1.6.Eiseres geeft vanaf 2010 omzetbelasting aan en draagt deze af vanwege het privé gebruik van de woning.
2. In geschil is of eiseres voor de jaren 2015, 2016 en 2017 voor de omzetbelasting een bedrag voor privégebruik van de woning moet aangeven en voldoen. Eiseres beroept zich op het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2015, dat wordt aangeduid als het Champignonkwekerij-arrest (ECLI:NL:HR:2015:3175). Zij stelt met een beroep op dit arrest dat het privédeel van de woning niet tot het ondernemingsvermogen voor de omzetbelasting kan worden gerekend. Daarom is er nu geen grondslag voor belastingheffing over het privégebruik van de woning, zo stelt zij. 3. Verweerder is het hiermee niet eens. Hij stelt dat de woning voor de omzetbelasting tot het ondernemingsvermogen van eiseres behoort en dat de situatie bij eiseres anders is dan in het Champignonkwekerij-arrest.
4. De rechtbank overweegt dat het geschil over de heffing van omzetbelasting over privégebruik van de woning zich toespitst op de vraag of de woning in zijn geheel tot het ondernemingsvermogen voor de omzetbelasting kan worden gerekend. Indien het gedeelte van de woning dat niet wordt gebruikt door het transportbedrijf, geen ondernemingsvermogen voor de omzetbelasting is, ontbreekt namelijk de grondslag voor de heffing op grond van artikel 4, lid 2, onderdelen a en b Wet op de omzetbelasting 1968.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres gedurende de bouw van de woning in 2009 en 2010 de voorbelasting volledig in aftrek heeft genomen op grond van het
arrest Charles en Charles-Tijmens (ECLI:NL:EU:C:2005:463) en het Maatschapsarrest (Hoge Raad 5 januari 1983, ECLI:NL:HR:1983:AW9011). Daarmee heeft zij naar het oordeel van de rechtbank het standpunt ingenomen dat sprake is van een investeringsgoed dat zij zowel zakelijk als privé gebruikte.
6. Dit zou, naar het oordeel van de rechtbank, slechts anders kunnen zijn wanneer eiseres destijds geen recht had op de volledige aftrek van omzetbelasting. Eiseres, die deze mening is toegedaan, onderbouwt dit met een verwijzing naar het Champignonkwekerij-arrest. Eiseres is van mening dat de situatie van het Champignonkwekerij-arrest op geen enkel punt afwijkt van haar eigen situatie met uitzondering van de samenstelling van de investerende vennoten. Zij is van mening dat zij gelijk als in het Champignonkwekerij-arrest niet heeft geïnvesteerd in de woning, zodat bij haar wat betreft het woongedeelte geen etiketteringsmogelijkheid bestaat.
7. De rechtbank stelt vast dat anders dan in het Champignonkwekerij-arrest in dit geval – volgens het standpunt van eiseres – de gestelde investeerders in de woning ( [echtgenoot] en [echtgenote] ) precies dezelfde zijn als de vennoten, die eiseres vormen. Dat maakt, naar het oordeel van de rechtbank, dat de aftrek van de volledige omzetbelasting bij de bouw en oplevering van de woning samenhing met de keuze van deze twee vennoten, lees: eiseres. Deze keuze kan, nu uitsluitend [echtgenoot] en [echtgenote] eiseres vormen en mede omdat de VOF geen rechtspersoonlijkheid heeft, niet los worden gezien van de vermogensetikettering. De destijds gerechtvaardigde keuze om de omzetbelasting volledig in aftrek te brengen, kan niet anders gezien worden dan dat die is gebaseerd op de keuze om de woning voor de omzetbelasting tot het ondernemingsvermogen van eiseres te rekenen. Dat [echtgenoot] en [echtgenote] voorts geen vergoeding voor het gebruik van de woning hebben ontvangen en dat de woning voor de inkomstenbelasting tot het privévermogen wordt gerekend, doet daaraan niets af.
8. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank een beroep op het Champignonkwekerij-arrest daarom af. Destijds heeft eiseres terecht de aftrek genoten van de volledige omzetbelasting die ziet op de woning. Nu niet in geschil is dat de woning in de jaren 2015, 2016 en 2017 voor privé wordt gebruikt, is over die jaren voor de omzetbelasting terecht een bedrag voor privégebruik van de woning aangegeven en voldaan.
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.