1.4.Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard overeenkomstig het advies van de commissie. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
2. Eiser voert in beroep aan dat de eis dat enkel door het overleggen van brondocumenten kan worden bewezen dat eenmaal in de Brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, is gebaseerd op een westerse oriëntatie van de maatschappij. Een land als [land] is niet zo goed georganiseerd als de westerse landen en daar is het heel moeilijk dan wel onmogelijk om aan brondocumenten te komen. Het is eiser gelukt om een officiële geboorteakte uit [land] te verkrijgen. Als deze niet als brondocument wordt geaccepteerd, dan is het voor eiser onmogelijk om zijn juiste geboortedatum te bewijzen en de fout in de Brp te herstellen. Eiser is van mening dat iedere fout in de Brp hersteld moet kunnen worden, ook al zijn er geen brondocumenten voorhanden. Eiser heeft voldoende stukken overgelegd om aannemelijk te maken dat zijn geboortedatum [geboortejaar 1956] is en niet [geboortejaar 1971] . Het belang van eiser vergt dat verweerder zou moeten afwijken van de beleidsregels dan wel van de wet.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor wijziging van de in de Brp geregistreerde gegevens, de overlegde brondocumenten sterker moeten zijn dan de brondocumenten die eerder zijn overgelegd. Met de verklaring van de [ambassade] in [land 2] dat de gegevens in de verklaring van geboorte juist zijn, is niet onomstotelijk komen vast te staan dat de gegevens in de Brp feitelijk onjuist zijn. Documenten uit [land] zijn niet voldoende betrouwbaar als brondocument, omdat deze relatief gemakkelijk tegen betaling verkrijgbaar zijn. Er wordt op voorhand geen nadere inhoudelijke controle op juistheid gedaan. Overigens is de in beroep overgelegde geboorteakte geen afschrift van de geboorteakte die op moment van geboorte is opgemaakt, deze is afgegeven op 9 september 2018. Daarmee staat niet vast dat de geboorte heeft plaatsgevonden op [geboortejaar 1956] . Ook de verklaring van de zus van eiser is onvoldoende om te kunnen aantonen dat de geboortedatum niet juist is. Verklaringen van familieleden zijn gelet op de familierelatie onvoldoende objectief en betrouwbaar.
4. De rechtbank stelt voorop dat de gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) dient voor het wijzigen van eenmaal in de Brp geregistreerde gegevens onomstotelijk vast te staan dat deze feitelijk onjuist zijn, de nieuwe gegevens juist zijn en dat de nieuwe en de oude gegevens betrekking hebben op dezelfde persoon. De onjuistheid van de registratie kan alleen worden aangetoond met een document als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Basisregistratie personen (Wet Brp). De rechtbank wijst op de uitspraak van de AbRS van 29 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2839). 5. De bewijslast om de onjuistheid van de in de Brp opgenomen gegevens aan te tonen rust op eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met de door hem overgelegde gegevens niet onomstotelijk aangetoond dat de in de Brp geregistreerde persoonsgegevens feitelijk onjuist zijn. Uit de overgelegde documenten blijkt niet dat de eerder geregistreerde geboortedatum feitelijk onjuist is en dat de thans gestelde geboortedatum juist is. Niet duidelijk is hoe de overgelegde documenten waarin verschillende geboortedata worden genoemd zich tot elkaar verhouden en op welke brondocumenten deze zijn gebaseerd. Verweerder heeft zich derhalve terecht op het standpunt kunnen stellen dat, nu niet onomstotelijk kan worden vastgesteld welke geboortedatum de juiste is, er geen grond is de registratie in de Brp te wijzigen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verklaring van geboorte en het begeleidend schrijven van 24 november 2016 van de ambassadeur van [land] in [plaats 1] zijn opgesteld op verzoek van eiser en enkel zijn gebaseerd op door hemzelf verstrekte informatie. Ter zitting heeft eiser daarover verklaard dat hij in [plaats 1] een lang interview heeft gehad waarbij hem vragen werden gesteld over school en over vroeger. De ambassade heeft geen zelfstandig onderzoek verricht. Dit geldt ook voor de door eiser in beroep overgelegde geboorteakte uit [plaats 2] , [land] . Deze is blijkens de verklaringen van eiser immers enkel en alleen gebaseerd op de getuigenissen van zes van zijn vrienden en op informatie die hijzelf per videoverbinding aan de ambtenaar heeft verstrekt. Niet gebleken is op grond van welke brondocumenten het paspoort en de verklaringen van de ambassade in [land 2] en [plaats 2] zijn afgegeven, terwijl evenmin kan worden vastgesteld of hieraan betrouwbare en controleerbare gegevens ten grondslag liggen.
6. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de zus van eiser onvoldoende is om te kunnen aantonen dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is, omdat deze verklaring gelet op de familierelatie onvoldoende objectief en betrouwbaar wordt geacht. Daarbij acht de rechtbank van belang dat deze verklaring geen brondocument is in de zin van de Wet Brp en daarom niet kan leiden tot wijziging van de geboortedatum in de Brp. Documenten van deze aard kunnen slechts als aanvullend bewijs dienen in het geval bijvoorbeeld onduidelijk is of de gegevens in een brondocument behoren bij de persoon die dat document heeft overgelegd. De rechtbank wijst op de uitspraak van 20 februari 2019 van de AbRS (ECLI:NL:RVS:2019:536). 7. Dat eiser hierdoor in bewijsnood is komen te verkeren en dat het dan onmogelijk wordt om de foute registratie te herstellen, zoals in beroep is aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank wijst er allereerst op dat, zoals hiervoor is overwogen, niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een foute registratie. Bovendien ligt de bewijslast – en daarmee ook het bewijsrisico – om de onjuistheid in de Brp aan te tonen bij eiser en ziet de rechtbank in hetgeen eiser heeft aangevoerd, geen aanleiding om te concluderen waarom in zijn situatie anders zou moeten worden geoordeeld.
8. Eiser heeft verder in beroep aangevoerd dat verweerder zou moeten afwijken van de beleidsregels dan wel van de wet. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij ouder is dan de leeftijd waaronder hij nu staat geregistreerd en daardoor mogelijk nog niet in aanmerking komt voor bepaalde medicijnen of operaties en pas later voor een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet. Voor zover eiser hiermee een beroep doet op artikel 4:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht overweegt de rechtbank dat aan verweerder geen beleids- of beoordelingsruimte is toegekend, zodat er geen ruimte is om een buitenlands document in de Brp te registreren dat niet voldoet aan de in artikel 2.8 van de Wet Brp neergelegde voorwaarden. Dat eiser een persoonlijk belang heeft bij registratie van een andere geboortedatum kan er niet toe leiden dat verweerder reeds daarom tot wijziging van de registratie zou moeten overgaan. Het gesloten systeem van brondocumenten in de Wet Brp laat verweerder geen ruimte voor een belangenafweging.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden geweigerd de persoonsgegevens van eiser in de Brp te wijzigen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.