplegging te komen met in het bijzonder reclasseringstoezicht, behandeling en wonen in een beschermde woonvorm.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht zich met betrekking tot de persoon van verdachte zoals dat uit de rapportages naar voren komt, voldoende voorgelicht om tot een afgewogen strafoplegging te komen. De rechtbank zal daarom niet overgaan tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting voor het laten opstellen van een psychiatrisch rapport.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over verdachte uitgebrachte rapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 6 april 2019 een tankstation overvallen en heeft daarna geprobeerd de door hem gestolen geldcassette weer afhandig te maken van [slachtoffer 3] . In beide gevallen met bedreiging door middel van een pistool. Dat het pistool achteraf gezien geen echt pistool bleek, doet aan de ernst van dit feit niet af.
Op 18 januari 2019 was verdachte in de woning van [slachtoffer 4] en heeft verdachte, nadat hij door deze bewoner uit de woning was gezet, een raam van de woning vernield. Verdachte is daarna de woning binnen gegaan en heeft een telefoon en een speaker van het slachtoffer meegenomen. Nadat verdachte door de politie was aangehouden heeft hij hen beledigd.
Op 15 december 2018 heeft verdachte een persoon mishandeld in Assen. Ook heeft hij daarna de mishandelde persoon en anderen, waaronder een zogenoemde stadswacht, bedreigd met een mes.
Op 22 februari 2019 heeft verdachte het gebiedsverbod voor onder andere het centrum van Assen overtreden.
Op 8 november 2018 is verdachte in Groningen aangehouden en had hij een hoeveelheid cocaïne in zijn bezit. Dit was meer dan een gebruikershoeveelheid.
De feiten van 6 april 2019 zijn zeer ernstige feiten waarbij verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op het veiligheidsgevoel van de betrokken personen. Het hoeft geen betoog dat de slachtoffers nadien daarvan nog de gevolgen ondervinden.
De overige feiten zijn niet minder ernstig. De gebeurtenissen op 18 januari 2019 en 15 december 2018 hebben nagenoeg allemaal een geweldscomponent in zich en dat brengt bij de slachtoffers en omstanders angstgevoelens teweeg.
De feiten die de rechtbank bewezen heeft verklaard dienen te worden bestraft met een gevangenisstraf van een aanmerkelijke duur. Gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting wordt in de regel voor een overval 2 jaren gevangenisstraf opgelegd. Het gaat hier om een overval gevolgd door een poging tot een overval. Daar komen bij de straffen die normaliter plegen te worden opgelegd voor de overige bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van drs. N.A. Schoenmaker, GZ- psycholoog van 11 juni 2019. Uit dat rapport komt als conclusies het volgende naar voren.
Bij verdachte bestaat in diagnostische zin een verstandelijke beperking en acculturatie-problematiek. Voorts bestaan er antisociale trekken in de persoonlijkheid en was er sprake van een lichte intoxicatie door het gebruik van alcohol. Hiervan was ook sprake ten tijde van beide tenlasteleggingen en beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen.
Uit de verstandelijke beperking hebben psychische dysfuncties (die continue bij betrokkene
aanwezig zijn), zoals een gebrekkig planning, een gebrekkig anticiperen, een gebrekkige
impulsregulatie en een gebrek aan coping strategieën een rol gespeeld in het tot stand
komen van de ten laste gelegde feiten.
Psychische dysfuncties voortkomend uit de antisociale trekken (welke mede tot ontwikkeling zijn gekomen door zijn verstandelijke beperking), zoals het zich regelmatig niet houden aan de wet, onverantwoordelijk gedrag, onvoldoende respect voor de rechten van anderen en een gerichtheid op eigen gewin hebben eveneens een rol gespeeld in het tot stand komen van de ten laste gelegde feiten.
Ten gevolge van de acculturatieproblematiek (eveneens mede tot ontwikkeling gekomen door zijn verstandelijke beperking) is (langdurig) psychisch disfunctioneren ontstaan in de vorm van het zich niet aan kunnen passen aan de maatschappij. Dit psychisch disfunctioneren heeft eveneens een rol gespeeld in het tot stand komen van de ten laste gelegde feiten.
Gelet op de doorwerking van de problematiek van verdachte op de ten laste gelegde feiten adviseert onderzoeker om deze feiten, als deze bewezen worden verklaard, in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De kans op recidive wat betreft gewelddadig gedrag wordt op de korte termijn ingeschat als matig.
Op de langere termijn wordt de kans op recidive ingeschat als matig tot hoog. Indien betrokkene geen begeleiding en toezicht krijgt zal hij ten gevolge van zijn verstandelijke beperking zich niet kunnen redden in de maatschappij, hij zal dan op straat belanden, geen inkomen hebben, middelen gaan gebruiken, kan negatief beïnvloed worden door derden en zal hij mede ten gevolge van zijn antisociale trekken en zijn gebrek aan aanpassing zijn heil kunnen gaan zoeken in criminele handelingen waarbij hij opnieuw tot strafbare feiten kan komen met een geweldsaspect zoals het huidige.
Onderzoeker adviseert een opname in een setting waar betrokkene beschermd kan wonen en waar rekening gehouden wordt met zijn verstandelijke beperking. Betrokkene dient begeleiding te krijgen wat betreft wonen, werken, en het organiseren van zijn leven. Betrokkene dient echter ook geholpen te worden om de maatschappij beter te begrijpen en om zijn dysfunctioneel denkpatroon om te buigen. Aandacht dient eveneens besteed te worden aan zijn disfunctionele persoonlijkheidstrekken en aan de acculturatieproblematiek. Zonder toezicht en (intensieve) begeleiding zal de kans op recidive niet verminderen.
Verdachte zou moeten worden opgenomen in een setting voor begeleid en beschermd wonen.
Hoewel de rechtbank in navolging van de psycholoog, aanneemt dat verdachte diverse problemen op het persoonlijke vlak ervaart, is de rechtbank tevens van oordeel dat verdachte meerdere ernstig misdrijven heeft begaan, waaronder een gewapende overval. De rechtbank gaat er daarbij niet vanuit dat verdachte niet wist wat hij deed of dat hij de strafwaardigheid van zijn handelingen niet kon inzien. Een gevangenisstraf van aanzienlijke duur is daarom op zijn plaats. De rechtbank zal wel een deel van deze straf in voorwaardelijke vorm opleggen, zodat begeleiding van de reclassering in een begeleid en beschermd wonen traject gedurende een lange periode mogelijk wordt. De rechtbank zal daartoe bijzondere voorwaarden formuleren.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 4 jaren passend en geboden.
Een gedeelte daarvan, groot 6 maanden zal voorwaardelijk worden opgelegd met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank zal de teruggave van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag in zaak E, aan verdachte gelasten nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Op bedoeld bedrag rust een beslag als bedoeld in artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering zodat het beslag niet kan dienen tot uitwinning van toegekende civiele vorderingen zoals de officier van justitie heeft gevorderd.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 130,-- ter vergoeding van materiële schade en € 1800,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 800,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 725,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen voldoende onderbouwd en derhalve toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen moeten worden afgewezen omdat verdachte van de betreffende feiten moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in zaak A bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 april 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 1 mei 2017 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren, met een proeftijd van 2 jaren.
Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting aangegeven dat zij niet-ontvankelijk is in de vordering omdat van de voorwaardelijk opgelegde straf bij eerdere uitspraak de tenuitvoerlegging is gelast.
De rechtbank gaat er gelet op het standpunt van de officier van justitie van uit dat eerder reeds de tenuitvoerlegging is gelast van de genoemde voorwaardelijke straf. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging om die reden niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 60a, 184, 266, 267, 285, 300, 310, 317, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18.027357-19 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18.930050-19 onder 1 en 2, in de zaak met parketnummer 18.930004-19 onder 1, 2, 3, 4 en 5, in de zaak met parketnummer 18.920048-19 en in de zaak met parketnummer 18.259418-18 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich na zijn invrijheidstelling zal melden bij Tactus Verslavingszorg, Dokter Stolteweg 85, 8025 AX Zwolle. Veroordeelde zal zich blijven melden op de afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasserings-toezicht uit te voeren;
- dat de veroordeelde zich aansluitend aan zijn invrijheidstelling, gedurende de eerste 12 maanden van de proeftijd, zal laten opnemen in een door de reclassering aan te wijzen instelling voor begeleid en beschermd wonen met een voldoende beveiligingsniveau. Verdachte zal meewerken aan de hem aangeboden behandeling en zal zich houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
De veroordeelde zal zich daarbij ook houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Gelast de teruggaveaan veroordeelde van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 330,85 (zegge: driehonderddertig euro en vijfentachtig eurocent).
Ten aanzien van 18.930050-19, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.930,--(zegge: éénduizend negenhonderdendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van €
1.930,--(zegge: éénduizend negenhonderdendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit € 130,-- aan materiële schade en € 1800,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18.930050-19, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
725--(zegge zevenhonderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen een bedrag van €
725--(zegge zevenhonderd-vijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18.930050-19, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
800,--(zegge: achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van €
800,--(zegge: achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.920024-17:

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 1 mei 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. A.A.J. Smelt, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2019.
Mr. Smelt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.