Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde en heeft daarbij aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Ook heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd van de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving. Zij heeft daartoe aangevoerd dat beide incidenten zodanig kort hebben geduurd dat niet kan worden vastgesteld dat de slachtoffers op zodanige manier binnen de machtssfeer van verdachte waren, dat ze van hun vrijheid werden beroofd.
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft zij zich onder meer gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft zij het volgende aangevoerd.
Dezelfde dader was betrokken bij de incidenten van aangeefsters [slachtoffer 2] (feit 2) en [slachtoffer 3] (feiten 3 en 4). Dit kan worden vastgesteld op basis van het signalement dat de aangeefsters hebben opgegeven van de dader, de omstandigheid dat de incidenten kort na elkaar hebben plaatsgevonden, alsmede de overeenkomst tussen de handelingen die de dader heeft verricht bij beide voorvallen. Kort na het laatste incident werd verdachte aldaar in de buurt aangetroffen en zijn signalement kwam overeen met die van de dader. Verdachte moet aldus de dader zijn.
Voor de bewijsconstructie van de incidenten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , dient ook het bewijs van het voorval met [slachtoffer 1] te worden gebruikt als schakelbewijs. Er bestaan grote overeenkomsten tussen alle incidenten, zoals – kort samengevat – dat het in alle gevallen om vrouwelijke slachtoffers gaat, dat de modus operandi nagenoeg gelijk is en dat de feiten allemaal zijn gepleegd van vrijdag op zaterdag tijdens de nachtelijke uren dan wel vroege ochtenduren.
De gedragingen van verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] leveren weliswaar geen voltooid delict van wederrechtelijke vrijheidsbeneming op, maar op basis van de uiterlijke verschijningsvormen kan wel worden vastgesteld dat verdachte heeft getracht de aangeefsters wederrechtelijk van hun vrijheid te beroven.
Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie betoogd dat op basis van de verklaringen van de aangevers en de bekennende verklaring van verdachte dit feit bewezen kan worden, met uitzondering van het deel dat betrekking heeft op aangever [slachtoffer 7] . Voor dit deel moet verdachte worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al het ten laste gelegde met uitzondering van feiten 1 subsidiair en 5. Bij dit laatste feit heeft de raadsman zich verenigd met het standpunt van de officier van justitie, inhoudende partiële vrijspraak ten aanzien van de oplichting die betrekking heeft op aangever [slachtoffer 7] .
Ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van de stukken niet kan worden vastgesteld dat verdachte de dader is. In het bijzonder heeft hij hierbij betoogd dat uit de verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] blijkt dat de dader een geheel zwarte broek aanhad, terwijl verdachte bij zijn aanhouding een zwarte broek met een witte streep droeg.
Ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 heeft de raadsman subsidiair gesteld dat gelet op de gedragingen van de dader geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving dan wel een poging daartoe. Ingeval verdachte als dader wordt aangemerkt kan hoogstens worden bewezen dat hij [slachtoffer 2] heeft bedreigd (feit 2 meer subsidiair) en dat hij [slachtoffer 3] heeft mishandeld (feit 4).
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank is, met de officier van justitie en raadsman, van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, nu niet is gebleken dat aangeefster [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 04 juli 2019;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 maart 2018, opgenomen op pagina 207 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018308335z d.d. 23 november 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Vrijspraak feit 2 primair, subsidiair en meer subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt hierbij dat het door aangeefster [slachtoffer 2] opgegeven signalement niet overeenkomt met verdachte en dat de plek waar de confrontatie tussen [slachtoffer 2] en de dader heeft plaatsgevonden, zich op enige afstand bevindt van de plek waar verdachte later is aangesproken door de verbalisanten. Daarnaast geeft [slachtoffer 2] aan dat de dader een zwarte broek droeg, terwijl door één van de verbalisanten wordt beschreven dat verdachte die avond een trainingsbroek met een witte streep aan had. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt verder dat de dader een licht getinte huidskleur had zoals die van een Turk of Marokkaan. Ook sprak de dader volgens haar met een licht accent, dat leek op Marokkaans. Verdachte is een blanke Nederlandse man die de Nederlandse taal accentloos spreekt.
Hoewel er zich in het dossier wel degelijk aanwijzingen bevinden dat het verdachte is geweest die confrontatie met [slachtoffer 2] heeft opgezocht, heeft de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen niet de overtuiging bekomen dat verdachte de dader is geweest. Dat verdachte rapt en daarbij straattaal gebruikt, maakt dit niet anders.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en wordt verdachte hiervan vrijgesproken.
Vrijspraak feit 3 primair, subsidiair en meer subsidiair
De rechtbank zal verdachte ook integraal vrijspraken van het onder 3 ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] - zoals deze hierna is opgenomen - niet dat zij door de dader op enige manier van haar vrijheid is beroofd (feit 3 primair). Ook is niet komen vast te staan dat de dader heeft getracht haar van haar vrijheid te beroven (feit 3 subsidiair). Evenmin komt in voldoende mate naar voren dat hij haar heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling of gijzeling (feit 3 meer subsidiair). Verdachte zal daarom van het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair worden vrijgesproken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 4 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 november 2017, opgenomen op pagina 82 e.v. van eerdergenoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 25 november 2017 omstreeks 06:30 uur was ik onderweg naar mijn werk op mijn zwarte herenfiets. Terwijl ik in de Kamerlingh Onneslaan aan het fietsen was kwam er plotseling een jongen van achteren naar mij toe gelopen. Ik zag dat hij mij van de linkerkant naderde, dit was aan de kant waar de woningen zich bevinden. Ik heb niks gehoord, de jongen stond ineens naast mij. Ik zag dat de jongen zwarte kleding aan had en ik zag dat er onder de capuchon vermoedelijk licht haar zat. Ik zag ook dat de jongen een zwarte plastic rugzak met touwtjes op de rug droeg. Ik schrok enorm en stopte. Ik
hoorde dat de jongen tegen mij zei: ''Doe rustig! doe rustig!''. Ik schrok hier van
en begon te gillen. Voor dat ik het wist lag ik op de grond. Ik voelde dat ik met
mijn rug op de grond lag, alleen weet ik niet meer hoe ik op de grond terecht ben
gekomen. Ik voelde dat de jongen aan mijn jas trok. Ik weet alleen niet meer waar hij
mij precies vastpakte.
Terwijl ik op de grond lag had ik het plastic tasje wat de jongen op zijn rug droeg
stevig vastgepakt. Ik liet het plastic tasje niet los. Vervolgens voelde ik dat ik een klap onder mijn linkeroog en neus kreeg. Daarop volgend voelde ik dat ik nog een klap op mijn voorhoofd kreeg. Na deze twee klappen hield het slaan op. Ik zag dat de jongen om
zich heen aan het kijken was en vervolgens heel rustig wegliep.
Ik kan de man als volgt omschrijven:
- ongeveer 1.80 meter lang.
- Zwarte Sportbroek met aan beide zijkanten een witte streep naar beneden.
- Zwarte jas/vest met capuchon.
- Zwarte rugzak met touwtjes/ koord sluiting.
Na dit incident merkte ik op dat ik een dikke bult op mijn voorhoofd had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 26 november 2017 nam ik telefonisch contact op met de aangeefster [slachtoffer 3] . Ik kreeg de partner " [naam 4] " aan de lijn en ik hoorde vrijwel direct dat hij het voorstel maakte om naar het bureau te komen. We hebben hierop afgesproken dat ze naar het politiebureau zouden komen. Omstreeks 11:20 uur kwamen [naam 4] en [slachtoffer 3] naar het bureau.
[slachtoffer 3] verklaarde het volgende:
Toen ik werd aangevallen had de persoon echt een capuchon op, zeker geen petje. Ook
onder zijn capuchon was geen pet zichtbaar, hier heb ik gek genoeg nog op gelet. Ik
heb het ook over donkerblond haar gehad, maar volgens mij was dit de schaduw van de
straatverlichting, welke mij deed vermoeden dat dit een haargrens was. Zijn capuchon
stak aan de bovenzijde echt ver over het hoofd heen. Kortom, dit is de reden dat ik
alsnog een aanvullende verklaring af wil leggen.
Toen ik de man op het bakje zag zitten ben ik linksaf geslagen, de Kamerlingh
Ossenlaan in. Ik ben doorgefietst in de richting van het eerste kruispunt. Ik weet
nog dat ik naar rechts had gekeken om te kijken of er ook verkeer van rechts aan
kwam. Ik was van plan om het kruispunt over te fietsen.
Ineens werd ik verrast doordat er aan mijn linkerzijde een manspersoon naast mij
stond. Hij stond op ongeveer veertig centimeter van mij af.
Ik kan me nog herinneren dat ik de straat aan de linkerzijde niet in kon kijken omdat ik tegen bossen aan keek. Ik heb dus niet op het kruispunt gestaan, maar net ervoor.
Opmerking verbalisant: De aangeefster stond op de Kamerlingh Onneslaan tussen de
wegen Selma Lagerloflaan en de Van Heuven Goedhartlaan. Met de weg naar links
bedoelde ze de Van Heuven Goedhartlaan.
3. Een geneeskundige verklaring, op 27 november 2017 opgemaakt en ondertekend door mevrouw A. Mulder, huisarts, opgenomen op pagina 87 van voornoemd dossier, inhoudend, als geneeskundige verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 3] :
A. Uitwendig waargenomen letsel:
CHD 25/11/17: enkele bloeduitstortingen vingers en een bult van 2 bij 3 cm rechter voorhoofd
A. Mulder 27/11/17: hematomen op re onderarm (2) en bovenbenen (3)
- hematoom en schaafwond li knie. – lichte zwelling re voorhoofd
- li middelvinger flinke zwelling en blauwe verkleuring (kneuzing)
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 25/11/17 (CHD) en 27/11/17 A. Mulder
F. Geschatte duur van de genezing: waarschijnlijk een paar weken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2018, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op zondag 26 november 2017 omstreeks 15:45 uur, hebben verbalisanten een buurtonderzoek verricht aan de Van Heuven Goedhartlaan en de Van der
Waalspad te Assen.
Bij woning [straatnaam] is nieuwe informatie aan het licht
gekomen. Bewoonster [getuige 2] verklaart aan ons het volgende:
Ik werd wakker van hard gegil en geschreeuw op straat. Ik liep vervolgens
naar mijn balkon toe. Dit balkon is gelegen op de eerste verdieping aan de voorzijde
van de woning. Ik keek vervolgens uit het raam en zag dat mijn buurvrouw van nummer
[nummer] uit de auto kwam welke geparkeerd stond tegenover onze woning en naar de Kamerlingh Onneslaan toe liep. In de Kamerlingh Onneslaan zag ik een vrouw. Ik zag dat mijn buurvrouw naar deze vrouw toeliep. Vervolgens zag ik een manspersoon uit het Van Der Waals pad lopen en ging deze man op de hoek van de Kamerlingh Onneslaan en de van Heuven Goedhartlaan staan. Ik zag dat deze manspersoon zeker 2 minuten daar op de hoek heeft gestaan en om zich heen aan het kijken was, vervolgens is deze manspersoon de Van der Waals pad weer ingelopen. Deze straat komt uit op de Lorentzstraat te Assen. Ik zag dat de donker gekleed was en dat hij een capuchon op had die wel puntig leek. Het leek erop dat er nog een muts onder de capuchon zat.
Ze kan de man verder als volgt omschrijven:
Man.
- Zwarte spijkerbroek met een witte streep aan de zijkant tot aan de onderkant van de
- Donkere jas, geen dikke jas.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 november 2017, opgenomen op pagina 108 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] wonende aan de [straatnaam] :
Vanmorgen omstreeks 06.30 uur, stond ik op de parkeerplaats voor mijn woning aan de
Van Heuven Goedhartlaan te Assen. Ik wilde naar mijn werk gaan.
Ik hoorde toen iemand gillen of roepen. Ik schonk hier eerst geen aandacht aan omdat
het in het weekend wel vaker gebeurt dat jongeren hier in de buurt of in het bosje
aan het schreeuwen zijn. Toen ik echter iemand hoorde roepen: "Nee niet doen,
alsjeblieft niet doen" of woorden van gelijke strekking, ben ik direct in de
richting van de Kamerling Onneslaan gelopen waarvandaan ik het roepen hoorde. Toen ik die kant op liep, zag ik een jongeman lopen die de van Heuven goedhartlaan overstak
en richting het centrum van Assen liep. Deze jongeman liep heel rustig. Hij was
ongeveer 180 a 190 lang, droeg een zwarte trui of jack met een capuchon die hij over
zijn hoofd had en een zwarte trainingsbroek met een witte streep. Hij had een zwart
tasje in zijn hand. Hij had een smal postuur. Omdat hij een tasje in zijn hand had,
dacht ik eerst aan een beroving omdat dat kort geleden hier ook gebeurt is. Ik ben
toen verder gelopen de Kamerling Onneslaan in, ik trof daar toen een mevrouw die zei
dat ze van haar fiets was geslagen door een man.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2018, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 25 november 2017 omstreeks 06:45 uur, waren wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] belast met noodhulp in Assen. Wij bevonden ons op het Politiebureau te Assen toen wij van de centralist van het operationeel centrum de opdracht kregen om te gaan naar de Kamerlingh Onneslaan te Assen. Aldaar was een vrouw op de fiets aangevallen door een man. Hierop zijn wij ter plaatse gegaan. Wij kregen van de centralist van het operationeel centrum het volgende signalement:
- Trainingsbroek met witte strepen aan de zijkant.
Omstreeks 06:50 uur zagen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de Marconistraat te
Assen een slanke blanke jongen lopen die aan het bovengenoemde signalement voldeed.
Wij reden over de Zernikestraat te Assen en sloegen rechtsaf de Marconistraat te Assen
in, waarbij wij ons verplaatsen in de richting van het plaats delict. Wij zagen dat er
een jongen op de stoep aan de rechterkant van de weg liep ter hoogte van huisnummer [nummer]. Wij zagen dat de jongen ons tegemoet liep. De jongen liep in de richting van de
kruisende wegen Zernikestraat/Zeemanstraat te Assen en komen uit de richting van de
Van Heuven Goedhartlaan te Assen. Zie voor de exacte locatie de uitdraai van Google
Maps. Deze is toegevoegd als bijlage.
Wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] stopten de auto ter hoogte van deze jongen, omdat
hij voldeed aan het gegeven signalement van de verdachte, ons doel was om deze jongen
staande te houden. De jongen stopte met lopen. Verbalisant [verbalisant 2] stapte uit om met de
jongen in gesprek te gaan. Ik, verbalisant [verbalisant 1] bleef in het voertuig zitten.
Ik heb het gesprek tussen verbalisant [verbalisant 2] en de jongen niet gehoord. Ik kan de jongen als volgt omschrijven:
- tussen de 1.60 cm en 1.80 cm lang.
- Zwarte trainingsbroek met een witte streep op de zijkant van boven tot aan de knie
- zwarte jas met capuchon.
- de jongen droeg de capuchon op zijn hoofd.
- onder de capuchon stak wat kort blond haar uit, dit was zichtbaar omdat de jongen
de capuchon niet helemaal over zijn hoofd droeg.
In de auto hoorde ik verbalisant [verbalisant 2] tegen mij zeggen dat hij de jongen ambtshalve herkende als zijnde [verdachte] .
Op het moment dat ik, verbalisant [verbalisant 1] , [verdachte] zag lopen, ontstond er bij mij direct de overtuiging dat hij als verdachte kan worden aangemerkt. [verdachte] voldeed aan het signalement en kwam uit de richting lopen van het plaats delict, ter stond na de melding en op enkele straten van de melding. Verder was er niemand op straat te bekennen
Bewijsoverweging
Op basis van de opgenomen bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Op 25 november 2017 omstreeks 6.30 uur ‘s ochtends was aangeefster [slachtoffer 3] in de Kamerlingh Onneslaan te Assen aan het fietsen toen ze opeens van achteren door een man werd benaderd. Door de schrik stopte ze met fietsen en begon ze te gillen. De man had een slank postuur en was ongeveer 1.80 meter lang. De man droeg een zwarte sportbroek en een zwarte jas/vest met een capuchon en hij had een zwarte rugzak met touwtjes op zijn rug. De man had zijn capuchon op zijn hoofd. [slachtoffer 3] kwam op een zeker moment op de grond terecht. De man gaf haar hierna een klap in haar gezicht en tegen haar voorhoofd. Tijdens het incident hield [slachtoffer 3] de tas van de man vast, maar liet deze daarna los. Na het incident is de man rustig weggelopen.
De Kamerlingh Onneslaan ligt tussen de Selma Lagerloflaan en de Van Heuven Goedhartlaan.
Kort na het horen van het gegil van [slachtoffer 3] , liep getuige [getuige 1] in de richting van de Kamerling Onneslaan. Zij zag een man die rustig liep en die de Heuven Goedhartlaan overstak in de richting van het centrum. Volgens de omschrijving van [getuige 1] was deze man tussen de 1.80 en 1.90 meter lang en droeg een zwarte trui of jack met een capuchon die hij over zijn hoofd had. Daarnaast droeg de man een zwarte trainingsbroek met een witte streep. Ook had deze man een zwart tasje in zijn hand.
Op het moment dat [getuige 1] naar [slachtoffer 3] liep, zag getuige [getuige 2] een man die op de hoek van de Kamerlingh Onneslaan en de Van Heuven Goedhartlaan stond. Deze man droeg een zwarte broek die een witte streep had aan de zijkant. Ook had de man een donkere jas aan met de capuchon op zijn hoofd. Ze zag vervolgens dat de man om zich heen keek en vervolgens het Van der Waalspad inliep dat uitkomt op de Lorentzstraat. Op de plattegrond van Google Mapsdie zich in het dossier bevindt, is te zien dat de Lorentzstraat uitkomt op de Marconistraat.
Omstreeks 6.50 uur zagen verbalisanten verdachte op de Marconistraat lopen. Verdachte kwam uit de richting van de Van Heuven Goedhartlaan. Verdachte werd door een van de verbalisanten omschreven als een man tussen de 1.60 en 1.80 meter lang. Verdachte had een zwarte trainingsbroek met een witte streep op de zijkant aan. Daarnaast had verdachte een zwarte jas aan met de capuchon op zijn hoofd.
Op basis van hetgeen getuigen [getuige 1] en [getuige 2] kort na het incident hebben waargenomen in combinatie met de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] , is de rechtbank van oordeel dat de man die de getuigen omschrijven de dader is. De dader was in het zwart gekleed met een capuchon op zijn hoofd en had een broek met een witte streep aan de zijkant.
Verdachte is een aantal minuten na het incident door de politie gezien op een plek die past bij de route die dader had kunnen lopen na het incident. Voorts komt het signalement van verdachte dat door de politie wordt gegeven overeen met het door de aangeefsters en getuigen opgegeven signalement van de dader, waarbij in het bijzonder opvalt dat telkens wordt gesproken over een broek met een witte streep.
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de dader is. De onder 4 ten laste gelegde mishandeling is daarom wettig en overtuigend bewezen.
Het deel van het onder 5 ten laste gelegde dat betrekking heeft op aangever [slachtoffer 7] acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, nu onduidelijk is gebleven of verdachte hierbij betrokken is geweest. Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde.
Voor het overige acht de rechtbank feit 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte de overige onderdelen van dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 04 juli 2019;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 19 januari 2018, opgenomen op pagina 32 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072431 d.d. 11 april 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 19 januari 2018, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 4 januari 2018, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] .
Bewijsoverweging
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.