ECLI:NL:RBNNE:2019:2488

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
18/820114-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens oplichting en verduistering via Marktplaats en datingsites met nadruk op schadeloosstelling van slachtoffers

Op 6 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en verduistering. De verdachte heeft zich onder andere voorgedaan als verkoper op Marktplaats en heeft via datingsites vriendschappelijke contacten opgebouwd om financiële voordelen te behalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van meer dan anderhalf jaar op grote schaal schuldig heeft gemaakt aan diverse oplichtingspraktijken, waarbij hij meerdere slachtoffers heeft benadeeld voor aanzienlijke bedragen. De verdachte heeft bekend en heeft sinds zijn aanhouding in 2017 stappen ondernomen om zijn slachtoffers schadeloos te stellen. De rechtbank heeft in haar oordeel de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder zijn behandeling voor gokverslaving en zijn bereidheid om slachtoffers te compenseren. De rechtbank heeft besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te vermijden en in plaats daarvan een taakstraf van 240 uur op te leggen, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd om ervoor te zorgen dat de verdachte zijn slachtoffers vergoedt. De uitspraak benadrukt het belang van schadeloosstelling voor de slachtoffers en de gevolgen van oplichting op het vertrouwen in online platforms.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummers 18/820114-17 en 18/820258-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 6 juni 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr.ing. M.R.P. Ossentjuk, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. (820114-17)
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot 1 september 2016 te Groningen en/of elders in Nederland, (op verschillende tijdstippen) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers/gedupeerden, te weten
1) [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van 200 euro (voor vouchers) (aangifte dossierpagina 104), en/of
2) [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van 450 euro (voor atlassen) (aangifte dossierpagina 117), en/of
3) [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van 25 euro (voor
studie/schoolboeken) (aangifte dossierpagina 133), en/of
4) [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro (voor een reis/kortingspas Canada)(aangifte dossierpagina 140), en/of
5) [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van 47,50 euro (voor een trainingspak/ kleding) (aangifte dossierpagina 147), en/of
6) [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van 200 euro (voor concertkaarten Bruce Springsteen) (aangifte dossierpagina 158), en/of
7) [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van 36,50 euro (voor een Reebok-top/kleding) (aangifte dossierpagina 174), en/of
8) [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro (voor een TomTom) (aangifte dossierpagina 188), en/of
9) [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van 380 euro (voor concertkaarten Amstel Live) (aangifte dossierpagina 194), en/of
10) [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van 115 euro (voor studieboeken) (aangifte dossierpagina 206), en/of
11) [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van 47,50 euro (voor een game/software Pokemon) (aangifte dossierpagina 221), en/of
12) [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van 25 euro (voor een bedel/hanger) (aangifte dossierpagina 229), en/of
13) [slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van 79 euro (voor speakers) (aangifte dossierpagina 233), en/of
14) [slachtoffer 14] heeft bewogen tot de afgifte van 57 euro (voor een trainingspak/kleding) (aangifte dossierpagina 246), en/of
15) [slachtoffer 15] heeft bewogen tot de afgifte van 35 euro (voor een tuniek/kleding) (aangifte dossierpagina 245), en/of
16) [slachtoffer 16] heeft bewogen tot de afgifte van 80 euro (voor schoolboeken) (aangifte dossierpagina 250), en/of
17) [slachtoffer 17] heeft bewogen tot de afgifte van 125 euro (voor
schoolboeken) (aangifte dossierpagina 259),
althans die aangever(s) (telkens) heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid geld, in elk enig goed, immers heeft verdachte (telkens) (op verschillende tijdstippen) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich gepresenteerd als bezitter/aanbieder en/of verkoper van bovengenoemd(e) goed(eren), in elk geval enig goed, op de internetsite Marktplaats.nl, en/of
- die aangever(s) gezegd dat verdachte bovengenoemde en/of aangeboden of gezochte goed(eren) zou/kon leveren na betaling en/of overschrijving op een door verdachte aangegeven bankrekeningnummer, althans de indruk gewekt dat verdachte bovengenoemde en/of aangeboden of gezochte goed(eren) in zijn bezit had, althans kon leveren, en/of
- met die aangever(s) contact onderhouden om tot betaling te komen en/of daarbij (tevens) onjuiste en/of onbruikbare contactgegevens verstrekt om eventueel later verhaal door aangever(s) te bemoeilijken, en/of (daarbij ook)
- gebruik gemaakt van een of meerdere valse naam/namen, te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8], althans een of meerdere valse naam/namen, en/of
- ( aldus) zich voorgedaan als bonafide bezitter/aanbieder en/of verkoper van
bovengenoemde op/via de website Marktplaats.nl aangeboden of gezochte
goed(eren), waardoor bovengenoemde aangevers (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2. (820258-17)
primair
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2016 tot 14 maart 2017 te Groningen en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 18] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal (ongeveer) 9394 euro, althans (meermalen) een hoeveelheid geld, en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, namelijk het aangaan van een of meerdere geldlening(en), immers heeft verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- met die [slachtoffer 18] (aanvankelijk via een datingsite) een vriendschappelijk en/of vertrouwenwekkend contact opgebouwd en/of onderhouden, en/of (op een gegeven moment)
- die [slachtoffer 18] laten geloven dat verdachte met die [slachtoffer 18] op reis zou willen en/of gezegd dat verdachte een reis voor hen beiden zou boeken en/of (zogenaamd) voor haar aandeel die [slachtoffer 18] heeft laten betalen (op een bankrekeningnummer waar verdachte toegang toe had), en/of (vervolgens)
- nogmaals haar een (zogenaamde) aandeel heeft laten betalen omdat er bij verdachte dubbel zou zijn afgeschreven, en/of
- die [slachtoffer 18] gezegd dat verdachte studiekosten en/of vakantiekosten en/of
deurwaarderkosten en/of andere schuldeisers had, of anderszins doen/laten geloven dat verdachte in financiële moeilijkheden zat, en/of
- ( daarbij ook) die [slachtoffer 18] een of meerdere valse of misleidende foto's en/of screen shots doen toekomen, en/of
- op deze opgebouwde vriendschappelijke of vertrouwelijke basis gevraagd om een of meerdere voorschotten of geldleningen, en/of
- ( telkens) een beroep gedaan op het sociale gevoel en medeleven van die [slachtoffer 18] en/of (ook) meermalen (op verschillende tijdstippen) die [slachtoffer 18] om financiële hulp gevraagd, en/of
- ( aldus) zich voorgedaan als bonafide vriendschappelijk contact en/of verzoeker om financiële hulp en/of lener; waardoor die [slachtoffer 18] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) en/of het aangaan van die schuld(en);
(aangifte dossierpagina 55)
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2016 tot 14 maart 2017 te Groningen en/of elders in Nederland, opzettelijk in totaal (ongeveer) 9394 euro, in elk geval (meermalen) een
hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 18], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als aanbetaling, voorschot en/of geldlening, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3. (820458-17)
primair
(820458-17) hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2016 tot 14 maart 2017 te Groningen en/of Oostrum en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 19] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal (ongeveer) 15.934 euro, althans 14.399 euro, in elk geval (meermalen) een hoeveelheid geld, en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meerdere geldlening(en), immers heeft verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid
- zich gepresenteerd als [naam 9], althans een valse naam, en/of een vals
facebookaccount/pagina aangemaakt en/of voorzien van fictieve persoonlijke
informatie, en/of
- als [naam 9] met die [slachtoffer 19] (aanvankelijk via een datingsite) een
vriendschappelijk en/of vertrouwenwekkend contact opgebouwd en/of onderhouden,
en/of (op een gegeven moment)
- die [slachtoffer 19] doen/laten geloven dat verdachte en/of familie van verdachte
financiële problemen zou hebben en/of die daarbij [slachtoffer 19] om hulp gevraagd, en/of (tevens)
- meermalen (op verschillende tijdstippen) om financiële hulp gevraagd in verband met allerlei funeraire of familiaire verplichtingen en/of andere fictieve kosten of schulden die verdachte zou hebben dan wel op zich wenste te nemen, en/of (aldus)
- ( telkens) een beroep gedaan op het sociale gevoel en medeleven van die [slachtoffer 19] en/of op deze opgebouwde vriendschappelijke of vertrouwelijke basis gevraagd om een of meerdere betalingen, voorschotten of geldleningen, en/of
- ( aldus) zich voorgedaan als bonafide vriendschappelijk contact en/of verzoeker om financiële hulp en/of lener, waardoor die [slachtoffer 19] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) en/of het aangaan van die schuld(en);
(aangifte dossierpagina 164)
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2016 tot 14 maart 2017 te Groningen en/of Oostrum en/of elders in Nederland, opzettelijk in totaal (ongeveer) 15.934 euro, althans 14.399 euro, in elk
geval (meermalen) een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 19], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als aanbetaling, voorschot en/of geldlening, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4. (820458-17)
primair
hij in of omstreeks 1 oktober 2016 tot 14 maart 2017 te Groningen en/of elders in Nederland, (op verschillende tijdstippen) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers, te weten
1) [slachtoffer 20] heeft bewogen tot de afgifte van 875 euro (voor vouchers) (aangifte dossierpagina 122), en/of
2) [slachtoffer 21] heeft bewogen tot de afgifte van 512,50 euro (voor vouchers) (aangifte dossierpagina 131), en/of
3) [slachtoffer 22] heeft bewogen tot de afgifte van 587,50 euro (voor een drone) en/of 950 euro (voor een vakantiereis) en/of 625 euro (voor vouchers), (aangifte dossierpagina 138), en/of 4) [slachtoffer 23] heeft bewogen tot de afgifte van 737,50 euro (voor vouchers) (aangifte dossierpagina 150),
althans die aangever(s) (telkens) heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid geld, voor de aankoop van bovengenoemd(e) goed(eren), in elk enig goed, immers heeft verdachte (telkens) (op verschillende tijdstippen) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- bij die aangever(s) (met wie verdachte vriendschappelijke en/of vertrouwenwekkende relatie had) zijn (bemiddelende) diensten aangeboden en/of aangegeven dat verdachte vouchers en/of een drone te koop had of kon regelen, en/of de indruk gewekt dat verdachte bovengenoemde goed(eren) in zijn bezit had, althans (tijdig) kon leveren, en/of dat verdachte genoemde reis zou gaan boeken, en/of
- met die aangever(s) contact onderhouden om tot (aan)betaling te komen, en/of - (aldus) zich voorgedaan als bonafide bezitter/aanbieder en/of bemiddelaar en/of verkoper van bovengenoemde goed(eren), waardoor bovengenoemde aangevers (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
subsidiair
hij in of omstreeks 1 oktober 2016 tot 14 maart 2017 te Groningen en/of elders in Nederland, (op verschillende tijdstippen) opzettelijk
- 875 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of deels toebehorende aan [slachtoffer 20], en/of
- 512,50 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of deels toebehorende aan [slachtoffer 21], en/of
- 587,50 euro en/of 950 euro en/of 625 euro, in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld, geheel of deels toebehorende aan [slachtoffer 22], en/of
- 737,50 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of deels toebehorende aan [slachtoffer 23],
in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld geheel of deels toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (aan)betaling(en) voor het bemiddelen bij en/of het leveren van (een) voucher(s) en/of een drone en/of het boeken van een vakantiereis, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5. (820458-17)
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot 14 maart 2017 te Groningen en/of elders in Nederland, opzettelijk
- ( in totaal ongeveer) 611 euro, in elk geval (meermalen) een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 24] (aangifte dossier pagina 82) en/of
- ( in totaal ongeveer) 611 euro, in elk geval (meermalen) een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 25] (aangifte dossier pagina 101),
in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld geheel of deels toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk geld/ goed verdachte (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (onderhandse) huuraanbetaling en/of als huurgeld (in verband met een met verdachte gedeelde huurwoning), (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op basis van de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 (primair), 3 (primair), 4 (primair) en 5.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in opdracht van verdachte geen verweer gevoerd; verdachte heeft al hetgeen hem (primair) ten laste is gelegd bekend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht al het (primair) ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juni 2016,
opgenomen op pagina 104 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017045720 d.d. 8 september 2017, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 140 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4];
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 147 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5];
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6];
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 174 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7];
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 188 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 8];
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 194 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 9];
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 206 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 10];
12. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 221 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 11];
13. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 229 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 12];
14. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 233 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 13];
15. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 240 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 14];
16. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 245 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 15];
17. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 250 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 16];
18. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 259 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 17].

feit 2

1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2017, opgenomen op pagina 55 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017236725 d.d. 5 september 2017, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 18].
feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 april 2017, opgenomen op pagina 164 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017236725 d.d. 5 september 2017, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 19].
feit 4
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2017, opgenomen op pagina 122 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017236725 d.d. 5 september 2017, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 20];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 maart 2017, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 21];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 maart 2017, opgenomen op pagina 138 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 22];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 maart 2017, opgenomen op pagina 150 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 23].
feit 5
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2017, opgenomen op pagina 82 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017236725 d.d. 5 september 2017, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 24];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2017, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 25].
De rechtbank wijst in het bijzonder nog op het volgende.
Aan verdachte is onder feit 1, volgnummer 1 ten laste gelegd dat hij aangever [slachtoffer 1] heeft bewogen tot afgifte van € 200 voor de aanschaf van vouchers. De rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging, nu uit zowel de aangifte als de onderbouwing daarvan blijkt dat [slachtoffer 1] door verdachte is bewogen tot afgifte van € 125. De rechtbank komt om die reden tot een bewezenverklaring van dit bedrag.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 (primair), 3 (primair), 4 (primair) en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2016 tot 1 september 2016 te Groningen op verschillende tijdstippen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, een samenweefsel van verdichtsels en/of listige kunstgrepen, hierna te noemen aangevers/gedupeerden, te weten
1) [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van 125 euro voor vouchers en
2) [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van 450 euro voor atlassen en
3) [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van 25 euro voor studie/schoolboeken en
4) [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro voor een reis/kortingspas Canada, en
5) [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van 47,50 euro voor een trainingspak, en
6) [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van 200 euro voor concertkaarten Bruce Springsteen en
7) [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van 36,50 euro voor een Reebok-top, en
8) [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro voor een TomTom, en
9) [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van 380 euro voor concertkaarten Amstel Live, en
10) [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van 115 euro voor studieboeken, en
11) [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van 47,50 euro voor een game/software Pokemon, en
12) [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van 25 euro voor een bedel, en
13) [slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van 79 euro voor speakers, en
14) [slachtoffer 14] heeft bewogen tot de afgifte van 57 euro voor een trainingspak, en
15) [slachtoffer 15] heeft bewogen tot de afgifte van 35 euro voor een tuniek, en
16) [slachtoffer 16] heeft bewogen tot de afgifte van 80 euro voor schoolboeken, en
17) [slachtoffer 17] heeft bewogen tot de afgifte van 125 euro voor schoolboeken,
immers heeft verdachte telkens op verschillende tijdstippen met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich gepresenteerd als bezitter/aanbieder en verkoper van bovengenoemde goederen op de internetsite Marktplaats.nl, en
- die aangevers gezegd dat verdachte bovengenoemde aangeboden of gezochte goederen zou/kon leveren na betaling en overschrijving op een door verdachte aangegeven bankrekeningnummer, en
- met die aangevers contact onderhouden om tot betaling te komen en daarbij tevens onjuiste en onbruikbare contactgegevens verstrekt om eventueel later verhaal door aangevers te bemoeilijken, en daarbij ook
- gebruik gemaakt van meerdere valse namen, te weten [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] en [naam 7] en [naam 8], en
- aldus zich voorgedaan als bonafide bezitter/aanbieder en verkoper van bovengenoemde op de website Marktplaats.nl aangeboden of gezochte goederen, waardoor bovengenoemde aangevers telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiften.
2. primair (820258-17)
hij in de periode van 20 december 2016 tot 14 maart 2017 te Groningen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 18] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 9.394 euro, immers heeft verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- met die [slachtoffer 18] aanvankelijk via een datingsite een vriendschappelijk en vertrouwenwekkend contact opgebouwd en onderhouden, en op een gegeven moment
- die [slachtoffer 18] laten geloven dat verdachte met die [slachtoffer 18] op reis zou willen en gezegd dat verdachte een reis voor hen beiden zou boeken en zogenaamd voor haar aandeel die [slachtoffer 18] heeft laten betalen op een bankrekeningnummer waar verdachte toegang toe had, en vervolgens
- nogmaals haar een zogenaamd aandeel heeft laten betalen omdat er bij verdachte dubbel zou zijn afgeschreven, en
- die [slachtoffer 18] gezegd dat verdachte studiekosten en vakantiekosten en deurwaarderkosten had, en
- daarbij ook die [slachtoffer 18] een of meerdere valse of misleidende foto's en screen shots doen toekomen, en
- op deze opgebouwde vriendschappelijke of vertrouwelijke basis gevraagd om een of meerdere voorschotten of geldleningen, en
- telkens een beroep gedaan op het sociale gevoel en medeleven van die [slachtoffer 18] en ook meermalen op verschillende tijdstippen die [slachtoffer 18] om financiële hulp gevraagd, en
- aldus zich voorgedaan als bonafide vriendschappelijk contact en verzoeker om financiële hulp en lener, waardoor die [slachtoffer 18] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften en het aangaan van die schulden.
3. primair (820458-17)
hij in de periode van 28 juli 2016 tot 14 maart 2017 te Groningen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 19] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 14.399 euro, in elk geval meermalen een hoeveelheid geld, immers heeft verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich gepresenteerd als [naam 9] en een vals facebookaccount/pagina aangemaakt en voorzien van fictieve persoonlijke informatie, en
- als [naam 9] met die [slachtoffer 19] aanvankelijk via een datingsite een vriendschappelijk en vertrouwenwekkend contact opgebouwd en onderhouden, en op een gegeven moment
- die [slachtoffer 19] laten geloven dat verdachte en familie van verdachte financiële problemen zouden hebben en die daarbij [slachtoffer 19] om hulp gevraagd, en tevens
- meermalen op verschillende tijdstippen om financiële hulp gevraagd in verband met allerlei funeraire of familiaire verplichtingen en andere fictieve kosten of schulden die verdachte zou hebben dan wel op zich wenste te nemen, en aldus
- telkens een beroep gedaan op het sociale gevoel en medeleven van die [slachtoffer 19] en op deze opgebouwde vriendschappelijke of vertrouwelijke basis gevraagd om een of meerdere betalingen, voorschotten of geldleningen, en
- aldus zich voorgedaan als bonafide vriendschappelijk contact en verzoeker om financiële hulp en lener, waardoor die [slachtoffer 19] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften en het aangaan van die schulden.
4. primair (820458-17)
hij in de periode van 1 oktober 2016 tot 14 maart 2017 te Groningen op verschillende tijdstippen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers, te weten
1) [slachtoffer 20] heeft bewogen tot de afgifte van 875 euro voor vouchers en
2) [slachtoffer 21] heeft bewogen tot de afgifte van 512,50 euro voor vouchers en
3) [slachtoffer 22] heeft bewogen tot de afgifte van 587,50 euro voor een drone en 950 euro voor een vakantiereis en 625 euro voor vouchers, en
4) [slachtoffer 23] heeft bewogen tot de afgifte van 737,50 euro voor vouchers,
immers heeft verdachte telkens op verschillende tijdstippen met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- bij die aangevers met wie verdachte een vriendschappelijke en vertrouwenwekkende relatie had zijn bemiddelende diensten aangeboden en aangegeven dat verdachte vouchers en een drone te koop had of kon regelen, en de indruk gewekt dat verdachte bovengenoemde goederen in zijn bezit had, althans tijdig kon leveren, en dat verdachte genoemde reis zou gaan boeken, en
- met die aangevers contact onderhouden om tot (aan)betaling te komen, en
- aldus zich voorgedaan als bonafide bezitter/aanbieder en bemiddelaar en verkoper van bovengenoemde goederen, waardoor bovengenoemde aangevers telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiften.
5. (820458-17)
hij in de periode van 1 augustus 2015 tot 14 maart 2017 te Groningen opzettelijk
- in totaal 611 euro toebehorende aan [slachtoffer 24] en
- in totaal 611 euro toebehorende aan [slachtoffer 25],
welk geld verdachte telkens anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurgeld in verband met een met verdachte gedeelde huurwoning, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. oplichting, meermalen gepleegd,
2, primair. oplichting, meermalen gepleegd,
3, primair. oplichting, meermalen gepleegd,
4, primair. oplichting, meermalen gepleegd,
5. verduistering, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke straf gelet op het feit dat verdachte alle feiten volledig heeft bekend, daarvoor oprechte spijt heeft betuigd en hulp heeft gezocht voor zijn gokproblemen en het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de weg zou komen te staan aan het zo spoedig mogelijk schadeloos stellen van zijn slachtoffers.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op grote schaal en gedurende een periode van ruim anderhalf jaar schuldig gemaakt aan diverse oplichtingspraktijken. Hij heeft onder meer actief contact gezocht met meerdere van zijn slachtoffers en heeft de gelegenheid gecreëerd om zichzelf te bevoordelen ten koste van anderen. Daarbij heeft hij zich bediend van een veelheid aan leugens en verzinsels en heeft hij het vertrouwen dat een groot aantal mensen die meenden met hem een vertrouwensband te hebben ernstig misbruikt.
Via Marktplaats heeft hij zich veelal onder een andere naam en hoedanigheid voorgedaan als aanbieder van goederen, waarvan hij op voorhand wist dat hij die niet in zijn bezit had en niet leveren kon. Een medium als Marktplaats drijft op het vertrouwen dat aanbieders en kopers in elkaar hebben. De handelwijze van verdachte en de omvang van zijn handelen hebben een ontwrichtende werking op het gestelde vertrouwen in een dergelijk platform.
Via datingsites heeft verdachte de gevoelens die zijn slachtoffers voor hem zijn gaan koesteren ingezet om daar financieel gewin uit te halen. Verdachte heeft zijn twee dating-slachtoffers in totaal voor ongeveer € 25.000 opgelicht. Op geen enkel moment heeft verdachte de positie en gevoelens van beide slachtoffers laten prevaleren boven zijn eigen geldzucht. Dat rekent de rechtbank verdachte aan. Ook heeft verdachte het vertrouwen van vrienden in hem ernstig beschaamd, door van hen grote geldbedragen aan te nemen zonder dat hij voornemens was de daarvoor toegezegde tegenprestatie te leveren.
In beginsel is op dit handelen van verdachte een gevangenisstraf van enkele maanden zonder meer een passende en geboden sanctie. De rechtbank heeft hierbij de oriëntatiepunten voor straftoemeting in aanmerking genomen. In dit geval ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte echter redenen om van oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf af te zien. Daarvoor is het volgende redengevend.
Verdachte heeft zich na zijn aanhouding, inmiddels ruim twee jaren geleden, op vrijwillige basis gemeld bij Verslavingszorg Noord Nederland en heeft daar een behandeling voor zijn gokverslaving gevolgd en afgerond. Verdachte heeft spijt betuigd en heeft verklaard dat hij alle vorderingen van de benadeelde partijen erkent en dat hij alle door hem gemaakte slachtoffers schadeloos wil stellen. Daarnaast woont verdachte inmiddels samen en heeft hij betaald werk. Verdachte is al op eigen initiatief actief bezig om slachtoffers schadeloos te stellen. Verdachte heeft diverse betalingsregelingen getroffen, hetgeen door één van de benadeelde partijen ter zitting is bevestigd. Verdachte is tot het aangaan en nakomen van deze betalingsregelingen in staat, omdat hij inkomen uit dienstbetrekking geniet. Het voortbestaan van deze dienstbetrekking en in het verlengde daarvan de betalingsmogelijkheden van verdachte zullen in gevaar komen indien verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal moeten ondergaan.
De rechtbank acht het van groot belang dat de slachtoffers schadeloos worden gesteld en zij wil die schadeloosstelling niet in gevaar brengen door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal om die reden dan ook afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en in plaats daarvan komen tot oplegging en de maximale taakstraf. Om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om de ernst van de bewezen verklaarde feiten te benadrukken zal de rechtbank daarnaast aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden opleggen met een proeftijd van drie jaar.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
feit 11. [slachtoffer 1], tot een bedrag van € 125,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2], tot een bedrag van € 460,- ter vergoeding van materiële schade en
€ 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 3], tot een bedrag van € 25,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 50,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [slachtoffer 7] tot een bedrag van € 36,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [slachtoffer 26] tot een bedrag van € 380,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
7. [slachtoffer 10] tot een bedrag van € 115,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
8. [slachtoffer 11] tot een bedrag van € 47,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
9. [slachtoffer 12] tot een bedrag van € 25,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
10. [slachtoffer 13] tot een bedrag van € 79,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
11. [slachtoffer 14] tot een bedrag van € 57,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
12. [slachtoffer 15] tot een bedrag van € 35,- ter vergoeding van materiële schade en € 100,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
13. [slachtoffer 17] tot een bedrag van € 125,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
feit 2
[slachtoffer 18] tot een bedrag van € 5.648,- ter vergoeding van materiële schade en € 450,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
feit 3
[slachtoffer 19] tot een bedrag van € 15.849,- ter vergoeding van materiële schade en € 1.250,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
feit 4
[slachtoffer 22] tot een bedrag van € 850,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vorderingen kunnen worden toegewezen voor zover dit de gevorderde materiële schade betreft. De vorderingen ten aanzien van de gestelde immateriële schade van [slachtoffer 15] en [slachtoffer 2] dienen te worden afgewezen.
De vordering ten aanzien van de immateriële schade van [slachtoffer 19] en [slachtoffer 18] zijn beide vergelijkbaar; om die reden dient de vordering van [slachtoffer 19] te worden gematigd tot een bedrag van € 450,-, gelijk aan de vordering die [slachtoffer 18] heeft ingediend.
Oordeel van de rechtbank
materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is het voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de door hen gestelde materiële schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen daarom voor wat betreft het materiële deel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Het materiele deel van de vordering van [slachtoffer 19] zal worden toegewezen tot een bedrag van €14.399, zoals bewezen verklaard.
immateriële schade
De benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 15], [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] hebben naast de materiële schade tevens vergoeding van immateriële schade gevorderd.
De rechtbank stelt hierbij voorop dat indien er geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals bij de onderhavige feiten het geval is, op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade kan worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Daarbij kan geestelijk letsel pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de gestelde psychische gevolgen zijn vastgesteld en voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst en onzekerheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW.
Benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 15] hebben ernstige psychische schade die ontstaan zou zijn als gevolg van de door verdachte gepleegde feiten, als hiervoor bedoeld, niet aangevoerd, althans deze is uit de onderbouwing niet gebleken. Hun vorderingen tot vergoeding van immateriële schade zullen om die reden niet ontvankelijk worden verklaard. Benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 15] kunnen desgewenst dit deel van hun vordering aanbrengen bij de civiele rechter.
Benadeelde partijen [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] hebben de door hen geleden psychische schade voldoende onderbouwd, zodat de rechtbank een vergoeding voor immateriële schade zal toekennen. Nu beide gevallen met elkaar vergelijkbaar zijn, ziet de rechtbank aanleiding om in beide gevallen een gelijk bedrag toe te kennen. Daarbij maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de vergoeding voor immateriële schade van [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] op € 450. Verdachte heeft de vorderingen ook tot deze hoogte erkend. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 19], voor zover dit het bedrag van € 450 overstijgt, zal niet ontvankelijk worden verklaard. Zij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de civiele rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank ten aanzien van alle benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Hierboven heeft de rechtbank al overwogen dat zij het van groot belang acht dat de slachtoffers schadeloos worden gesteld. Ook overweegt de rechtbank dat de schadevergoedingsmaatregel ambtshalve kan worden opgelegd; dit is onlangs nog bevestigd in het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 28 mei 2019 (ECLI:NL:HR:2019:793). Gelet op het belang dat de rechtbank hecht aan de schadeloosstelling van alle slachtoffers, zal zij de schadevergoedingsmaatregel ambtshalve opleggen ten aanzien van de slachtoffers die zich niet als benadeelde partij in deze procedure hebben gevoegd.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 (primair), 3 (primair), 4 (primair) en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Ten aanzien van feit 1 (18/820114-17)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 125, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 125, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twee dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 460, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2016.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 460, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van negen dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 50, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 25 juli 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 5]te betalen een bedrag van € 47,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 6]te betalen een bedrag van € 200, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vier dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 36,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] te betalen een bedrag van € 36,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 8]te betalen een bedrag van € 50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 9]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 380, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] te betalen een bedrag van € 380, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeven dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 10]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 115, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] te betalen een bedrag van € 115, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twee dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 11]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 47,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11] te betalen een bedrag van € 47,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 12]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] te betalen een bedrag van € 25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 13]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 79, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] te betalen een bedrag van € 79, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 14]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] te betalen een bedrag van € 57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 15]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 35, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2016.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 15] te betalen een bedrag van € 35, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 15] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
R. [slachtoffer 16]te betalen een bedrag van € 80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 17]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 125, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 17] te betalen een bedrag van € 125, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twee dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 17] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 2 (18/820258-17)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 18]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 6.098, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 18] te betalen een bedrag van € 6.098, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 121 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 5.648 aan materiële schade en € 450 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 18] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 3 (18/820258-17)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 19]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 14.849, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2017.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 19] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 19] te betalen een bedrag van € 14.849, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 296 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 14.399 aan materiële schade en € 450 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 19] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 4 (18/820258-17)
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 20]te betalen een bedrag van € 875, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeventien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 21]te betalen een bedrag van € 512,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 22]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 850, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 22] te betalen een bedrag van € 850, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeventien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 22] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 23]te betalen een bedrag van € 737,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van veertien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Ten aanzien van feit 5 (18/820458-17)
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 24]te betalen een bedrag van € 611, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twaalf dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 25]te betalen een bedrag van € 611, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twaalf dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2019.
Mrs. Beuker en Sikkema zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.