ECLI:NL:RBNNE:2019:3139

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
LEE 18/3252
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging loopbaantraject en extra salaristrede van ambtenaar in het kader van ontwikkeling tot STDA

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar (eiser) en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder). Eiser was betrokken bij een loopbaantraject om zich te ontwikkelen tot STDA (Specialist Technisch Diergeneeskunde). Verweerder heeft het loopbaantraject beëindigd omdat eiser geen concrete doelen had gesteld en zich niet hield aan gemaakte afspraken. De rechtbank oordeelde dat de besluitvorming van verweerder niet onzorgvuldig was en dat verweerder in redelijkheid tot zijn beslissing kon komen. Eiser had onvoldoende medewerking verleend aan het stellen van doelen en het maken van afspraken met zijn leidinggevende. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beëindiging van zowel het loopbaantraject als de extra salaristrede. De uitspraak benadrukt de terughoudende toetsing die de rechtbank hanteert in zaken die betrekking hebben op loopbaanbeleid en ontwikkeltrajecten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 18/3252

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 juli 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. M.H. Dedding),
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
(gemachtigden: mr. J.R. Zeelenberg en H. [naam Afdelingshoofd] ).

Procesverloop

Bij besluit van 4 december 2017 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aan eiser toegekende extra salaristrede beëindigd.
Bij besluit van 29 maart 2018 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de aan eiser opgedragen werkzaamheden als [werkzaamheden] (STDA) beëindigd.
Bij besluit van 6 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij brief van 18 maart 2019, voorzien van bijlagen, op het verweerschrift gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiser is werkzaam als [naam functie] (TDA), in de functie van [functienaam] , bij de Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit (NVWA). Eind 2016 is met eiser afgesproken dat hij zou starten met een traject om zich te ontwikkelen tot STDA en dat hij bepaalde onderdelen van de functie van STDA binnen [naam team] zou gaan verrichten.
1.2.
Op 9 februari 2017 heeft tussen eiser en zijn leidinggevende G.J.M. [naam leidinggevende] een startgesprek plaatsgevonden over onder meer zijn loopbaan en mobiliteit. In het daarvan opgemaakte verslag is opgenomen dat eiser er voor zorgt dat hij zich in het kader van een loopbaantraject ontwikkelt tot een volwaardig STDA volgens de daarbij behorende competenties. Verder is daarin opgenomen dat eiser als potentieel STDA in een loopbaantraject zit en dat hij tijdens het traject laat zien dat hij geschikt is om collega’s op inhoud te coachen en te begeleiden binnen de kaders en instructies van de NVWA. Daarnaast is in het verslag opgenomen dat eiser en zijn leidinggevende dit halverwege het jaar (lees: 2017) op voortgang gaan evalueren.
1.3.
Bij besluit van 18 januari 2017 is aan eiser met ingang van 1 januari 2017 een extra salaristrede boven de salarisschaal 11 toegekend vanwege het vervullen van de STDA functie in het kader van het loopbaantraject.
1.4.
Eiser heeft op 29 juni 2017 deelgenomen aan een potentieel assessment.
1.5.
Op 7 november 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiser, zijn leidinggevende en een HR-adviseur. Doel van dit gesprek was om met eiser afspraken te maken over zijn loopbaantraject. In dat gesprek, zoals blijkt uit het verslag, heeft de leidinggevende geconstateerd dat eiser nu niet veel stappen heeft gemaakt in zijn ontwikkeling naar STDA. In het kader van het STDA-ontwikkeltraject heeft de leidinggevende met eiser concrete afspraken gemaakt over welke stappen hij gaat zetten tot 1 februari 2018 om zich verder te ontwikkelen. De leidinggevende heeft met eiser de afspraak gemaakt dat hij een aantal korte termijn doelen en een aantal lange termijn doelen gaat formuleren, die in een vervolggesprek op 28 november 2017 zullen worden besproken.
1.6.
Op 15 november 2017 heeft eiser naar aanleiding van het onder 1.5 vermelde gesprek een e-mailbericht aan zijn leidinggevende gestuurd. In die e-mail heeft eiser aangegeven dat hij in zijn eentje geen doelen gaat stellen, maar dat hij in de groep van de STDA’s wel wil bespreken welke doelen er gesteld zijn en waar nog aan gewerkt moet worden. In dat kader heeft eiser meegedeeld dat hij dit samen gaat doen met andere STDA’s in andere teams en dat hij inmiddels een STDA heeft gevraagd en gevonden die hem hierin gaat helpen. Verder heeft eiser aangegeven dat de gesprekken niet tot het gewenste resultaat zullen leiden dat zijn leidinggevende voor ogen ziet en dat een zekere vrijheid in het ontwikkelen van zijn STDA werk is wat hij zou willen, zonder alle poeha erom heen. Eiser heeft ten slotte aangegeven dat indien dat niet mogelijk is, hij denkt niet de juiste persoon te zijn die zijn leidinggevende zoekt.
1.7.
Op 28 november 2017 heeft een (vervolg)gesprek plaatsgevonden tussen eiser en zijn leidinggevende, in aanwezigheid van een HR-adviseur. In het gesprek, zo blijkt uit het verslag, heeft de leidinggevende geconcludeerd dat hij het standpunt van eiser zoals verwoord in de e-mail van 15 november 2017 onvoldoende motivatie vindt om het persoonlijk leertraject van eiser naar de functie van STDA verder voort te zetten en dat de leidinggevende hiermee het leertraject wil beëindigen. Ter toelichting hierop heeft de leidinggevende aangegeven dat hij dit overlegd heeft met Afdelingshoofd [naam Afdelingshoofd] en dat het een beslissing is namens de organisatie en dat hij dit ook heeft afgestemd met P&O.
1.8.
Bij het primaire besluit 1 heeft verweerder de aan eiser toegekende extra salaristrede beëindigd. Dit besluit is met een zogeheten P-Direktformulier aan eiser bekend gemaakt.
Bij het primaire besluit 2 heeft verweerder de aan eiser in het kader van het loopbaantraject opgedragen taken als STDA beëindigd. In dat besluit is tevens de aan eiser toegekende extra periodiek boven het maximum van de voor hem geldende salarisschaal met ingang van
4 december 2017 ingetrokken.
1.9.
Eiser heeft tegen de primaire besluiten 1 en 2 afzonderlijk bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft de Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EZ (commissie) eiser op 2 juli 2018 gehoord. De commissie heeft verweerder geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. Volgens de commissie heeft eiser onvoldoende zijn medewerking verleend aan het stellen van doelen en het noemen van persoonlijke ontwikkelpunten en zijn de gevraagde afspraken met zijn leidinggevende niet gemaakt. Verweerder heeft volgens de commissie op goede gronden kunnen besluiten het loopbaantraject te beëindigen. Ook heeft verweerder op goede gronden kunnen besluiten de toelage in de vorm van een extra salaristrede stop te zetten. De commissie acht het niet onzorgvuldig dat voorafgaand aan de stopzetting geen functioneringsgesprekken met eiser hebben plaatsgevonden. Hiertoe heeft de commissie overwogen dat het functioneren van eiser bij zowel het toekennen als het beëindigen van de toelage geen rol speelt. De commissie heeft verweerder in haar advies van 31 augustus 2018 geadviseerd om het bestreden besluit in stand te laten, zij het onder aanpassing van de motivering voor wat betreft het betrekken van de wijze van functioneren van eiser bij de stopzetting van de toelage.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar en overname van het advies van de commissie, de bezwaren tegen de primaire besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard. Verweerder heeft overwogen dat uit de overweging van de commissie blijkt dat het bevoegd gezag in redelijkheid heeft kunnen besluiten de aan eiser opgedragen werkzaamheden als STDA bij besluit van 29 maart 2018 te beëindigen, en dat, hoewel dit niet zo is aangegeven, uit het advies wordt opgemaakt dat de commissie adviseert ook het besluit van 29 maart 2018 in stand te laten. De motivering van de commissie, en derhalve ook de aanpassingen van de motivering van het besluit tot beëindiging van de extra salaristrede, worden geacht integraal onderdeel uit te maken van het bestreden besluit, aldus verweerder.
3. Eiser komt tegen het bestreden besluit in beroep. Hij heeft het standpunt van verweerder gemotiveerd bestreden. Op de daartoe aangevoerde beroepsgronden zal hierna worden ingegaan.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder het bestreden besluit in essentie heeft doen steunen op de overweging dat eiser in het kader van het zich ontwikkelen tot volwaardig STDA onvoldoende zijn medewerking heeft verleend aan het stellen van doelen, het noemen van persoonlijke ontwikkelpunten te noemen en aan het maken van afspraken daarover met zijn leidinggevende. De door eiser op 15 november 2017 aan verweerder verzonden mail is daarbij cruciaal. Verweerder heeft daarom besloten de aan eiser opgedragen werkzaamheden als STDA en het loopbaantraject alsmede de aan eiser toegekende extra salaristrede te beëindigen.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de rechterlijke toetsing in een geval als het onderhavige, waarbij het gaat om de wijze waarop invulling wordt gegeven aan een loopbaanbeleid of ontwikkeltraject door eiser, een terughoudende dient te zijn. Dit betekent dat de rechtbank dient te beoordelen of verweerder, gezien de in dit kader verrichte inspanningen en de opstelling van eiser, niet in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen de aan eiser opgedragen werkzaamheden als STDA en daarmee het loopbaantraject van eiser te beëindigen. Tevens dient, terughoudend toetsend, te worden beoordeeld of verweerder in redelijkheid de extra salaristrede heeft kunnen beëindigen. De rechtbank zal zich niet uitlaten over hetgeen door eiser en verweerder is opgemerkt over de wijze waarop eiser zijn functie als STDA vervulde. Weliswaar bestaat hier tussen eiser en verweerder verschil van inzicht over, maar dit is niet de uiteindelijke reden voor verweerder geweest om het loopbaantraject te beëindigen.
4.3.
Allereerst gaat de rechtbank in op de beroepsgrond van eiser die betrekking heeft op de aanwezigheid van een P&O-medewerker bij de gesprekken van 7 en 28 november 2017. Eiser heeft in dat verband aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat hij zich overrompeld en geïntimideerd voelde door met name de aanwezigheid van een medewerker van P&O tijdens de gesprekken van 7 en 28 november 2018. Hij heeft hiertoe gesteld dat er van tevoren geen overleg met hem is geweest waarom in zijn geval een medewerker van P&O wel aanwezig zou zijn. Verweerder heeft ter verweer gesteld dat eiser van tevoren is ingelicht over de aanwezigheid van de medewerker van P&O.
4.4.
De rechtbank overweegt hierover dat in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding wordt gezien om te oordelen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat eiser zich overrompeld en geïntimideerd stelt te hebben gevoeld tijdens de gesprekken van 7 en 28 november 2017. De rechtbank merkt hierbij allereerst op dat de gewraakte e-mail van eiser is verzonden op 15 november 2017, derhalve ruim een week na het gesprek op 7 november 2017. Gelet op dit tijdsverloop valt niet goed in te zien dat eiser tijdens het schrijven en verzenden van deze mail nog steeds in een dusdanig emotionele toestand verkeerde dat hij de consequenties van deze mail niet goed kon overzien. Verder overweegt de rechtbank dat eiser ter zitting desgevraagd heeft aangegeven dat hij wist dat een P&O-medewerker bij de gesprekken aanwezig zou zijn. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat eiser door de aanwezigheid van de desbetreffende P&O-medewerker is overrompeld. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de medewerker van P&O contact heeft gehad met eiser over de uitkomsten van het assessment, dat de P&O-medewerker een onafhankelijke rol vervult en dient te waarborgen dat een goed gesprek wordt gevoerd. Eiser heeft dit niet weersproken. Het enkele feit dat de P&O-medewerker er tijdens de gesprekken zat namens het management, biedt, voor zover eiser dat heeft willen betogen, geen grond voor het oordeel dat zij niet onpartijdig was of zich vooringenomen heeft betoond. Ten aanzien van eisers stelling dat hij zich door de wijze van vraagstelling door de P&O-medewerker geïntimideerd voelde, overweegt de rechtbank dat uit de gespreksverslagen niet blijkt van een intimiderende vraagstelling.
4.5.
Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij zich overrompeld voelde, omdat hem nooit eerder signalen van zijn teamleider en teamleden hebben bereikt dat hij niet goed zou functioneren als STDA. Verweerder heeft dit gemotiveerd bestreden.
4.6.
Hoewel aan eiser moet worden toegegeven dat uit het dossier niet blijkt dat eiser negatieve signalen heeft ontvangen over de wijze waarop hij de aan hem opgedragen werkzaamheden als STDA uitvoerde, heeft eiser vanaf het startgesprek op 9 februari 2017 de gelegenheid gekregen zich te ontwikkelen tot een volwaardige STDA. In dat licht bezien mocht van eiser, die al jarenlang de functie van TDA vervult, verwacht worden zelf sturing te geven aan zijn loopbaan en te koersen op de vooraf in het startgesprek van 9 februari 2017 gemaakte concrete afspraken om zijn doel, te weten het zich ontwikkelen tot volwaardig STDA, te bereiken. Niet gebleken is dat eiser op enig moment zelf het initiatief heeft genomen om zich te wenden tot zijn leidinggevende om hem te vragen hoe hij de aan hem opgedragen werkzaamheden als STDA vervulde. Daarbij betrekt de rechtbank dat verweerder heeft aangegeven dat de leidinggevende in juni 2017 in een informeel gesprek, waarvan geen verslag is opgemaakt, aan eiser heeft laten weten dat hij nog niet veel stappen heeft gezet. Eiser heeft dit niet weersproken. Verder is van belang dat eiser in juni 2017 heeft deelgenomen aan een assessment, waarbij is getoetst aan de competenties die van belang zijn voor het werk als STDA, en dat hij zich in de uitkomsten daarvan, getuige het door hem nadien opgestelde actieplan, niet kon vinden. Uit de inhoud van het actieplan kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat eiser wist dat bepaalde competenties verbetering behoefden en dat hij daaraan moest werken. Naar het oordeel van de rechtbank kan de beroepsgrond dat eiser zich overrompeld voelde omdat hem nooit negatieve signalen hadden bereikt, dan ook niet slagen.
5.1.
Eiser heeft verder aangevoerd dat hij nooit heeft geweigerd om persoonlijke doelen te stellen. Hij verwijst hiervoor naar zijn e-mail van 11 december 2017 aan I. [naam HR-adviseur] , HR Adviseur directie Keuren. In deze mail verwijst eiser naar het actieplan dat naar aanleiding van het assessment door hem is opgesteld. In dat actieplan is opgenomen dat eiser contacten ging leggen met andere STDA’s in het kader van de coaching. Dit is volgens eiser een persoonlijk doel en een ontwikkelpunt. Deze informatie is ten onrechte niet meegenomen in het advies van de commissie, dat heeft geleid tot de beslissing op bezwaar.
5.2.
De rechtbank volgt eiser hierin ook niet. Het door eiser bedoelde actieplan is opgesteld geruime tijd voor het gesprek van 7 november 2017. Reeds daarom kan niet worden gezegd dat eiser in zijn mail van 11 december 2017 ondubbelzinnig is teruggekomen op zijn mail van 15 november 2017 en zich alsnog bereid heeft verklaard persoonlijke doelen te stellen als bedoeld in het gesprek van 7 november 2017. Daar komt nog bij dat tijdens het gesprek van 7 november 2017 het assessment aan de orde is gekomen, waarbij door eiser is aangegeven dat hij weinig met het assessment heeft. Ook daarom had verweerder geen aanleiding hoeven te zien om in eisers mail van 11 december 2017 te lezen dat eiser zich alsnog bereid verklaarde persoonlijke doelen te stellen.
5.3.
Verder heeft eiser aangevoerd dat er sprake is geweest van een onzorgvuldig besluitvormingstraject. Volgens eiser heeft verweerder binnen een tijdsbestek van 3 weken (7 november 2017 tot en met 28 november 2017) het besluit genomen het loopbaantraject te beëindigen. Daarnaast had verweerder met eiser in gesprek moeten gaan, zodat eiser aan had kunnen geven dat hij wel degelijk openstond voor het stellen van doelen en naar voren had kunnen brengen dat hij al doelen had gesteld.
5.4.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Hiertoe overweegt de rechtbank dat eiser na het gesprek van 7 november 2017, waarin met eiser concrete afspraken zijn gemaakt over het stellen van doelen en het noemen van ontwikkelpunten, de kans heeft gekregen om zijn medewerking te verlenen aan het maken van ontwikkelafspraken en het stellen van korte en lange termijn doelen voor zichzelf. Door het sturen van een e-mail aan zijn leidinggevende op 15 november 2017 heeft eiser niet voldaan aan de, met hem tijdens het gesprek op
7 november 2017, gemaakte afspraken. Daarbij komt dat eiser ook niet tijdens het gesprek op 28 november 2017 dan wel op een later moment van de inhoud van zijn e-mail van
15 november 2017 is teruggekomen. Indien eiser, zoals hij stelt, met de e-mail niet heeft beoogd aan te geven dat hij niet aan de gemaakte afspraken wilde voldoen, lag het op zijn weg om dat met zijn leidinggevende te bespreken. Eiser heeft dat niet gedaan. Verder overweegt de rechtbank dat, alvorens het besluit tot het beëindigen van de aan eiser opgedragen werkzaamheden als STDA is genomen, onder leiding van een mediator een gesprek heeft plaatsgevonden tussen eiser en zijn leidinggevende, maar dat dat niet heeft geresulteerd in de totstandkoming van een mediationtraject. Nadien hebben nog meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen eiser en M. [naam Divisiehoofd] , Divisiehoofd Veterinair & Import. In het licht van de hiervoor geschetste omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan eiser heeft betoogd, niet worden gezegd dat geen sprake is geweest van een zorgvuldig traject. In het feit dat de commissie in haar advies niet is ingegaan op het actieplan, ziet de rechtbank geen aanleiding de voorbereiding van het bestreden besluit onzorgvuldig te achten. Daarbij is van belang dat eiser in bezwaar en op de hoorzitting van de commissie het actieplan niet ter sprake heeft gebracht.
5.5.
Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat eiser onvoldoende zijn medewerking heeft verleend aan het stellen van doelen, het noemen van persoonlijke ontwikkelpunten en daarover afspraken te maken met zijn leidinggevende. Het bestreden besluit van verweerder om de aan eiser opgedragen werkzaamheden als STDA en daarmee het loopbaantraject te beëindigen kan de terughoudende toets dan ook doorstaan. Dit geldt evenzeer voor het besluit van verweerder om de extra salaristrede van eiser per 4 december 2017 te beëindigen.
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. van der Werff, voorzitter, en mr. P.G. Wijtsma en
mr. M. Nieuwenhuis, leden, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2019.
griffier de voorzitter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.