2.2De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 3.10, eerste lid, onder a van de Wnb is het onder meer verboden om in het wild levende zoogdieren van de soorten genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij de Wnb, opzettelijk te doden of te vangen. De vos is in onderdeel A van deze bijlage opgenomen. Op grond van het tweede lid wordt - voor zover hier relevant - artikel 3.8 van de Wnb van overeenkomstige toepassing verklaard op het verbod bedoeld in het eerste lid. Op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Wnb kunnen gedeputeerde staten onder meer ontheffing verlenen van een of meer van de in de Wnb opgenomen verboden. Op grond van het vijfde lid wordt die ontheffing uitsluitend verleend als - kort gezegd - geen andere bevredigende oplossing bestaat, de ontheffing nodig is ter voorkoming van ernstige schade en daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de populatie van de betrokken soort.
Het door eiseres overgelegde rapport ‘Pluimvee beschermen tegen predatie’ van augustus 2014 van Bureau Mulder‑natuurlijk, vermeldt dat een afrastering geheel voswerend is als deze voldoet aan de volgende in het rapport genoemde eisen. Het raster moet een maaswijdte hebben van tenminste 7 cm. Om klimmen te voorkomen dient het raster tenminste 1.20 m hoog te zijn waarbij de bovenzijde is voorzien van schrikdraad of het raster dient tenminste 1.50 m hoog te zijn waarbij de bovenzijde is voorzien van 40 cm overhangend gaas. Om graven te voorkomen moet het raster tenminste 30 cm zijn ingegraven of zijn omringd door twee rijen stoeptegels. Deze eisen staan ook genoemd in de uitgave ‘Weren van roofvogels uit de kippenuitloop’ uit 2011 van het Louis Bolk Instituut. Deze uitgave vermeldt ook dat pluimveehouders hun kippen tegen vossen kunnen beschermen middels een omheining met schrikdraad en door te voorkomen dat kippen ’s nachts buiten blijven. Eiseres verwijst daarnaast naar de effectieve bescherming van op de grond broedende vogels in natuur- en weidevogelgebieden, door middel van op circa 25 cm hoogte rond de afrastering geïnstalleerd schrikdraad, zoals in de broedkolonie grote sterns in natuurgebied De Putten bij Petten, waar ook sprake was van overlast van vossen.
Uit het verslag van het bezoek aan de bedrijven van [derde-partij 1] en [derde-partij 2] dat eiser in de procedure heeft ingebracht blijkt dat de afrastering bij de beide bedrijven in ieder geval niet voldoet aan de in bovengenoemde rapporten genoemde eisen. De hekken zijn lager, niet voorzien van (deugdelijk) schrikdraad en kunnen ondergraven worden door het ontbreken van betegeling. Uit het door verweerder overgelegde onderzoeksrapport met betrekking tot voswerende afscheidingen in Australië zou blijken dat een raster alleen effectief is wanneer het 1,80 meter hoog is en tenminste 60 cm is gebogen. De ervaringen met de bescherming van weidevogels geven echter een ander beeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook onvoldoende onderbouwd dat het onmogelijk is om bij de bedrijven een afscheiding te realiseren die voorkomt dat vossen de percelen binnendringen.
Daarnaast heeft verweerder weliswaar gesteld, maar geen stukken overgelegd waarmee wordt aangetoond dat het plaatsen van een deugdelijke afrastering disproportioneel kostbaar is, mede gelet op de bedrijfsresultaten en de schade die door de vossen zou worden veroorzaakt als de ontheffing niet zou zijn verleend.
Naar het oordeel van de rechtbank valt het zorgvuldig ophokken van het pluimvee, zodat er ’s nachts zoveel mogelijk kippen in de stal zijn, onder de normale bedrijfsvoering van een pluimveebedrijf. Niet is gebleken dat het voor [derde-partij 1] en [derde-partij 2] onredelijk bezwarend is om ervoor te zorgen dat er iemand bij het ophokken aanwezig is om daarop toe te zien.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet in redelijkheid kunnen oordelen dat er geen sprake is van een andere bevredigende oplossing ter voorkoming van schade aan de Freilandkippen dan het tussen zonsondergang en zonsopkomst doden van vossen. De beroepsgrond is terecht aangevoerd.
3. Omdat bovengenoemde grond doel treft, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1536,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).