ECLI:NL:RBNNE:2019:3056

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
K4302/7344714 / CV EXPL 18-11097
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon voor onderverzekering inboedelverzekering na inbraak

In deze zaak vorderden eisers, [eiser, sub 1] en [eiser, sub 2], schadevergoeding van gedaagde, een assurantietussenpersoon, naar aanleiding van een inbraak waarbij sieraden werden gestolen. Eisers stelden dat gedaagde tekort was geschoten in zijn zorgplicht door niet te zorgen voor een adequate dekking van de inboedelverzekering. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde niet aansprakelijk was, omdat er geen concrete aanleiding was voor gedaagde om de dekking van de verzekering aan te passen. De rechter stelde vast dat eisers zelf verantwoordelijk waren voor het invullen van de inboedelwaardemeter en dat zij geen melding hadden gemaakt van de waarde van de sieraden die zij na 2007 hadden aangeschaft. De kantonrechter concludeerde dat er geen overeenkomst was over jaarlijkse controles van de verzekering en dat gedaagde niet tekort was geschoten in zijn verplichtingen. De vorderingen van eisers werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 7344714 / CV EXPL 18-11097
vonnis van de kantonrechter d.d. 14 mei 2019
inzake

1.[eiser, sub 1] ,

2. [eiser, sub 2],
beide wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. W. Wallinga,
tegen
[gedaagde] ,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.A.R. van Eijsden.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] worden genoemd.
PROCESGANG
De bij vonnis van 5 februari 2019 gelaste comparitie is gehouden op 15 april 2019. Partijen ( [eiser, sub 1] mede namens [eiser, sub 2] ) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Nadat partijen er niet in waren geslaagd een schikking te bereiken is de behandeling gesloten en uitspraak bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De vaststaande feiten

1.1
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die tussen partijen vaststaan omdat ze enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn betwist.
1.2
In 1999 heeft [gedaagde] de verzekeringsportefeuille van de voormalig tussenpersoon van [eisers] overgenomen. Deze portefeuille bestond uit een aantal zakelijke verzekeringen en privéverzekeringen, waaronder een inboedelverzekering.
1.3
[eisers] hebben op 31 december 2007 de inboedelwaardemeter ingevuld. Daarin staat onder het kopje ‘Eventuele bijtellingen (voorzover niet apart verzekerd)’:

□ Heeft u voor meer dan € 2.289,- aan lijfsieraden?
Zo ja, welk bedragboven€ 2.289,-?
De diefstaldekking voor lijfsieraden is beperkt tot maximaal € 2.289,-. Wilt u de waardeboven€ 2.289,- op de inboedelpolis meeverzekeren? □ja □nee
[eisers] hebben bij dit onderdeel niets ingevuld.
1.4
Tussen [eiser, sub 1] (hierna: [eiser, sub 1] ) en [gedaagde] heeft in 2012 een (telefonische) bespreking plaatsgevonden. Gebleken is dat de zakelijke verzekeringen niet meer passend waren.
1.5
Naar aanleiding van dat gesprek heeft [eiser, sub 1] in zijn e-mail van 20 december 2012 het volgende aan [gedaagde] geschreven:

Blijkt dat het sowieso wel belangrijk is dat we af en toe contact hebben want de verpanding van Heineken is al jaren niet meer van toepassing en moe uit het systeem gehaald worden. Graag info van jouw of ik daar nog actie in moet ondernemen.
(…) Het lijkt mij goed om ieder jaar de verzekeringen bij langs te lopen om te bekijken of ze nog up to date zijn en of de premies met de marktontwikkelingen mee bewegen.
1.6
[gedaagde] heeft daarop – voor zover van belang – bij e-mail van 20 december 2012 als volgt gereageerd:

(…) Bij deze spreken we af om de verzekeringen even jaarlijks door te lopen om up-to-date te blijven. (…)
1.7
Op 26 april 2018 is in de afwezigheid van [eisers] – zij waren op vakantie in het buitenland – geconstateerd dat er in hun woning was ingebroken. Bij de inbraak is een groot aantal sieraden, tassen en jassen ontvreemd.
1.8
[eisers] hebben de inbraak en de ontvreemde goederen direct bij [gedaagde] gemeld. Tussen [eiser, sub 1] en de echtgenote van [gedaagde] heeft het volgende gesprek plaatsgevonden:
[eiser, sub 1] :

Volgens mij hebben wij een all in polis op de inboedel verzekering. Zou je dat even voor mij kunnen nakijken.
Mevrouw [naam] :

Jullie zijn goed verzekerd bij de NN komt allemaal goed goeie terug vlucht
1.9
Op 30 mei 2018 is de schade in opdracht van Nationale Nederlanden opgemaakt. Uit het schaderapport van 31 mei 2018 is de schade wat betreft de sieraden vastgesteld op € 15.283,00.
1.1
Bij e-mail van 11 juni 2018 heeft Nationale Nederlanden het schaderapport aan [gedaagde] toegestuurd en kenbaar gemaakt dat wat betreft de sieraden een bedrag van € 2.269,00 zal worden uitgekeerd, zijnde de maximale vergoeding volgens de polis.
1.11
Bij e-mail van 4 juni 2018 hebben [eisers] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade als gevolg van het feit dat er sprake is van onderverzekering. In deze e-mail staat onder meer het volgende:

Wij hebben jaren geleden telefonisch overleg gehad over onze prive verzekeringen. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid in December 2012 zijn geweest tijdens een herinrichting van het zakelijke verzekeringspakker, waarbij alle verzekeringen zijn nagelopen.
In dit gesprek is nadrukkelijk ter sprake gekomen dat de inboedel verzekering herzien moest worden op het gebied van juwelen, horloges etc. Blijkt nu dat deze herziening nooit is doorgevoerd (…)
Daarnaast is afgesproken dat jaarlijks alle verzekeringen door gelopen zouden gaan worden om “up to date” te blijven zoals bevestigd door u per e-mail d.d. 20-12-2012
1.12
[gedaagde] heeft daarop bij e-mail van 4 juni 2018 als volgt gereageerd:

(…) Zorgplicht moet van 2 kanten komen. Als u het overzicht van de schade had toegezonden had om dit te verzekeren was er niets aan de hand geweest. (…)
1.13
Vervolgens hebben [eiser, sub 1] [gedaagde] bij schrijven van 26 juni 2018 aansprakelijk gesteld voor de door hen gestelde geleden schade van € 13.014,00 bestaande uit het verschil tussen de schade als gevolg van de diefstal en het uitgekeerde verzekerde bedrag van € 2.269,00.
1.14
[gedaagde] heeft hierop bij e-mail van 27 juni 2018 gereageerd en aangegeven dat hij het zal voorleggen aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Verder heeft hij kenbaar gemaakt dat hij zich niet aansprakelijk acht. [gedaagde] wijst erop dat [eisers] zelf de waardemeter hebben ingevuld.

2.De vorderingen

2.1
[eisers] vorderen voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
I. om aan [eisers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de door [eisers] als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van de overeenkomst geleden schade ten bedrage van € 13.014,00 althans van een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 april 2018, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
II. tot betaling aan [eisers] van de door hen gemaakte buitengerechtelijke kosten, te begroten op een bedrag van € 927,83;
III. tot betaling aan [eisers] – tegen behoorlijk bewijs van kwijting – van de proceskosten, waaronder de griffierechten en het salaris, binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze procedure te wijzen vonnis en – voor zover voldoening niet binnen deze termijn zal hebben plaatsgevonden, derhalve voorwaardelijk – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf het verstrijken van deze termijn van veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag van algehele voldoening van deze proceskosten. Alsmede te vermeerderen met nakosten ten bedrage van € 157,00 dan wel – indien betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis plaatsvindt – € 239,00.
3. Het standpunt van [eisers]
3.1
[gedaagde] is toerekenbaar tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens [eisers] De zorgplicht van [gedaagde] bestaat eruit dat hij als assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak om te waken over de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort ook dat de tussenpersoon erop toeziet dat de betreffende verzekering in beginsel de daarmee beoogde dekking blijft bieden. [eisers] hadden in dit kader van [gedaagde] op eigen initiatief periodieke (jaarlijkse) controles van de bestaande verzekeringen mogen verwachten.
3.2
Verder hebben [eisers] gesteld dat zij [gedaagde] niet uit eigen beweging over de waarde van de sieraden hadden hoeven informeren. Zij mochten erop vertrouwen dat [gedaagde] de inboedelverzekering had omgezet in een all-in polis, waarbij een dekking voor sieraden bestond tot € 15.000,00. Verder was het aan [gedaagde] om te voorkomen dat er onderverzekering zou ontstaan. Het is dan aan de tussenpersoon om daarover informatie op te vragen. [eisers] hebben wat de sieraden betreft terecht niets ingevuld op de inboedelwaardemeter. De sieraden, waardoor de totale waarde daarvan boven het bedrag van € 2.289,00 komt, hebben zij pas aangeschaft na 2007.
3.3
Nu [gedaagde] geen periodieke controles op onderverzekering heeft uitgevoerd is hij toerekenbaar tekort geschoten in de uitvoering van de met [eisers] gesloten overeenkomst. Deze tekortkoming leidt er ex artikel 6:74 BW toe dat [gedaagde] gehouden is de door [eisers] geleden schade te vergoeden.

4.Het standpunt van [gedaagde]

4.1
Het verzekerde bedrag voor de inboedelverzekering is bepaald op basis van de door [eisers] ingevulde inboedelwaardemeter. In 2012 is slechts afgesproken dat [gedaagde] de zakelijke verzekeringen jaarlijks zou controleren. Over de privéverzekeringen is niets afgesproken. Daarnaast is de dekking van de inboedelverzekering uitgebreid naar een ‘Perfect Extra Inboedelverzekering + Garantie’ en niet naar een all-in polis. In april 2017 zijn de zakelijke verzekeringen besproken. [eisers] heeft toen niets gezegd over zijn sieraden. [eisers] hebben niet gemeld aan [gedaagde] dat zij na 2007 sieraden hebben gekocht waardoor de totale waarde daarvan is gestegen boven het bedrag van € 2.289,00.
4.2
Op [gedaagde] ligt als tussenpersoon niet de verplichting om jaarlijks een particuliere inboedelverzekering te controleren. [gedaagde] betwist dat tussen partijen is overeengekomen dat hij jaarlijks de privéverzekeringen van [eisers] zou contoleren. Daarnaast verhoudt een jaarlijkse controle zich niet tot de beperkte provisie die [gedaagde] ontvangt voor het beheer van de inboedelverzekering. [eisers] hadden [gedaagde] uit eigen beweging moeten informeren over de hoogte van de waarde van de sieraden. Bij de omzetting van de inboedelverzekering in 2012 mochten [eisers] er niet van uitgaan dat de sieraden tot een bedrag van € 15.000,00 waren gedekt. [eiser, sub 1] heeft bij de omzetting namelijk niet aangegeven dat een hoger bedrag verzekerd moest worden. Op [eisers] rustte de verplichting om de toegezonden polisbladen en de polisvoorwaarden te controleren.
4.3
Subsidiair heeft [gedaagde] aangevoerd dat mocht worden geoordeeld dat [gedaagde] wel aansprakelijk zou zijn, [gedaagde] van mening is dat er geen causaal verband is tussen de fout van [gedaagde] en de door [eisers] gevorderde schade.
4.4
Meer subsidiair, voor het geval dat geoordeeld wordt dat [gedaagde] wel aansprakelijk zou zijn en er causaal verband bestaat met de gevorderde schade, heeft [gedaagde] het volgende aangevoerd. Er is sprake van eigen schuld van [eisers] dan wel dat [eisers] in een zodanig overwegende mate hebben bijgedragen aan de beperkte polisdekking voor sieraden dat de schade grotendeels voor rekening van hen dient te blijven.

5.Beoordeling

5
5.1
[eisers] houden [gedaagde] aansprakelijk voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van de diefstal van de sieraden uit de woning van [eisers] Zij verwijten [gedaagde] dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in de verplichtingen die op hem rusten om ervoor te zorgen dat de inboedelverzekering voldoende dekking zou bieden. Volgens [eisers] had [gedaagde] uit eigen beweging jaarlijks informatie moeten opvragen over de waarde van de sieraden.
5.2
De rechtsverhouding tussen partijen kan worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht. Binnen deze verhouding is het de taak van de assurantietussenpersoon om te waken voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen (HR 9 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2537). Een assurantietussenpersoon dient tegenover diens opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht (HR 8 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1720). Tot deze taak behoort in beginsel ook dat – kort gezegd – de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. Deze zorgplicht van de assurantietussenpersoon strekt zich ver uit, maar er dienen wel concrete aanleidingen aanwezig te zijn op grond waarvan de assurantietussenpersoon actie zal dienen te ondernemen. In dit geval is daarvan niet van gebleken.
5.3
[eisers] hebben op 31 december 2007 de inboedelwaardemeter ingevuld, maar zij hebben daarop niet aangevinkt dat zij voor meer dan € 2.289,00 aan sieraden in bezit hebben. Evenmin hebben zij aangevinkt dat zij de waarde boven dat bedrag op de inboedelpolis willen meeverzekeren. Op basis van deze inboedelwaardemeter is op dat moment dus terecht niet extra verzekerd voor de sieraden.
5.4
[eisers] hebben echter gesteld dat zij de sieraden, waardoor de te verzekeren som boven het bedrag van € 2.289,00 komt, hebben aangeschaft na 2007. Volgens [eisers] hebben zij dit daardoor niet kunnen aangeven op de inboedelwaardemeter. [eisers] hebben gesteld dat zij [gedaagde] in een telefoongesprek in 2012, na vragen daarover van [gedaagde] , hebben verteld dat zij inmiddels sieraden bezitten met een waarde van in totaal meer dan € 10.000,00. Op grond daarvan had volgens [eisers] het verzekerde bedrag moeten worden aangepast. [gedaagde] heeft echter uitdrukkelijk betwist dat de (waarde van de) sieraden ter sprake zijn gekomen. Nu [eisers] zich beroepen op het rechtsgevolg (de verplichting tot schadevergoeding) van bepaalde feiten, ligt de bewijslast van deze feiten op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op hen. [eisers] zullen derhalve de inhoud van dit telefoongesprek dienen te bewijzen. Ter zitting hebben [eisers] echter te kennen gegeven dat zij dat niet kunnen bewijzen. De kantonrechter gaat daarom aan dit verweer van [eisers] voorbij.
5.5
Verder hebben [eisers] gesteld dat zij erop mochten vertrouwen dat [gedaagde] de inboedelverzekering had omgezet in een all-in polis, waarbij een dekking voor sieraden bestond tot € 15.000,00. Dit zou [gedaagde] volgens [eisers] hebben toegezegd in het hiervoor genoemde telefoongesprek in 2012. [gedaagde] heeft echter gesteld dat de inboedelverzekering in 2012 is uitgebreid naar een Perfect Extra Inboedelverzekering + Garantie. Dat er geen sprake is van een all-in polis blijkt ook uit het door [eisers] overgelegde polisblad, waarop vermeld is dat het gaat om een Inboedelverzekering Perfect Extra + index. [eisers] was daar dus van op de hoogte. Niet is gebleken dat [gedaagde] een toezegging heeft gedaan de inboedelverzekering om te zetten in een all-in polis. Ook uit de berichtenwisseling tussen [eiser, sub 1] en de echtgenote van [gedaagde] blijkt dat niet. [gedaagde] heeft immers slechts aangegeven dat [eisers] goed verzekerd zijn bij Nationale Nederlanden. Vanuit het oogpunt van [gedaagde] was dit ook zo, omdat hij er immers niet van op de hoogte was dat de waarde van de sieraden van [eisers] inmiddels de dekking van de inboedelverzekering oversteeg.
5.6
Voorts blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat er tussen partijen een afspraak is gemaakt over het jaarlijks controleren van de inboedelverzekering. Dit blijkt niet uit de e-mailwisseling tussen partijen op 20 december 2012 (r.o. 1.5 en 1.6) waar [eisers] naar verwijst. In deze e-mail wordt immers gesproken over de zakelijke verzekeringen die [eisers] ook via [gedaagde] als tussenpersoon hebben afgesloten. [eiser, sub 1] spreekt in deze e-mail immers over de verpanding van Heineken en dat hij tevreden is met de aanbieding in dat kader. Verder geven [eisers] aan dat het goed is de verzekeringen ieder jaar langs te lopen om onder meer te bekijken of de premies met de marktontwikkelingen meebewegen. Dit duidt allemaal op de zakelijke verzekeringen van [eisers]
5.7
Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] niet te kort is geschoten in de verplichtingen die hij jegens [eisers] had op grond van de rechtsverhouding zoals die tussen hen bestond. Er waren geen concrete aanleidingen aanwezig op grond waarvan [gedaagde] actie had dienen te ondernemen en niet is gebleken dat tussen partijen is overeengekomen dat [gedaagde] de inboedelverzekering jaarlijks op onderverzekering zou controleren. Nu dat niet het geval is, rust op de verzekerde, zeker bij de aankoop van sieraden waarvan de assurantietussenpersoon niet zonder mededeling van de verzekerde kan weten dat deze zijn aangaschaft, de plicht om dit aan zijn assurantietussenpersoon mede te delen zodat deze daarop actie kan ondernemen. Dit leidt er toe dat de vorderingen van [eisers] als ongegrond zullen worden afgewezen.
5.8
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eisers] af;
veroordeelt [eisers] tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 600,00 voor salaris van de gemachtigde;
verklaart de proceskostenvergoeding uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. E.D. Rentema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 401