ECLI:NL:RBNNE:2019:1864

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
18/930148-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, bedreiging met zware mishandeling en verboden wapenbezit

Op 2 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, bedreiging met zware mishandeling en verboden wapenbezit. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 september 2018 in Valthe, waar de verdachte met een mes meerdere keren heeft gestoken naar slachtoffer 1, wat resulteerde in ernstige verwondingen aan het gezicht en het bovenbeen van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte op 1 september 2018 slachtoffer 2 bedreigd met een mes en was hij in het bezit van een boksbeugel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden ter voorkoming van recidive. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer van de verdachte, aangezien niet was gebleken van een noodweersituatie. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan slachtoffer 1.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930148-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam],
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 december 2018, 14 februari 2019 en 18 april 2019.
Verdachte is ter terechtzitting van 18 april 2019 verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd op die ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op of omstreeks 2 september 2018, te Valthe, (althans) in de gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1]
van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] met een mes, in elk geval met een scherp
en/of puntig voorwerp,
- meermalen, in elk geval eenmaal, in het gezicht, althans in het hoofd, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of
- in zijn (linker) (boven)been en/of zijn (linker) hand en/of zijn (linker) elleboog en/of zijn (linker) pols, althans enig(e) lichaamsde(e)l(en), heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 2 september 2018,
te Valthe, (althans) in de gemeente Borger-Odoorn,
[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 1] met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp,
- meermalen, in elk geval eenmaal, in het gezicht, althans in het hoofd, te steken en/of te snijden en/of te prikken en/of
- in diens (linker) (boven)been en/of diens (linker) hand en/of diens (linker) elleboog en/of diens (linker) pols, althans enig(e) lichaamsde(e)l(en), te steken en/of te snijden en/of te prikken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 2 september 2018, te Valthe, (althans) in de gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1]
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 1]
met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp,
- meermalen, in elk geval eenmaal, in het gezicht, althans in het hoofd, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of
- in zijn (linker) (boven)been en/of zijn (linker) hand en/of zijn (linker) elleboog en/of zijn (linker) pols, althans enig(e) lichaamsde(e)l(en), heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
verdachte op of omstreeks 1 september 2018, te Valthe, (althans) in de gemeente Borger-Odoorn, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling, door, terwijl hij verdachte dichtbij of op zeer korte afstand van die [slachtoffer 2] stond, dreigend een mes (uit zijn broekzak) te pakken/tevoorschijn te halen en
deze (vervolgens) heeft uitgeklapt en/of daarna/daarbij die [slachtoffer 2] toe te
voegen: "Jij moet rustig doen, anders gebruik ik deze!", althans woorden van
sortgelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
verdachte op of omstreeks 1 september 2018 en/of te Valthe, (althans) gemeente
Borger-Odoorn, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde. Hij heeft ten aanzien van feit 1 primair (poging tot doodslag) aangevoerd dat verdachte bewust en gericht met een mes in de richting van [slachtoffer 1] heeft gestoken. Door op die manier te steken heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen dat er vitale lichaamsdelen werden geraakt en dat [slachtoffer 1] daardoor van het leven zou worden beroofd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag aangevoerd dat verdachte erkent slachtoffer [slachtoffer 1] met een mes te hebben verwond. Verdachte heeft evenwel [slachtoffer 1] niet met dat mes
gestoken, behoudens een steek in het bovenbeen, niet zijnde een vitaal lichaamsdeel. De overige verwondingen betreffen
snijwondenten gevolge van het zwaaien door verdachte met het mes. Verdachte heeft derhalve niet bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] aanvaard volgens de raadsman.
De subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling kan volgens hem bewezen worden.
Met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair (poging tot doodslag op [slachtoffer 1]), 2 (bedreiging van [slachtoffer 2]) en 3 (voorhanden hebben van een boksbeugel) ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt:
Verdachte heeft bewust een mes uit zijn broekzak gepakt en heeft dit mes vervolgens opengeklapt. Hij is daarna met dat opengeklapte mes naar het slachtoffer - [slachtoffer 1] - gelopen en heeft met dat mes, blijkens de (hierna vermelde) verklaringen van het slachtoffer en de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], (op korte afstand)
stekendebewegingen richting het gezicht en lichaam van het slachtoffer gemaakt. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het op deze wijze hanteren van een mes naar de uiterlijke verschijningsvorm een geijkt middel is om iemand van het leven te beroven. Verdachte heeft daarbij (als gevolg van de stekende beweging) met het door hem gehanteerde mes het slachtoffer meermalen onder andere in het gezicht geraakt hetgeen van boven naar beneden over het gezicht een forse snijwond heeft veroorzaakt en daarnaast heeft hij het slachtoffer in zijn bovenbeen
gestoken. Het gezicht is een zeer kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel. De rechtbank overweegt in dit verband dat onder de gegeven omstandigheden het ten laste gelegde "steken in het gezicht" ook het maken van stekende bewegingen met een mes naar het gezicht wordt begrepen. Dat het door de verdachte toegepaste geweld aanzienlijk was vindt bevestiging in de aard en zwaarte van de verwondingen die het slachtoffer hierdoor heeft opgelopen, zoals blijkt uit de letselrapportage van forensisch arts Snijder. De arts heeft onder andere geconstateerd dat het slachtoffer over het gelaat een ca. 13,5 cm lang letsel heeft. Het letsel is over een lengte van ca. 9 cm gehecht met diverse hechtingen. Het past bij een snijverwonding lopende van boven naar beneden richting de kaakrand. Tevens is er net voor het oor een Y-vormig ca. 2,4 cm lang gehecht letsel.
De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer op doodslag zijn gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. De primair tenlastegelegde poging tot doodslag is in zoverre naar oordeel van de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2019:
Ik kwam op 2 september 2018 buiten bij de feesttent in Valthe. Er ontstond een worsteling. Ik heb mijn klapmes gepakt. Ik maakte daarmee zwaaiende bewegingen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 september 2018, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH 2018231806/2018238476 d.d. 19 september 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 2 september 2018 was ik bij de feesttent te Valthe, gemeente Borger-Odoorn. Ik zag een man met een fors/grof postuur, erg bezweet op de rug en een grijs t-shirt ineens op mij aflopen. Ik hoorde ondertussen [getuige 2] schreeuwen: "[slachtoffer 1], hij heeft een mes!". Ik zag dat die man een mes in zijn hand had. Ik zag dat hij een stekende beweging maakte naar mij toe. Ik heb met mijn linkerhand nog geprobeerd het mes beet te pakken. Ik weet dat we in gevecht raakten. Ik merkte ineens dat ik bloedde in mijn gezicht. Ik zag dat er een straal bloed uit mijn bovenbeen spoot. In mijn gezicht heb ik een snee van 10-11 cm, deze loopt van mijn voorhoofd, langs mijn linkeroog en tot halverwege mijn wang. Dit is gehecht, daar zitten 23 hechtingen in. Ook heb ik een horizontale snee bij mijn linkeroor van 2cm, hier zitten drie hechtingen in. Ik heb ook een steekwond in mijn linker bovenbeen, die is vrij diep. Ik heb een snee in mijn linkerhand bij mijn linker wijsvinger, daar zitten 8 hechtingen in. Ook een snee in mijn linker elleboog van ongeveer 2cm, hier zitten twee hechtingen in. Bij mijn linker pols zit ook een snee van 1 cm. Ik werd zonder enige reden aangevallen door die man met het mes. Hij kwam ineens met het mes op mij af.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 september 2018, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1]:
Ik was op 2 september 2018 bij de feesttent. Ik sprak met een man, met een blauwe korte broek en een grijze t-shirt aan, die mij vertelde dat hij [verdachte] heette. Ik zag dat er bij "[restaurant]" gevochten werd. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn arm om de nek van de man met de blauwe korte broek en het grijze t-shirt had. Ik zag dat die man in zijn rechterhand een mes had. Ik zag dat hij zijn arm van achter naar voren brengt. Hij doet dit meerdere keren. Hij steekt in het wilde weg. [slachtoffer 1] werd met hetzelfde mes gestoken. Ik zie het mes richting [slachtoffer 1] zijn arm gaan. Ik zie dat het mes richting het gezicht van [slachtoffer 1] gaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] het snijgedeelte van het mes probeerde vast te pakken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 september 2018, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4]:
Op zondag 2 september 2018, omstreeks 00.30 uur, liepen wij vanuit de feesttent richting [restaurant], gelegen aan de Hoofdstraat te Valthe. De dikkere jongen was behoorlijk bezweet. Hij droeg een korte broek en een grijs t-shirt. Ik zag dat de dikke jongen [slachtoffer 1] begon te slaan in het gezicht. Ik zag dat dit met kracht gebeurde. Ik zag dat het hoofd van [slachtoffer 1] zijwaarts bewoog naar aanleiding van deze klap. Ik zag dat [slachtoffer 1] een snijwond aan de linkerkant van gezicht had. Ik zag dat de linkerhand van [slachtoffer 1] hevig bloedde. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat hij was gestoken met een mes. Ik zag dat bloed uit zijn linker bovenbeen stroomde.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 september 2018, opgenomen op pagina 150 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2]:
Op 2 september 2018 was ik bij het feestterrein in Valthe. Ik zag een man dik van postuur. Ik zag dat die man een mes pakte. Ik zag dat hij zwaaiende en stekende bewegingen maakte met dat mes richting [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] is gesneden in zijn gezicht en in zijn been is hij gestoken. Die man bleef maar zwaaien en steken met dat mes.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 september 2018, opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3]:
Ik was naar het Feva feest in Valthe. Op 2 september 2018, ik denk om ongeveer 00.30 uur, ben ik naar buiten gegaan. Ik zag dat er gestoken werd. De man die heeft gestoken was een dikke man. Hij had een korte broek en een grijs t-shirt met zweetvlekken op zijn rug aan. Hij zei: "Ik steek zo een van jullie neer". Ik zag dat hij bij zijn zak aan het grabbelen was. Ik zag dat de bezwete man een voorwerp in zijn hand had. Ik hoorde een geluid alsof er een mes open ging. Hierop zag ik dat de bezwete man stekende bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer 1].
7. Een letselrapportage, op 20 november 2018 opgemaakt en ondertekend door H. Snijders, forensisch arts bij de GGD Drenthe, voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Naam slachtoffer : [slachtoffer 1]. Datum letsel en datum onderzoek: 2 september 2018.
Letselbeschrijving:
Hoofd: - Over de linkerzijde van het gelaat loopt een ca. 13,5 cm lang letsel, beginnend aan de linkerzijde van het voorhoofd uitlopend in een streepvormige rode verkleuring van ca. 3
cm. Het letsel is over een lengte van ca. 9 cm gehecht met diverse hechtingen. Het past bij een snijverwonding lopende van boven naar beneden richting de kaakrand.
- Min of meer horizontaal lopend aan de linkerzijde van het gelaat net voor het oor loopt een Y-vormig ca. 2,4 cm lang gehecht letsel. Er zijn 3 hechtingen zichtbaar. Meest waarschijnlijk is hier sprake van een snijverwonding.
Armen: - Op de buitenzijde van de linker onderarm op ca 1/3 is dwars op de lengte richting een lopend letsel te zien met 3 hechtingen. Het letsel zou kunnen passen bij een snij of steekverwonding.
- Op de buitenzijde van de linker onderarm net boven de pols is dwars op de lengte richting
van de arm een 1,8 cm lang letsel te zien met in het midden wijkende scherp begrensde
wondranden. Het letsel kan passen bij een snijletsel.
- Aan de binnenzijde en buitenzijde van de linkerhand loopt een gehecht letsel van ca. 4 cm
rond de basis van de linker wijsvinger. Er lijkt sprake van een snijverwonding.
Benen: 7) Op de voorzijde van het bovenbeen op ca. 1/3 van boven loopt enigszins schuin een 2,9 cm lang met 5 hechtingen gehecht letsel. Het letsel past bij een steekverwonding.
Beoordeling (interpretatie) van de letsels: Er is bij de heer [slachtoffer 1] sprake van snijletsels en één of twee steekletsels. Het snijletsel in het gelaat heeft het oog niet geraakt omdat het iets terug gelegen in de oogkas ligt. Slachtoffer en dader bewegen los van elkaar. In de dynamiek van het gevecht was het goed mogelijk geweest dat het oog had kunnen worden geraakt. Hetgeen ik beschreef met betrekking tot het oog geldt ook voor andere locaties. In dergelijke situaties kunnen makkelijk vitale delen worden geraakt met ernstige gevolgen.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 september 2018, opgenomen op pagina 263 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 2]:
Op 1 september 2018 was ik samen met vriend [getuige 5] in de feesttent in Valthe. Ik zag dat de onbekende man tegen [getuige 5] op knalde. Ik zag dat de onbekende man steeds agressiever werd. Ik zag dat de onbekende man een mes pakte en deze uitklapte en zei: "Jij moet rustig doen, anders gebruik ik deze!" Hij bedreigde mij. Ik zag dat hij het mes pakte en deze open klapte. We stonden tegenover elkaar. Ik schat zo'n 50 cm van elkaar af. De man had het mes in zijn rechterhand. Ik zag dat hij deze bij zijn broek wegpakte. Ik zag dat hij de mes openklapte en dat hij deze met gebogen hand voor mij hield op borsthoogte om duidelijk te laten zien dat hij een mes in zijn hand had. Hij had hem strak vast. Hij had hem tussen mij en hem in. Hij stond zo dichtbij mij dat als hij uit haal de met de mes op dat moment, dan had hij mij zeker weten kunnen raken. Ik schat dat de mes ongeveer 10 cm lang was. Hij hield hem voor zich. Hij dreigde ermee. De onbekende man is fors, stevig met een grote buik, hij droeg een donker grijs shirt. Hij had een donkerblauwe korte broek aan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 september 2018, opgenomen op pagina 273 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 5]:
Mijn vriendin [slachtoffer 2] en ik hadden een feest op 1 september 2018 in Valthe. Er kwam een man op ons af. Op een gegeven moment zag ik dat hij een mes uit zijn blauwe korte joggingbroek haalde. Dat mes was een mes dat je kunt openklappen, dat weet ik omdat ik zag dat hij dit deed. Deze man had een grijs t-shirt aan die bijna helemaal nat was, een blauwe korte joggingbroek. Het mes was ongeveer net zo groot als een balpen. Toen hij dat mes had weggedaan, toen stond hij zo dat mijn vriendin tussen ons in stond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdachte d.d. 18 september 2018, opgenomen op pagina 281 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte]:
Ik liep op 1 september 2018 door de feesttent in Valthe en daar liep iemand tegen mij aan. Die jongen was met een groep. Ik heb daarop het mes laten zien.
4. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Valthe is gelegen in de gemeente Borger-Odoorn.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2019.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2018, opgenomen op pagina 214 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte op 2 september 2018, te Valthe, in de gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] met een mes,
- meermalen in het gezicht heeft gestoken en gesneden en
- in zijn linker bovenbeen en zijn linkerhand en zijn linker elleboog en zijn linker pols, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
verdachte op 1 september 2018, te Valthe, in de gemeente Borger-Odoorn, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door, terwijl hij verdachte dichtbij die [slachtoffer 2] stond, dreigend een mes uit zijn broekzak te pakken en deze vervolgens heeft uitgeklapt en daarbij die [slachtoffer 2] toe te voegen: "Jij moet rustig doen, anders gebruik ik deze!";
3.
verdachte op 1 september 2018 te Valthe, gemeente Borger-Odoorn, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
1. primair: poging tot doodslag;
2 : bedreiging met zware mishandeling;
3: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van feit 1 heeft gehandeld uit noodweer en dat verdachte ten aanzien van dat feit derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte werd aangevallen door een groep personen, geen kant op kon en daarom een mes heeft gepakt ter noodzakelijke verdediging.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die namens verdachte aan het verweer ten grondslag zijn gelegd, niet aannemelijk geworden. De gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Uit de verklaringen van eerder vermelde aangever [slachtoffer 1] en getuigen [getuige 4], [getuige 2] en [getuige 3] blijkt dat verdachte op [slachtoffer 1] is toegelopen, een mes in zijn hand had en met dat mes -als agressor- stekende bewegingen naar [slachtoffer 1] heeft gemaakt. Niet gebleken of aannemelijk geworden is dat verdachte werd aangevallen (aanranding van zijn lijf) of dat daar een onmiddellijk dreigend gevaar voor was.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. De officier van justitie acht een langdurige gevangenisstraf aangewezen, gelet op het ernstige gezichtontsierende letsel dat verdachte met zijn mes aan slachtoffer [slachtoffer 1] heeft toegebracht. Daarbij komt dat verdachte vele malen eerder ter zake van geweldsdelicten en overtredingen van de Wet wapens en munitie is veroordeeld. Tevens heeft de officier van justitie in strafmatigende zin in zijn strafeis betrokken dat de feiten verdachte blijkens de aanwezige psychologische rapportage in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf, waarvan een groot gedeelte voorwaardelijk. De proeftijd kan op 3 jaren worden gesteld en aan het voorwaardelijk strafdeel kunnen de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de GZ-psycholoog drs. M. van Heteren en van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, door hem meermalen met een mes in het gezicht en lichaam te steken en/of te snijden. Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft door het door verdachte gepleegde geweld met name een fors ontsierend litteken in zijn gezicht opgelopen. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 2] verbaal en met een mes bedreigd met zware mishandeling. Ook was verdachte in het bezit van een boksbeugel. Verdachte pleegde deze feiten onder invloed van alcohol en speed in en buiten een feesttent in Valthe. Dergelijk gewelddadig optreden is zeer bedreigend en heeft grote impact op de betrokkenen, zoals ook blijkt uit de toelichting op de civiele vordering en uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1]. Ook versterkt dergelijk gewelddadig handelen, in bijzijn van bezoekers van een feesttent, gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte reeds eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor geweldmisdrijven en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie.
Daarnaast betrekt de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat dat het bewezen verklaarde, blijkens de rapportage d.d. 11 januari 2019 van GZ-psycholoog drs. M. van Heteren, aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Verdachte heeft namelijk een persoonlijkheidsstoornis en stoornissen in het gebruik van alcohol en speed. Daarnaast is er sprake van een complexe rouwstoornis door het plotseling overlijden van zijn vrouw.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van de Reclassering Nederland van 15 april 2019. De Reclassering schat het risico op recidive als hoog in en adviseert het opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden luiden: een meldplicht bij de reclassering, (indien nodig) een gedragsinterventie middelengebruik/alcohol & geweldtraining, een ambulante behandeling, een harddrugsverbod en alcoholverbod met controle op middelengebruik, een contactverbod met aangever, meewerken aan dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
Rekening houdend met voormelde overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf geboden is. De rechtbank komt alles afwegend tot een fors lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd en acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend. Het voorwaardelijke strafdeel, waarbij de proeftijd op 3 jaren wordt bepaald, dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal de rechtbank aan dit voorwaardelijk strafdeel, ter voorkoming van recidive, bijzondere voorwaarden verbinden. Deze bijzondere voorwaarden houden in een meldplicht, gedragsinterventie alcohol & geweld, ambulante behandeling, harddrugs- en alcoholverbod alsmede medewerking aan controle daarop en het verkrijgen van een dagbesteding.
Uit de reclasseringsrapportage, de justitiële documentatie en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de persoonlijke- en geweldsproblematiek in samenhang met middelengebruik bij verdachte dusdanig groot is dat, indien behandeling en begeleiding uitblijft, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte als veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van de lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht de gestelde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de navolgende op de beslaglijst voorkomende voorwerpen, te weten: een boksbeugel (nr. 1) verdovende middelen (nr. 2) en een vouwmes (nr. 9). De overige inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden bewaard voor de rechthebbende(n).
De rechtbank acht de inbeslaggenomen boksbeugel (nr. 1) en het vouwmes (nr. 9), vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met betrekking tot deze voorwerpen respectievelijk feit 3 is begaan en met hulp waarvan de feiten 1 en 2 zijn gepleegd en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De aan verdachte toebehorende en in beslag genomen verdovende middelen (nrs. 2 en 3 op de beslaglijst) worden gelet op het bepaalde in artikel 13a Opiumwet eveneens onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat de overige inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 723,14 ter vergoeding van materiële schade en € 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij goed onderbouwd is en dat deze vordering integraal toegewezen dient te worden. Hij vordert dat aan verdachte ook de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman geen opmerkingen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13 en 55 en van de Wet wapens en munitie en artikel 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na zijn in vrijheidstelling meldt bij de reclassering, Leonard Springerlaan 21, 9727 KB te Groningen. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht goed uit te kunnen voeren;
2. dat de veroordeelde, indien nodig, actief deel neemt aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing in samenhang met middelenmisbruik, welke gedragsinterventie wordt gegeven bij de reclassering van de Verslavingszorg. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. dat de veroordeelde, op basis van de diagnostiek van het NIFP, meewerkt aan een ambulante behandeling van het FACT team van de verslavingszorg te Groningen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. dat de veroordeelde geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod, zolang de reclassering dat nodig acht. De controle gebeurt met urineonderzoek;
5. dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit alcoholverbod, zolang de reclassering dat nodig acht. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek;
6. dat de veroordeelde meewerkt aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde navolgende in beslag genomen voorwerpen:
- een boksbeugel (nr. 1);
- verdovende middelen (nrs. 2 en 3);
- een vouwmes (nr. 9).
Gelast de bewaringvan navolgende in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende(n):
- een bril (nr. 4);
- rookwaar (nr. 5);
- telefoons (nrs. 6 en 12);
- geld (nr. 7);
- een ID-kaart (nr. 8);
- kleding (nrs. 10 en 11).
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 4.732,14(zegge: vierduizend zevenhonderdtweeëndertig euro en veertien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 4.732,14, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 57 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 732,14 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. J.G. de Bock en mr. A.A.J. Smelt, rechters, bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2019.