Uitspraak
hierna te noemen [de minderjarige] .
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en de Gecertificeerde Instelling (GI) betreffende de zorg voor de minderjarige [de minderjarige]. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI, die de moeder verplichtte om ervoor te zorgen dat de gezinsvoogden met [de minderjarige] konden spreken zonder haar of een vertrouwenspersoon aanwezig, te laten vervallen. De moeder stelde dat de schriftelijke aanwijzing onrechtmatig was, omdat er geen plan van aanpak was waar zij mee instemde.
De GI verzocht op haar beurt om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en stelde dat zij ernstig werd belemmerd in haar taakuitvoering, omdat zij [de minderjarige] niet vrijelijk kon spreken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk was om de ontwikkeling van [de minderjarige] te beschermen en dat de moeder de GI belemmerde in haar wettelijke taak. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing te laten vervallen afgewezen, maar ook het verzoek van de GI om de aanwijzing te bekrachtigen, omdat de specifieke datum voor het kindgesprek al was verstreken.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter de GI toestemming gegeven om met [de minderjarige] alleen te praten, zonder aanwezigheid van anderen, en benadrukt dat de ondertoezichtstelling geen vrijblijvende maatregel is. De moeder moet de aanwijzingen van de jeugdzorgwerkers opvolgen, en de kinderrechter heeft de belangen van [de minderjarige] vooropgesteld in zijn beslissing.