In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de gemeente Groningen, en het college van burgemeester en wethouders van Groningen. De eiser had een aanvraag ingediend voor een stimuleringspremie van acht maandsalarissen op basis van het Flankerend beleid van de gemeente Groningen, nadat hij vrijwillig ontslag had genomen om als zelfstandige verder te gaan. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen, omdat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden van het Flankerend beleid, dat vereist dat er sprake moet zijn van inkrimping van de formatie bij de gemeente als gevolg van het vertrek van de medewerker.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van inkrimping van de formatie, aangezien de functie van de eiser als projectmanager niet was vervallen en er geen boventallige medewerkers waren benoemd in zijn plaats. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat zijn vertrek wel degelijk had geleid tot een inkrimping, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht had geoordeeld dat de aanvraag om de stimuleringspremie niet kon worden toegewezen, omdat de eiser niet onder het toepassingsbereik van het Flankerend beleid viel. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.