ECLI:NL:RBNNE:2019:1616

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
18/750074-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en bezit van kinderpornografie met betrekking tot minderjarige vriendin

Op 18 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een 31-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdachte werd schuldig bevonden aan mensenhandel, gepleegd ten opzichte van zijn toenmalige minderjarige vriendin, en aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn woning beschikbaar had gesteld voor het ontvangen van klanten en had geprofiteerd van de verdiensten van zijn vriendin, die op dat moment minderjarig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een sub-onderdeel van de mensenhandel wegens gebrek aan wettig bewijs. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht en de rechtbank koppelde aan het voorwaardelijke strafdeel een verplichte ambulante behandeling. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een aangifte van de vriendin, die verklaarde dat zij onder druk was gezet om prostitutie te bedrijven. De rechtbank overwoog dat de verklaringen van de vriendin onvoldoende wettig bewijs boden voor alle ten laste gelegde feiten, maar dat er wel voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de mensenhandel en het bezit van kinderpornografie. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op het slachtoffer, en legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750074-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 16 augustus 2017 te
Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, althans elders in Nederland
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1999), telkens
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 2°) terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°) terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1999), met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°), terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, bestaande hierin dat verdachte,
- meermalen aan die [slachtoffer] heeft voorgesteld dat ze geld zou kunnen verdienen met het hebben van seks tegen betaling en/of die [slachtoffer] heeft overgehaald om tegen betaling seks te hebben met mannen en/of
- meermalen seksadvertenties heeft gemaakt en geplaatst op internetsites www.sexjobs.nl en/of www.sexmarkt.nl onder de naam " [naam 1] " (met als titel ontmaagdingen en/of aftrekservice) en/of waarbij een foto van die [slachtoffer] was geplaatst gekleed in lingerie en/of waarbij stond vermeld dat ze 18 jaar was en/of
- notities heeft gemaakt met tarieven die werden gebruikt in de chats naar klanten waarin de prijzen van de seksuele handelingen waren vermeld en/of welke seksuele handelingen niet worden verricht en/of
- meermalen in dezelfde wonig aanwezig was indien die [slachtoffer] seksuele handelingen met klanten verrichtte en/of die [slachtoffer] seksuele handelingen met klanten heeft laten verrichten in hun woning en/of
- heeft voorgesteld om een zogenaamde aftrekservice te beginnen en/of hiervoor een advertentie heeft opgesteld en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze wel 5 klanten op een dag kon doen en/of
- die [slachtoffer] tegen betaling met mannen via WhatsApp seksueel getinte gesprekken heeft laten voeren en/of
- condooms en/of glijmiddel voor die [slachtoffer] heeft gekocht en/of
- goederen heeft gekocht en/of gebruikt van het door die [slachtoffer] in de prostitutie verdiende geld en/of
- die [slachtoffer] naar een fotograaf heeft gebracht waar erotisch getinte foto's van haar werden gemaakt en/of
- geld op zijn rekening heeft laten storten van door die [slachtoffer] in de prostitutie verdiende werkzaamheden en/of
- via WhatsApp contact heeft gehad met klanten en/of afspraken heeft gemaakt
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2012 tot en met 2 oktober 2018
te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens een of meer afbeeldingen, te weten (digitale) fotobestanden en/of
(digitale) filmbestanden op een 7-tal gegevensdragers, heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of
uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
terwijl op die afbeeldingen een of meer seksuele gedragingen zichtbaar was/waren waarbij (telkens) een of meer personen die kennelijk de leeftijd van achtien jaar nog niet had(den) bereikt was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een banaan en/of vinger(s) vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsnaam [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] )
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij is ingezoomd op de vagina en/of de billen en/of waarbij de schaamlippen uit elkaar worden getrokken en de ingang van de vagina zichtbaar is
(bestandsnamen [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] )
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2.
Hij heeft met betrekking tot feit 1 kort gezegd aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) voldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte. Alle ten laste gelegde feitelijkheden en sub-onderdelen kunnen worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feit 1. Hij heeft de rechtbank onder meer in overweging gegeven dat voor veel van de ten laste gelegde feitelijkheden het bewijs enkel bestaat uit de verklaringen van [slachtoffer] . Het is de vraag of de te bewijzen feitelijkheden ook voldoende redengevend zijn om te kunnen leiden tot een bewezenverklaring van ten laste gelegde gedragingen als huisvesten (sub-onderdeel 2), brengen tot verrichten van seksuele handelingen tegen betaling (sub-onderdeel 5) en voordeeltrekken (sub-onderdeel 8). Het huisvesten dient in het licht van de liefdesrelatie en de gezamenlijke wens om samen te wonen te worden gezien. Van een oogmerk van uitbuiting was bij verdachte geen sprake.
Het onder 2 ten laste gelegde vervaardigen en bezit van kinderpornografische afbeeldingen kan bewezen worden.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot feit 1 constateert de rechtbank dat vaststaat dat verdachte en [slachtoffer] een relatie hadden terwijl [slachtoffer] minderjarig was en dat [slachtoffer] tijdens die relatie prostitutiewerk is gaan doen. Bij aanvang van de relatie, in september 2015, was [slachtoffer] 16 jaar oud, verdachte was 27 jaar oud. Vanaf de zomer van 2016 zijn [slachtoffer] en verdachte gaan samenwonen in de woning van verdachte en vanuit deze woning heeft [slachtoffer] mannen ontvangen voor seks tegen betaling.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte enig strafbaar aandeel in het prostitutiewerk van [slachtoffer] heeft gehad, in de zin dat sprake was van uitbuiting ex artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De verklaringen van aangeefster [slachtoffer] houden - kort gezegd - het volgende in:
Toen [slachtoffer] bij verdachte was ingetrokken, vond verdachte dat [slachtoffer] ook een financiële bijdrage moest leveren. Op enig moment stelde verdachte aan [slachtoffer] voor om seks tegen betaling met andere mannen te gaan hebben. [slachtoffer] wilde dit niet, maar omdat verdachte erop terug bleef komen en ze er veel ruzie over kregen, stemde ze uiteindelijk in. Verdachte maakte een seksadvertentie waarin [slachtoffer] onder de naam [naam 1] werd aangeboden voor seks tegen betaling. [slachtoffer] reageerde bewust bot op de mannen die op de advertentie reageerden zodat het niet tot afspraken zou komen, maar toen verdachte daar achter kwam, ging hij zelf met de mannen appen. [slachtoffer] had drie seksafspraken met mannen, telkens bij verdachte thuis. Ze gaf meermalen bij verdachte aan dat ze het niet (meer) wilde. Uiteindelijk stelde verdachte voor dat [slachtoffer] een "aftrekservice" zou beginnen, waarvoor hij een advertentie aanmaakte. [slachtoffer] kreeg ongeveer dertig klanten uit deze advertentie. De verdiensten van [slachtoffer] 's seksafspraken werden bewaard in een kluisje in de woning van verdachte. Van het geld werden onder andere meubels voor gezamenlijk gebruik gekocht.
Op enig moment stelde verdachte aan [slachtoffer] voor om tegen betaling met mannen te appen.
Hier stemde [slachtoffer] mee in. Voor de gesprekken en het sturen van foto's van haar lichaam werd betaald middels de app Tikkie, waarbij het geld binnenkwam op de rekening van verdachte. [slachtoffer] deed steeds minder afspraken voor de aftrekservice. In augustus 2017 werd [slachtoffer] achttien jaar en in december 2017 beëindigde ze de relatie.
De verklaringen van verdachte houden - kort gezegd - het volgende in.
Toen [slachtoffer] en hij samenwoonden, wilde [slachtoffer] graag (meer) bijdragen in de kosten.
Ze stelde op enig moment zelf voor om seks tegen betaling te hebben. Verdachte was daar op tegen, maar uiteindelijk is het toch gebeurd. [slachtoffer] plaatste zelf seksadvertenties, verdachte hielp enkel met het opstellen van de tekst. [slachtoffer] bepaalde de prijzen en maakte de afspraken met de klanten zelf, maar verdachte heeft ook wel eens met haar telefoon een afspraak voor haar gemaakt. Op enig moment begon [slachtoffer] een aftrekservice, waarvoor ze ook klanten ontving. Alle seksafspraken vonden plaats in de woning van verdachte. Aanvankelijk was verdachte dan in de woning aanwezig. [slachtoffer] ontving op een gegeven moment ook klanten als verdachte niet thuis was. De verdiensten van [slachtoffer] werden bewaard in een kluisje in de woning van verdachte. Verdachte beschouwde dit geld als gezamenlijk geld en heeft hier ook gebruik van gemaakt. Er werden onder andere een bed en een bank van gekocht.
De rechtbank overweegt dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze zogeheten 'unus testis, nullus testis'-bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in het geval dat de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Artikel 273f Sr is opgebouwd uit verschillende sub-onderdelen, waarvan in de onderhavige zaak drie (sub-onderdelen 2, 5 en 8) ten laste zijn gelegd. Nu elk afzonderlijke sub-onderdeel een strafbaar feit oplevert, acht de rechtbank het voor een bewezenverklaring van elk sub-onderdeel noodzakelijk dat er - conform de zojuist uiteengezette 'unus testis, nullus testis'-bepaling - telkens meer dan een bewijsmiddel voorhanden is.
De tenlastelegging is gebaseerd op de verklaringen van aangeefster. Deze verklaringen vormen op zichzelf onvoldoende wettig bewijs en moeten zoals gezegd worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. De rechtbank constateert dat het dossier buiten de verklaringen van verdachte geen andere bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt dat verdachte een strafbare rol bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] heeft gespeeld in de zin van (een van) de ten laste gelegde sub-onderdelen. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat enkel die ten laste gelegde feitelijkheden en gedragingen kunnen worden bewezen waarvoor in de verklaringen van verdachte steun kan worden gevonden. Verdachte heeft erkend dat hij zijn huis beschikbaar heeft gesteld voor de seksafspraken van [slachtoffer] , dat hij betrokken is geweest bij het maken van de advertentie, dat hij seksafspraken voor [slachtoffer] heeft gemaakt en dat hij heeft geprofiteerd van haar verdiensten. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat voor de sub-onderdelen 5 en 8, kort gezegd het ertoe brengen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met een derde en het voordeeltrekken voldoende wettig (en overtuigend) bewijs voorhanden is. De rechtbank zal deze sub-onderdelen dan ook bewezen verklaren.
Ten aanzien van sub-onderdeel 2, waarvan de officier van justitie zich op het standpunt heeft gesteld dat het aanwerven en huisvesten bewezen kan worden, overweegt de rechtbank als volgt. Dat verdachte [slachtoffer] heeft aangeworven voor prostitutiewerk blijkt enkel uit de verklaringen van [slachtoffer] , hetgeen met zich meebrengt dat er onvoldoende wettig bewijs is.
Dat verdachte [slachtoffer] heeft gehuisvest, blijkt weliswaar ook uit de verklaring van verdachte (en andere getuigen), maar voor een bewezenverklaring van huisvesten in de zin van artikel 273f Sr is bovendien vereist dat dit gebeurde met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer] .
Gelet op de bestaande liefdesrelatie en de gezamenlijke wens van verdachte en [slachtoffer] om te gaan samenwonen, is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft gehuisvest met het (naaste) oogmerk van uitbuiting.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van sub-onderdeel 2, nu evenmin is gebleken dat sprake was enige andere met het oog op dat sub-onderdeel ten laste gelegde gedraging.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen bewezen kan worden.

Bewijsmiddelen

Feit 1
De rechtbank past ten aanzien van feit 1 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Tijdens onze relatie heeft [slachtoffer] prostitutiewerk gedaan. Ze heeft diverse mannen in mijn woning in Oosterwolde ontvangen, zowel via een advertentie voor gewone seks als via een advertentie voor een aftrekservice. Op de sites noemde ze zich [naam 1] . Ik heb geholpen bij het opstellen van de tekst van de advertentie. Ook heb ik via WhatsApp afspraken met mannen gemaakt voor [slachtoffer] .
De verdiensten van [slachtoffer] gingen in een kluisje in mijn woning. Het geld in het kluisje was gemeenschappelijk geld en hier kochten we samen spullen voor, zoals een bank en een bed. Toen [slachtoffer] ging appen met mannen tegen betaling, werden de betalingen via de app Tikkie naar mijn rekening overgemaakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 april 2018, opgenomen op pagina 575 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
NNRCC18009-HPV-01 d.d. 31 januari 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1999:
V: Wanneer heb jij een relatie gekregen met [verdachte] ?
A: Op twaalf of veertien september 2015
V: Wanneer is dat gestopt?
A: Op twaalf december 2017.
Het deel van het seksuele begon in de zomer van 2016. Op een gegeven moment dacht ik van 'oké, dan gaat hij maar een advertentie maken'. Ik kreeg toen contact met één man, hij heette op WhatsApp [naam 2] . Hij stond een dag later al op de stoep. Hij moest seks met mij hebben. Ik had afgesproken dat ik met condoom wilde. Dat is wel gebeurd.
Drie à vier weken later, dat is een aanname hoor, kwam er een tweede man. Ik heb ook seks met hem gehad voor geld. Toen heb ik denk een kwart jaar of een half jaar niets meer gedaan. Toen had hij weer een advertentie geplaatst en kreeg ik weer heel veel berichten van mannen. In die periode heb ik één keer weer seks gehad met die man die als tweede kwam en heel vriendelijk was. Ook een andere man, die was echt heel oud, in de zestig of zo, en die heb ik toen afgetrokken voor geld. Die man kwam eigenlijk elke maand. Op een gegeven moment was ik er weer helemaal klaar mee. Ik wilde niet meer en stopte er mee. Ik heb toen weer een periode rust gehad. Na die periode werd de advertentie voor de aftrekservice gemaakt, onder de naam [naam 1] . Daar heb ik heel erg veel reacties op gekregen. Ik denk na een ruwe schatting dat ik hier wel 2000 euro mee heb verdiend. Er kwam wel twee à drie keer in de week iemand langs om zich te laten aftrekken. Dat heeft denk ik iets van zes à zeven weken geduurd. Toen werd het wat minder maar nog wel één keer in de week of twee weken. Na mijn achttiende wilde ik het echt niet meer. Sindsdien heb ik het nooit meer gedaan.
V: Hoe is dat met die advertentie gegaan?
A: Ik stond op www.seksjob of www.Seksmarkt. Hij heeft die advertentie gemaakt. Ik stond erop als [naam 1] met mijn lichaam. Ik stond er niet met mijn hoofd op. Voor zo'n advertentie moet je 18+ zijn en dat is ook ingevuld terwijl ik eigenlijk zestien jaar oud was.
V: Hoe stond je lichaam erop?
A: Lingerie.
V: Wat deed jij met het geld?
A: In een kluisje van [naam 1] . Wij hadden een kluisje en daar deed ik het geld in. Wij hebben daar dingen voor gekocht. In totaal had ik ongeveer tweeduizend euro verdiend. Ik heb een bed gekocht voor 700 euro, kast voor 400, kast van 200 à 300. Schoenenrek van 60 euro. Brandstof en boodschappen en uitstapjes.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 444 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 23 mei 2018 heb ik, verbalisant, de veiliggestelde data afkomstig van de mobiele telefoon van [slachtoffer] nader onderzocht. Zes van de zeven notities die in de telefoon zijn gezet vanaf 16 juli 2016 hebben een link met seksuele advertenties dan wel seksuele handelingen.
Notitie 1: Gemaakt op: 16-7-2016
Inhoud: Sexmarkt:
[slachtoffer] @gmail.com
[naam 1] !
Notitie 3: Gemaakt op: 21-7-2016
Seks met condoom: 75,- per half uur.
Seks zonder condoom: 200,- per half uur.
Pijpen met condoom: 50,- per half uur.
Pijpen zonder condoom: 125,- per half uur.
Aftrekken: 25,- per half uur.
Goed om te weten: Vriend en ik doen dit samen, dus hij zal ten alle tijden in de buurt zijn, tenzij ik anders heb aangegeven. Hij hoeft er niet bij te zijn, maar wel in hetzelfde gebouw.
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 april 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van omschrijving digitale opnames d.d. 21 januari 2019 opgenomen op pagina nummer 563 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant(en).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2016 tot en met 16 augustus 2017 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf,
A) een ander, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1999, telkens
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] telkens enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°) terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1999), met een derde tegen betaling (sub 8°), terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
bestaande hierin dat verdachte,
- meermalen seksadvertenties heeft gemaakt en geplaatst op internetsites www.sexjobs.nl en/of www.sexmarkt.nl onder de naam " [naam 1] " en waarbij een foto van die [slachtoffer] was geplaatst gekleed in lingerie en waarbij stond vermeld dat ze 18 jaar was en
- meermalen in dezelfde woning aanwezig was wanneer die [slachtoffer] seksuele handelingen met klanten verrichtte en die [slachtoffer] seksuele handelingen met klanten heeft laten verrichten in hun woning en
- goederen heeft gekocht en gebruikt van het door die [slachtoffer] in de prostitutie verdiende geld en
- via WhatsApp contact heeft gehad met klanten en afspraken heeft gemaakt.
2.
hij in de periode van 16 november 2012 tot en met 2 oktober 2018 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, meermalen, afbeeldingen, te weten digitale fotobestanden op een 7-tal gegevensdragers, heeft vervaardigd en in bezit gehad,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar waren waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt was betrokken,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een banaan en vinger(s) vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
(bestandsnaam [bestandsnaam] en [bestandsnaam] en [bestandsnaam] ) en
- het naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij is ingezoomd op de vagina en de billen en waarbij de schaamlippen uit elkaar worden getrokken en de ingang van de vagina zichtbaar is,
(bestandsnamen [bestandsnaam] en [bestandsnaam] )
waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mensenhandel, meermalen gepleegd.
2. Het vervaardigen en in bezit hebben van een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daaraan dienen als bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij de polikliniek van de Forensische Psychiatrie en een (direct en indirect, telefonisch en schriftelijk), contactverbod met [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een lagere gevangenisstraf dan gevorderd door de officier van justitie. Daarbij heeft de raadsman gewezen op een uitspraak in een vergelijkbare zaak [1] waarin een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes voorwaardelijk is opgelegd. De verdediging kan zich vinden in de oplegging van reclasseringstoezicht, een ambulante behandeling en een contactverbod als voorwaarden gekoppeld aan het voorwaardelijke strafdeel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het psychologisch onderzoek d.d. 20 februari 2019, het reclasseringsrapport d.d. 11 december 2018 en het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 december 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel door uitbuiting in de prostitutie van een meisje van 16 jaar, zijn toenmalige vriendin. Verdachte woonde samen met het slachtoffer. Hij heeft onder meer seksafspraken voor haar gemaakt, zijn woning beschikbaar gesteld voor de seksafspraken en heeft geprofiteerd van haar verdiensten.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit en het vervaardigen van kinderporno door van een ander minderjarig meisje, zijn vorige vriendin, pornografische foto's te maken en te bewaren.
Dit zijn ernstige strafbare feiten. Mensenhandel waarbij een minderjarige in de prostitutie wordt gebracht, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting voor een slachtoffer zijn, zo is algemeen bekend, groot. Dit geldt temeer als het gaat om een minderjarige.
Door kinderpornografische afbeeldingen van een eerdere vriendin te maken heeft verdachte dit meisje belast met een levenslange onzekerheid over wie die afbeeldingen mogelijk onder ogen kunnen krijgen. Wat betreft de ernst van de kinderporno weegt de rechtbank mee dat het slachtoffer ten tijde van het maken van de foto's 17 jaar oud was, dat het slachtoffer een liefdesrelatie met verdachte had, dat niet is gebleken dat de foto’s tegen de wil van dit slachtoffer zijn gemaakt of dat daarbij sprake is geweest van seksueel misbruik. Hierin onderscheidt deze zaak zich van gevallen waarin het gaat om verdachten die een bijdrage hebben geleverd aan het in stand houden van de vraag naar kinderpornografisch materiaal en daardoor indirect medeverantwoordelijk voor het misbruik van kinderen, die worden gedwongen voor dergelijke afbeeldingen te poseren. Bij het bepalen van de op te leggen straf weegt de rechtbank mee dat van de op de gegevensdragers van verdachte aangetroffen afbeeldingen 317 als kinderpornografisch zijn aangemerkt en dat sommige foto’s op meerdere gegevensdragers zijn aangetroffen.
Wat betreft de persoon en de strafbaarheid van verdachte neemt de rechtbank in ogenschouw de bevindingen en conclusies van het psychologisch onderzoek. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een onderliggende persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Verdachte is tevens lijdend aan een stoornis in het gebruik van alcohol (in remissie) en een stoornis in tabaksgebruik. Verdachte wordt gekenmerkt door een zwakke persoonlijkheidsorganisatie die onder meer met zich meebrengt dat hij manipulatief kan zijn, naïef is en deels onrijp met ontoereikend empathisch vermogen. Verdachte is voorts belast met onverwerkte trauma's en seksuele ambivalentie. Het is aannemelijk dat het voorgaande verdachte heeft belemmerd om in vrijheid zijn wil te bepalen en overeenkomstig te handelen.
De psycholoog adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en om aan verdachte als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht en een verplichte dagbehandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek teneinde het hoge recidiverisico te doen afnemen.
De rechtbank verenigt zich met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. Alles in ogenschouw nemend acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte op grond van de ziekelijke stoornissen verminderd vrij was ten aanzien van zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is bij de mensenhandel zoals bewezen is verklaard. De rechtbank houdt bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf in het onderhavige geval rekening met het feit dat het gaat om seksuele uitbuiting van een minderjarige en dat verdachte tevens kinderpornografische afbeeldingen heeft vervaardigd en in bezit gehad.
De rechtbank komt echter tot een lagere strafoplegging dan geëist door de officier van justitie, mede omdat zij verdachte ten aanzien van één sub-onderdeel van de mensenhandel zal vrijspreken. De rechtbank acht het voorstel van de raadsman passend en zal derhalve aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de voorwaarden koppelen zoals (deels) geadviseerd door de psycholoog en zoals geëist door de officier van justitie, teneinde (onder meer) te bewerkstelligen dat verdachte een behandeling ondergaat. Tevens hoopt de rechtbank met het contactverbod te bewerkstelligen dat het slachtoffer aan haar herstel kan werken en haar leven kan voortzetten zonder te hoeven vrezen dat verdachte op enige wijze weer contact met haar zal opnemen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Als onderbouwing wordt onder meer genoemd dat [slachtoffer] psychische schade heeft opgelopen (PTSS en een depressieve stoornis) en dat zij hiervoor ruim een jaar is behandeld.
Tevens wordt genoemd dat [slachtoffer] lichamelijk letsel (waaronder een gebroken neus) heeft opgelopen als gevolg van mishandelingen door verdachte.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het aannemelijk is dat [slachtoffer] psychische schade heeft opgelopen als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde. Het gevorderde bedrag is echter aan de hoge kant en wordt bovendien mede onderbouwd door het fysieke letsel dat [slachtoffer] zou hebben opgelopen als gevolg van mishandeling door verdachte. Er is geen mishandeling of geweld ten laste gelegd en een eerdere aangifte van mishandeling is geseponeerd. Gelet op hetgeen bewezen kan worden en de beschreven psychische schade is een bedrag van in ieder geval € 12.500,00 redelijk en billijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft de rechtbank onder meer gewezen op hetgeen reeds door de officier van justitie is aangevoerd met betrekking tot de onderbouwing van de vordering, alsmede op het feit dat "slechts" in beperkte mate sprake is geweest van binnendringen. De raadsman heeft gesteld dat in ieder geval geen ruimte is voor toewijzing van een bedrag van meer dan € 10.000,00.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het in de onderbouwing van de vordering genoemde fysieke letsel niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu dit niet terug te voeren is op de onderhavige tenlastelegging en het causaal verband derhalve ontbreekt.
Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de (psychische) schade op € 10.000,00.
De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Blijkens de beslaglijst is onder verdachte een mobiele telefoon van het merk Samsung in beslag genomen. Verder worden op de beslaglijst geen goederen vermeld.
De rechtbank is - in tegenstelling tot de officier van justitie - van oordeel dat de inbeslaggenomen mobiele telefoon terug dient te worden gegeven aan verdachte, nu uit het dossier niet volgt wat de relatie met het gepleegde strafbare feit is.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie tevens onttrekking aan het verkeer van "de gegevensdragers waar kinderpornografische afbeeldingen op zijn aangetroffen". Nu niet nader is gespecificeerd om welke gegevensdragers het gaat en deze gegevensdragers bovendien niet op de beslaglijst voorkomen, neemt de rechtbank geen beslissing hieromtrent.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 240b en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk vijf dagen na zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en dat hij zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende van de proeftijd onder behandeling zal stellen van Polikliniek Forensische Psychiatrie van de GGZ Friesland of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
10.000,00(zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 85 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Gelast dat de inbeslaggenomen telefoon (Samsung) wordt teruggegeven aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2019.
Mr. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.