ECLI:NL:RBNNE:2019:3019

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
18/850000-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor handel in MDMA, amfetamine en witwassen

Op 11 juli 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 47-jarige verdachte, die werd beschuldigd van handel in MDMA en amfetamine, alsook van eenvoudig schuldwitwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De zaak kwam voort uit een onderzoek waarbij op 2 mei 2018 en 15 januari 2019 aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen en contante geldbedragen in de woningen van de verdachte werden aangetroffen. De verdachte erkende dat hij de MDMA en amfetamine in zijn woning had, maar ontkende betrokkenheid bij de handel in cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de handel in MDMA en amfetamine, en dat de verdachte wist dat de aangetroffen geldbedragen afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850000-19
ter berechting gevoegd parketnummer 18/850012-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juni 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 in
de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij in of omstreeks periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 te Hoogkerk, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in woning [straatnaam] te Hoogkerk) aanwezig heeft gehad ongeveer 2766,28 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 555,96 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2. primair
hij in of omstreeks periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 in
de gemeente Groningen, althans in Nederland, (van) een voorwerp, te weten een of meer geldbedragen (totaal 19.081,71 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie dat voorwerp voorhanden heeft gehad, en/of/althans heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 in de gemeente Groningen, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedragen (totaal 19.081,71 euro), heeft verworven of voorhanden gehad, die/dat onmiddellijk afkomstig is/zijn uit enig eigen misdrijf;
3. ( gevoegd parketnr. 18-850012-18)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018 in de gemeente Groningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in woning aan [straatnaam]) aanwezig heeft gehad ongeveer 600,68 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 2808,26 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, en/of ongeveer 584,54 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4. ( gevoegd parketnr. 18-850012-18)
hij in of omstreeks 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, (van) een voorwerp, te weten diverse (huur)auto's en/of (een) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie dat voorwerp voorhanden heeft gehad, en/of/althans heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Feit 1 en 3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder feiten 1 en 3 ten laste gelegde handel in drugs.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft erkend dat hij de MDMA en amfetamine die in zijn woning aan de [straatnaam] en de [straatnaam] zijn aangetroffen, in bezit heeft gehad. Van de cocaïne in de [straatnaam] wist hij niets, zodat daarvan niet kan worden gesteld dat hij dat bewust aanwezig heeft gehad. Verder heeft de politie serieus onderzoek gedaan naar eventuele handel in verdovende middelen. Er is een observatie geweest en de telefoon van verdachte is getapt, maar hieruit is niet gebleken dat verdachte zich heeft bezig gehouden met handel in voornoemde drugs. Verdachte had de drugs voor iemand in bewaring. Dat heeft hij meteen verklaard ten tijde van het onderzoek in zijn woning aan de [straatnaam] . Toen is een deel van de amfetamine en MDMA niet gevonden en verdachte heeft deze bij zijn verhuizing meegenomen naar zijn nieuwe woning aan de [straatnaam] . Dat er een grote hoeveelheden drugs en geld zijn aangetroffen in de woning van verdachte is weliswaar voldoende voor een verdenking van drugshandel, maar van wettig en overtuigend bewijs is geen sprake. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken ten aanzien van het deel in de tenlastelegging bij zowel feit 1 als feit 3 dat ziet op de handel in MDMA en amfetamine. Het aanwezig hebben van de voornoemde drugs kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 27 juni 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Met betrekking tot de verdovende middelen in de [straatnaam] :

- Het klopt dat er in mei 2018 drugs zijn aangetroffen in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. Ik wist dat het amfetamine en MDMA was. Dat zat in een tas van de Albert Heyn die achter de deur stond. Alles wat is aangetroffen zat in die tas. Alles zat daarin, maar omdat ik wist dat speed kan bederven heb ik dat uit de tas gehaald en in de vriezer gelegd. Ik kon zien dat het speed was, omdat het in een doorzichtig Tupperware bakje zat. In een bak, die door jullie [ verdachte bedoelt: de rechtbank ] wordt aangeduid als wasmand, zaten XTC-pillen. Die heb ik daar ingegooid. Dat waren kleine monsters. Op verschillende kaartjes stonden de milligrammen aangegeven. Ik kon dat zien door het boterhamzakje heen.
Met betrekking tot de verdovende middelen in de [straatnaam] :
- Ik denk dat de politie tijdens de huiszoeking in mijn woning aan de [straatnaam] niet in de Ola-vriezer heeft gekeken. Onder de zakken met broodjes lagen twee zware zakken met speed. Ik ging verhuizen en heb deze Ola-vriezer met daarin de twee zakken speed meeverhuisd naar mijn nieuwe woning aan de [straatnaam] . Het klopt dat dit door politie tijdens de doorzoeking is aangetroffen in januari 2019. De MDMA die in de meterkast is gevonden, heb ik daar na de verhuizing neergelegd.
Met betrekking tot de verdovende middelen in de [straatnaam] :
2. Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname d.d. 2 mei 2018, inclusief bijlage lijst inbeslaggenomen goederen, opgenomen op pagina 70 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018031637 d.d. 12 februari 2019, inhoudend de relatering van verbalisant:
Behoort bij object: [straatnaam] Groningen
Datum inbeslagneming: 2 mei 2018
- Big shopper met daarin een hoeveelheid aan brokken indicatief getest op MDMA
- Bruine zak met zakjes pillen:
1. zakje a 500 vermoedelijk XTC
1. zakje a 484 vermoedelijk XTC
1. zakje a 234 vermoedelijk XTC
1. zakje met 8 zakjes blauwe vermoedelijk XTC met afzonderlijke briefjes getallen
- Bakje uit vriezer met indicatief geteste inhoud speed.
- 95 euro (geld uit tasje waar hennep inzat)
- Hertog Jan ijsbakje met kleingeld en 8 briefjes van 50 euro.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 29 mei 2018, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de relatering van verbalisanten:
Op 20 mei 2018 werden door mij, verbalisant [verbalisant] , de vermoedelijk verdovende middelen getest.
Waarnemingen en bevindingen:
-SIN AALS7664NL
Omschrijving: drie open, kleurloze, plastic zakken welke opgerold waren en met respectievelijk een blauw, geel of rood elastiekje ombonden waren, met in alle zakken
rechthoekige, licht crèmekleurige, harde tabletten met aan één zijde een breuklijn en op de andere zijde een hoogdruk van een ovaal met daarin een kroontje/drietand op steel
Bruto gewicht: 442,28 gram
Netto gewicht: 425,32 gram
Berekend aantal tabletten: 1242 stuks
Monster: SIN AALH4963NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA.
- SIN:AALS7661NL
Omschrijving: een kleurloze, plastic bak met een kleurloos deksel met een blauwe rand met daarin een iets vochtige, witte substantie
Bruto gewicht : 774,19 gram
Netto gewicht : 600,68 gram
Monster : SIN AALS7967NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine.
-SIN AALS7659NL
Omschrijving: een grote, kleurloze, plastic bak (ter grote van een schoenendoos) (eurobox klein 44057) zonder deksel met op de bak een rode prijssticker met de tekst "Posten Börse € 2.50" de bak was deels omkleed met aluminiumfolie en in de bak lag een plastic testspateltje A: Los in de bak lichtbruine brokken/kristallen
Netto gewicht: 1619,83 gram
Monster: SIN AALS7935NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA.
B:
Een plastic wit/blauwe draagtas van de "Action" met daarin een gripzak van "Ikea" met rode
randen en rode, ruitvormige bedrukking met daarin grote lichtbruine brokken/kristallen en
poeder
Bruto gewicht : 728,34 gram
Netto gewicht : 716,40 gram
Monster : SIN AALH4966NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA.
-SIN AALS7692NL
Omschrijving : 3 dichtgeknoopte, plastic zakjes met respectievelijk 5, 6 en 11 rechthoekige, donkergroene, harde tabletten met aan één zijde een breuklijn en op de andere zijde een hoogdruk van een ovaal met daarin een kroontje/drietand op steel. Bij het zakje met 6 tabletten zat een kartonnen tipje met de tekst "250" en bij het zakje met 11 tabletten een kartonnen tipje met de tekst "270"
Netto gewicht: 12,43 gram
Monster: SIN AALS7956NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA.
- SIN : AALS7693NL
Omschrijving: 5 dichtgeknoopte, plastic zakjes met in elke zak een andere inhoud bestaande uit combinaties van tabletten A en/of B en/of C en/of D:
Zak 1: 1 x tablet A, 1 x tablet B (was gebroken) en 2 x tablet C en twee tipjes (kartonnetjes)
met de cijfers "165" en "310"
Zak 2: 1 x tablet D en 4 x tablet B en een tipje met de cijfers "180"
Zak 3: 7 x tablet D en 4 x tablet B en een tipje met de cijfers "200"
Zak 4: 2 x tablet D en 29 x tablet B en 1 x tablet C en een tipje met de cijfers "210"
Zak 5:17 x tablet D en 2 x tablet B en tipje met de cijfers "230"
Tablet A: 1 Rechthoekige, donkergroene tablet met breuklijn en op de andere zijde een hoogdruk van een ovaal met daarin een kroontje/drietand op steel.
Netto gewicht : 0,67 gram
Monster: SIN AALS7955NL
Tablet B: 40 Rechthoekige, harde, gemêleerde blauwe tabletten met breuklijn en op de andere zijde een hoogdruk van een ovaal met daarin een kroontje/drietand op steel.
Monster: SIN AALS7954NL
Tablet C: 3 afgesleten, zachte, rechthoekige, blauwe tabletten met een breuklijn
Netto gewicht : 1,10 gram
Monster : SIN AALS7953NL
Tablet D: 27 Rechthoekige, harde, donkergroene tabletten met breuklijn en op de andere zijde een hoogdruk van een ovaal met daarin een kroontje/drietand op steel (kleineren dunner dan tablet A)
Netto gewicht : 13,70 gram
Monster : SIN AALS7952NL
De bovenstaande monsters van de tabletten van A, B, C en D testten positief op MDMA.
Met betrekking tot de verdovende middelen in de [straatnaam] :
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van dossier van Politie Nood-Nederland met nummer 2018292899 d.d. 18 februari 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
De woning betreft een bovenwoning gelegen aan de [straatnaam].
Het volgende hebben wij aangetroffen in de woning:
In ruimte 9 (trapopgang) in de ruimte voor de gasmeter:
- Een zak met gele pillen met een playboy bunny opdruk. Gewicht: 560 gram inclusief
verpakking, (deze ruimte zat onder aan de trap boven de voordeur)
In ruimte l (woonkamer):
- Zwart Remington mapje met stapel bankbiljetten in totaal 9.000 euro, (in de
inbouwkast onder A)
- 2 boterhamzakjes met stapels bankbiljetten in totaal 8350 euro, (in de inbouwkast
onder A)
- Klein zakje met henneptoppen aangetroffen in de schoudertas van verdachte [verdachte]
(op de tafel B)
- Zak met henneptoppen, 56 gram inclusief verpakking (in kast C)
- In ruimte 4 (slaapkamer):
- In de vrieskist onder A lag een Albert Heyn plastic tas met gesealde zakken met wit
poeder. 254 gram inclusief verpakking.
- In de vrieskist onder A lag een Jumbo plastic tas met gesealde zakken met wit
poeder. 2750 gram inclusief verpakking.
In ruimte 7 (opslagruimte):
- Een plastic bak met kleingeld in de open kast links om de hoek onder A in
opslagruimte. In totaal 339,71 euro + 5 gulden.
In de fouillering van verdachte [verdachte] is tevens nog het volgende in beslag genomen:
- Een bedrag van 1455,30,-
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 15 januari 2019, opgenomen op pagina 63 e.v. van het laatstgenoemd dossier, inhoudend de relatering van verbalisanten.
Op 15 januari 2019 werd door ons, als forensisch onderzoekers, een onderzoek verricht aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen.
Waarnemingen en bevindingen:
-SIN AALX1061NL
Omschrijving: een kleurloze, gesealde maar geopende plastic zak met daarin gele, ronde tabletten met een breuklijn aan één zijde en een diepdruk van het "playboy" logo aan de andere zijde (haasje)
Bruto gewicht : 560,95 gram
Netto gewicht : 550,96 gram
Berekend aantal : 1388 stuks
Monster : SIN AAJU4942NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA.
-SIN AALX1059NL
Omschrijving: een geel/wit/zwarte plastic draagtas "Jumbo" met daarin een verpakking met een drinkrietje en
A1:
Een gesealde rechthoekige, kleurloze, plastic zak met daarin een rechthoekige, kleurloze,
plastic zak met een vochtige, witte substantie
Bruto gewicht : 622,24 gram
Netto gewicht : 594,34 gram
Monster : SIN AAJU4946NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine.
A2:
Een dichte, gesealde rechthoekige, kleurloze, plastic zak met daarin een dichte, rechthoekige,
kleurloze, plastic zak met een zeer vochtige, witte substantie
Bruto gewicht : 155,70 gram
Netto gewicht : 144,20 gram
Monster : SIN AAJU4947NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine.
A3:
Een open kleurloze, plastic zak met daarin een vochtige, witte substantie
Bruto gewicht : 811 ,76 gram
Netto gewicht : 801,73 gram
Monster : SIN AAJU4948NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine.
A4:
Een gesealde rechthoekige, kleurloze, plastic zak met daarin een rechthoekige, kleurloze,
plastic zak met een vochtige, witte substantie
Bruto gewicht 1001,64 gram
Netto gewicht 981,69 gram
Monster SIN AAJU4939NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine.
A5:
Een dicht geknoopte, kleurloze, dubbele plastic zak met daarin een vochtige, witte substantie
Bruto gewicht : 23,75 gram
Netto gewicht : 21,61 gram
Monster : SIN AAJU4949NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine.
SIN : AALX1058NL
Omschrijving : een blauw/witte plastic draagtas "AH" met daarin 3 gesealde, kleurloze plasticzakken met een ruitjesmotief met in alle zakken een vochtige, witte substantie waarbij 1 zak reeds geopend was
Bruto gewicht : 251,68 gram
Netto gewicht : 222,81 gram
Monster : SIN AAJU4923NL
Het bovenstaande monster testte positief op amfetamine.
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.01.21.138 (aanvraag 001), d.d. 24 januari 2019, opgenomen op pagina 71 van het laatstgenoemd dossier, opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als haar verklaring.
Kenmerk Omschrijving FO
AAJU4939NL 981,69 gram vochtige substantie, wit
Conclusie: bevat amfetamine
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.01.21.138 (aanvraag 002), d.d. 24 januari 2019, opgenomen op pagina 72 van het laatstgenoemd dossier, opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als haar verklaring.
Kenmerk Omschrijving FO
AAJU4949NL 21,61 gram vochtige substantie, wit
Conclusie: bevat amfetamine
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.01.21.138 (aanvraag 003), d.d. 24 januari 2019, opgenomen op pagina 73 van het laatstgenoemd dossier, opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als haar verklaring.
Kenmerk Omschrijving FO
AAJU4923NL 222,81 gram vochtige substantie, wit
Conclusie: bevat amfetamine
9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.01.21.138 (aanvraag 004), d.d. 24 januari 2019, opgenomen op pagina 74 van het laatstgenoemd dossier, opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als haar verklaring.
Kenmerk Omschrijving FO
AA3U4942NL 550,96 gram gleuftablet, geel
Conclusie: bevat MDMA
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Drugs aanwezig hebben
Bij verdachte is in zijn woning aan de [straatnaam] een grote hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. De politie heeft forensisch onderzoek verricht en geconstateerd dat het vermoedelijk gaat om MDMA, amfetamine en cocaïne. Een paar maanden daarna is in verdachtes nieuwe woning aan de [straatnaam] wederom een hoeveelheid drugs aangetroffen. Uit forensisch onderzoek door de politie blijkt dat het vermoedelijk gaat om MDMA en amfetamine. Na onderzoek is dit vervolgens door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) bevestigd.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er MDMA en amfetamine lag in zijn woning aan de [straatnaam] als ook aan de [straatnaam] . Van de cocaïne die zou zijn aangetroffen in de [straatnaam] wist hij naar eigen zeggen niets.
Van de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de [straatnaam] zijn geen monsters doorgestuurd naar het NFI voor nader onderzoek, zodat niet nader is vastgesteld dat sprake was van MDMA, amfetamine en cocaïne. Hiervan zijn slechts uitslagen van indicatieve testen beschikbaar. Verdachte heeft verklaard dat een deel van de verdovende middelen uit zijn woning aan de [straatnaam] is meeverhuisd naar zijn nieuwe woning aan de [straatnaam] . Daarvan heeft het NFI wel vastgesteld dat het gaat om amfetamine en MDMA. Nu verdachte heeft bevestigd dat het om dezelfde drugs gaat, is de rechtbank van oordeel dat ook voor de [straatnaam] voldoende vast staat dat het gaat om amfetamine en MDMA. Ten aanzien van de cocaïne kan dit op grond van enkel een indicatieve test niet worden vastgesteld, zodat de rechtbank verdachte hiervan vrijspreekt.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de voornoemde MDMA als ook de amfetamine zowel voor feit 1 als feit 3 opzettelijk aanwezig heeft gehad nu deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden en hij daarvan wetenschap had.
Drugshandel
Vastgesteld is dat verdachte beschikte over een grote hoeveelheid MDMA en amfetamine. Op zichzelf duidt dit al op de betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. Verdachte heeft verklaard dat hij de aangetroffen drugs in bewaring had voor een ander. Hij heeft echter niet willen verklaren wie deze persoon is en heeft zijn verklaring derhalve niet nader kunnen onderbouwen. Voorts is er een grote hoeveelheid contant geld in zijn woning aangetroffen, terwijl verdachte blijkens het dossier geen bekende (legale) inkomsten geniet. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij geld verdient met activiteiten zoals de handel in kleding naar Suriname, de handel in CBD-olie dan wel wietbladeren en met cryptovaluta als Bitcoins/Altcoins, maar heeft hierin geen inzicht willen geven en heeft ook geen stukken overgelegd die (zelfs maar een begin van) ondersteuning voor zijn verklaring kunnen geven. De rechtbank kan aldus ook deze verklaring van verdachte niet verifiëren en in het dossier zijn hiervoor ook overigens geen aanknopingspunten of anderszins aanwijzingen ter ondersteuning van zijn verklaring te vinden.
Nu verdachte niet over een (verifieerbare) bron van inkomsten beschikt, terwijl bij hem tot twee keer toe een (groot)handelshoeveelheid aan harddrugs is aangetroffen alsmede een aanzienlijke hoeveelheid contant geld waarvan de herkomst – zoals hieronder nader zal worden overwogen – onduidelijk is gebleven, kan het naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet anders dan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs, zoals hem onder feit 1 en 3 ten laste is gelegd.
Feit 2 en 4
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 2 primair en feit 4. Verdachte kan geen verifieerbare verklaring geven voor de aangetroffen geldbedragen in zijn woning aan zowel de [straatnaam] als de [straatnaam] . Het kan -gezien de feiten en omstandigheden- niet anders zijn dan dat dit geld afkomstig is van enig misdrijf. Verdachte heeft de vindplaats van het geld verborgen gehouden en zich aldus schuldig gemaakt aan witwassen.
De officier van justitie merkt op dat het onder 4 ten laste gelegde voorwerp, te weten diverse (huur)auto's, hierbij niet bewezen kan worden, zodat verdachte van dat onderdeel vrijgesproken moet worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de helft van de aangetroffen geldbedragen toebehoorde aan de vrouw van verdachte, te weten de 9000 euro. Daarnaast lijkt er enkel sprake te zijn geweest van 'gerommel in de marge', zodat verdachte wel inkomsten heeft gegenereerd, maar van enig misdrijf afkomstig zijn deze niet. Ook blijkt niet uit verdachtes gedragingen dat hij het geld of de herkomst daarvan heeft geprobeerd te verbergen. De raadsvrouw van verdachte heeft daarbij betoogd dat de aangetroffen geldbedragen te laag zijn voor de handel in dergelijke partijen drugs en dat verdachte de bedragen -afkomstig van de handel in kleding, Bitcoins/Altcoins en wietbladeren- weliswaar had opgeborgen, maar niet had verstopt om de vermeend criminele herkomst te verhullen. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken, zowel van feit 2 primair en subsidiair als van feit 4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 27 juni 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het bakje met kleingeld en een bedrag van 300 à 400 euro dat is gevonden in mijn woning in de [straatnaam] was van mij. De geldbedragen gevonden in de woning aan de [straatnaam] zijn van mij.
2. Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname d.d. 2 mei 2018, inclusief bijlage lijst inbeslaggenomen goederen, opgenomen pagina 70 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018031637 d.d. 12 februari 2019, inhoudend de relatering van verbalisant:
Behoort bij object: [straatnaam] Groningen
Datum inbeslagneming: 2 mei 2018
- 95 euro (geld uit tasje waar hennep inzat)
- Hertog Jan ijsbakje met kleingeld en 8 briefjes van 50 euro.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018292899 d.d. 18 februari 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
De woning betreft een bovenwoning gelegen aan de [straatnaam].
Het volgende hebben wij aangetroffen in de woning:
In ruimte l (woonkamer):
- Zwart Remington mapje met stapel bankbiljetten in totaal 9.000 euro, (in de
inbouwkast onder A)
- 2 boterhamzakjes met stapels bankbiljetten in totaal 8350 euro, (in de inbouwkast
onder A)
- Een plastic bak met kleingeld in de open kast links om de hoek onder A in
opslagruimte. In totaal 339,71 euro + 5 gulden.
In de fouillering van verdachte [verdachte] is tevens nog het volgende in beslag genomen:
- Een bedrag van 1455,30,-
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Afkomstig uit misdrijf
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420quater, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Deze verklaring moet bovendien aan zekere eisen voldoen; de enkele stelling dat het voorwerp wel degelijk een legale herkomst heeft of een ontkenning van de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden is niet voldoende.
De rechtbank heeft hierboven al overwogen dat het op grond van de daar weergegeven feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen, waarbij de rechtbank met name gewicht heeft toegekend aan het feit dat verdachte blijkens het dossier niet beschikt over verifieerbare legale inkomstenbronnen, maar wel kon beschikken over een aanzienlijke hoeveelheid contant geld en een (groot)handelsvoorraad aan verschillende harddrugs. Daarmee is in beginsel de conclusie gerechtvaardigd dat het aangetroffen geld van die drugshandel en daarmee uit misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft daar geen aannemelijke, concrete en min of meer verifieerbare alternatieve verklaring tegenover gesteld.
Van een deel van het contante geld, een bedrag van 9000 euro, heeft verdachte wel aangegeven dat dit oorspronkelijk afkomstig is uit het verpanden van goud en sieraden en dat hij met dit geld investeert in zijn verschillende handelsactiviteiten, waarbij hij met de winst het bedrag telkens weer tot 9000 euro aanvult. Het dossier bevat ook inderdaad een aantal beleenovereenkomsten uit 2011 die in totaal ongeveer 9000 euro opleveren. De echtgenote van verdachte, getuige Blij, heeft echter tegenstrijdig verklaard over dit geld, namelijk dat zij dit bedrag sinds 2011 apart heeft gehouden en dat zij pas twee dagen voor de laatste inval dit geld aan verdachte had gegeven. Wat daar ook van zij, dat verdachte daadwerkelijk andere handelsactiviteiten ontplooide dan de handel in verdovende middelen is zoals gezegd niet aannemelijk geworden. De winst waarmee verdachte naar eigen zeggen dit bedrag telkens weer heeft aangevuld, moet dus afkomstig zijn uit drugshandel. In die zin bestaat er geen reden om onderscheid te maken tussen de verschillende aangetroffen bedragen; in alle gevallen kan het niet anders dan dat deze (onmiddellijk) uit drugshandel afkomstig zijn.
Witwassen, verhullingshandelingen
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen bewijs voor het verwijt dat verdachte zich met betrekking tot de aangetroffen geldbedragen schuldig zou hebben gemaakt aan de onder feit 2 en 4 ten laste gelegde verhullingshandelingen. In het bijzonder kan – anders dan de officier van justitie heeft betoogd – uit de plaats waar het geld bij beide doorzoekingen door de politie is aangetroffen niet worden opgemaakt dat verdachte de vindplaats zou hebben verborgen of verhuld. Het geld lag (deels) weliswaar niet open en bloot in de woning, maar ook niet op een zodanig bijzondere of moeilijk vindbare plaats dat het niet anders kan dan dat verdachte daarmee de bedoeling had om het geld aan het zicht te onttrekken.
Witwassen, plaatsingshandelingen
Op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen en hetgeen de rechtbank hiervoor aanvullend heeft overwogen, kan wel worden vastgesteld dat verdachte geld waarvan hij wist dat het afkomstig was uit misdrijf – namelijk zijn eigen drugshandel – heeft verworven en voorhanden heeft gehad. In zoverre kunnen de onderdelen van het onder feit 2 en 4 ten laste gelegde die op dit verwijt zien, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Ten aanzien van feit 4 merkt de rechtbank daarbij nog wel op dat zij, evenals de officier van justitie en de verdediging, het witwassen van de daar ten laste gelegde huurauto('s) niet bewezen acht, nu het dossier daaromtrent geen nadere informatie bevat.
Eigen misdrijf, extra eisen aan de kwalificatie
De rechtbank heeft, zoals gezegd, vastgesteld dat de aangetroffen geldbedragen onmiddellijk uit een door verdachte zelf gepleegd misdrijf – namelijk de bewezenverklaarde handel in verdovende middelen – afkomstig zijn.
Vooropgesteld moet worden dat noch de tekst van artikel 420bis/420quater Sr, noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens (schuld)witwassen. Dit betekent niet dat elke gedraging die in art. 420bis/420quater, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de kwalificatie (schuld)witwassen rechtvaardigt.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat in het geval het witwassen bestaat uit het verwerven of voorhanden hebben van de (onmiddellijke) opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen". Er moet dus in een dergelijk geval sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
Dat betekent dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd (vergelijk onder meer het arrest van de Hoge Raad van 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440).
Zoals hierboven reeds overwogen heeft de rechtbank echter niet kunnen vaststellen dat de verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen. Ten overvloede merkt de rechtbank in dit verband op dat het verstoppen van een voorwerp (waarvan hier overigens dus naar het oordeel van de rechtbank geen sprake was) niet hetzelfde is als het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van zo’n voorwerp (vergelijk onder meer het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1237).
Dit betekent dat de hier bedoelde bewezenverklaarde onderdelen van feit 2 en 4 niet kunnen worden gekwalificeerd als een strafbaar feit. De verdachte dient derhalve ter zake van het bewezenverklaarde te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
conclusie ten aanzien van feit 2 subsidiair
De strafbaarstelling van eenvoudig witwassen in artikel 420 quater.1 Sr richt zich specifiek op de situatie van het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de voornoemde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring en kwalificatie

De rechtbank acht de feiten 1en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 in
de gemeente Groningen, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij in de periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 te Hoogkerk, in de gemeente Groningen, opzettelijk in woning [straatnaam] te Hoogkerk aanwezig heeft gehad ongeveer 2766,28 gram van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 555,96 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. ( gevoegd parketnr. 18-850012-18)
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018 in de gemeente Groningen , meermalen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, en hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018 in de gemeente Groningen opzettelijk in woning aan [straatnaam] aanwezig heeft gehad ongeveer 600,68 gram, van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 2808,26 gram, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het bewezen verklaarde onder feit 1 en 3 levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
en
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
3. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
en
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
De rechtbank acht de feiten 2 primair en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2. primair
hij in de periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 in de gemeente Groningen, een voorwerp, te weten meer geldbedragen (totaal 19.081,71 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4. ( gevoegd parketnr. 18-850012-18)
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018, in de gemeente Groningen, een voorwerp, te weten geldbedragen, heeft verworven, voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Deze bewezenverklaarde feiten kunnen niet als strafbaar feit worden gekwalificeerd, zodat verdachte hiervan zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank acht feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2. subsidiair
hij in de periode 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 in de gemeente Groningen een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedragen (totaal 19.081,71 euro), heeft verworven of voorhanden gehad, die onmiddellijk afkomstig zijn uit enig eigen misdrijf.
Het bewezen verklaarde onder feit 2 subsidiair levert op:
2. subsidiair Eenvoudig schuldwitwassen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten – tenzij anders vermeld – strafbaar en verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 primair, 3 en 4 wordt veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf nu zij minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, die hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een periode van vier maanden en later een periode van opnieuw ruim vier maanden schuldig gemaakt aan handel in amfetamine en MDMA. Daarnaast had hij ten tijde van zijn eerste aanhouding ongeveer 600 gram amfetamine en 2808 gram MDMA en bij zijn tweede aanhouding 2766 gram amfetamine en 555 gram MDMA voorhanden. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Ook heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zoals amfetamine en MDMA zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. Verdachte heeft kennelijk hiermee in het geheel geen rekening gehouden en heeft enkel gehandeld uit eigen financieel gewin.
De rechtbank houdt voor de op te leggen straf voor deze feiten rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting een gevangenisstraf van 28 maanden vastgesteld voor het verkopen en afleveren van harddrugs voor hoeveelheden zoals bij verdachte aangetroffen. De eis van de officier van justitie doet aldus naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten.
De rechtbank merkt daarbij op dat zij het zeer kwalijk acht dat verdachte na zijn eerste aanhouding, waarbij hij snel werd vrijgelaten, zijn criminele handel weer heeft hervat. Nu hij is blijven ontkennen, heeft hij bovendien geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen. Blijkens verdachtes justitiële documentatie is hij -weliswaar langere tijd geleden- eerder onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor soortgelijke feiten. De reclassering ziet vanwege verdachtes ontkenning geen reden tot verdere reclasseringsbemoeienis. Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen geldbedragen vatbaar voor verbeurdverklaring nu verdachte het geldbedrag door middel van het onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft verkregen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 57, 420quater.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 2 primair en 4 ten laste gelegde bewezen als voormeld maar niet te zijn een strafbaar feit.
Ontslaat verdachte ter zake hiervan van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de geldbedragen ad € 339,71, € 541,49, € 8.350,00, € 9.000,00 en € 1.455,30.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2019.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.