Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, met dien verstande dat in aansluiting op het overeengekomen compromis tussen de Belastingdienst en verdachte de uitkomst van het financieel onderzoek wordt bepaald op
€ 139.106,-.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is al vele jaren handelaar, zowel op Marktplaats als op (vlooien-)markten. De inbeslaggenomen goederen betreffen zijn handelsvoorraad. Het staat niet vast dat de inbeslaggenomen goederen van diefstal afkomstig zijn. Weliswaar verklaren diverse aangevers dat zij de goederen herkennen als goederen die soortgelijk zijn aan goederen die zij in hun winkels verkopen en dat dergelijke goederen in het verleden ook wel bij hen gestolen zijn, maar zij verklaren niet dat de bij verdachte aangetroffen goederen daadwerkelijk de uit hun winkels gestolen goederen zijn. De verklaring van verdachte dat hij deze goederen op legale wijze heeft gekocht op (vlooien-)markten en via restpartijen is tegen deze achtergrond niet op voorhand onwaarschijnlijk. Daarbij is van belang dat verdachte van zijn aankopen een kasboek heeft bijgehouden, maar dit kasboek na de huiszoeking en de inbeslagneming van de veelheid aan spullen is zoekgeraakt. Verdachte heeft derhalve een voldoende concrete en verifieerbare verklaring afgelegd over de wijze waarop hij aan de goederen is gekomen. De opbrengsten die verdachte heeft gehad betreffen de inkomsten uit de verkopen van de legaal verkregen goederen en derhalve is er geen sprake van onverklaarbare inkomsten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De goederen die onder mij en [medeverdachte] in beslag zijn genomen zijn van mij. Ik verkoop goederen, voornamelijk via Marktplaats en op vlooienmarkten en braderieën. Dat doe ik al 25 jaar. De verkoopopbrengsten komen mij toe. [medeverdachte] staat buiten mijn handel. Ongeveer 3 keer per maand overhandigde [medeverdachte] in haar winkel namens mij de goederen aan een klant. Het geld dat zij in ontvangst nam, stond zij aan mij af.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2011, opgenomen op pagina 188 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2014081403 d.d. 10 december 2015, inhoudend als verklaring van [medewerker 1] :
Ik ben namens [benadeelde partij 1] te Appingedam gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen 1 december 2010 en 18 februari 2011 werden hier goederen weggenomen. De laatste maanden heeft het bedrijf overlast van ongeveer dezelfde soort diefstal: goederen worden weggenomen, waarbij de verpakking achterblijft. Nu wil het geval dat op de website Marktplaats.nl goederen worden aangeboden in nieuwstaat zonder verpakking. Deze goederen worden aangeboden door ene [verdachte] , woonachtig in Oude Pekela en met telefoonnummer [mobielnummer] . Ik lever u hierbij een lijstvan wat door die [verdachte] wordt aangeboden. Bijna alles wordt bij ons of bij [benadeelde partij 6] verkocht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 mei 2013, opgenomen op pagina 207 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker 2] :
Ik ben eigenaar van de [benadeelde partij 2] te Surhuisterveen. De laatste drie maanden zijn wij al meerdere keren verschillende artikelen kwijt. Ik heb op 18 mei 2013 een zoekslag gemaakt op www.marktplaats.nl. Toen ik zocht op Gardena Premium metalen spuitpistool zag ik dergelijke artikelen op een rijtje staan voor minder dan de helft van de winkelwaarde. Ik zag herkenning van al deze artikelen, die de laatste maanden waren weggenomen uit mijn winkel. Ze staan netjes in een rij onder elkaar op Marktplaats. De adverteerder is ene [verdachte] wonende in Oude Pekela.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juni 2013, opgenomen op pagina 123 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker 3] :
Ik doe namens [benadeelde partij 3] te Veendam aangifte. Tussen 1 april 2013 en 4 mei 2013 zijn diverse goederen uit de [benadeelde partij 3] weggenomen. Het gaat voornamelijk om Grohe-artikelen zoals douchekoppen en kranen, Gardena-tuinartikelen zoals watersproeiers, snoeischaren, grasscharen en watertimers.
Ik zag dat diverse goederen die bij ons uit de winkel waren gestolen op Marktplaats werden aangeboden. De kranen werden toen aangeboden door ene [verdachte] uit Oude Pekela.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2014, opgenomen op pagina 117 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker 4] :
Ik doe namens [benadeelde partij 4] aangifte. Op 8 augustus 2014 heb ik gemerkt dat een zwarte paardrijbroek met rode stiksels van het merk Chester Elasta D-rijbroek, maat 46, barcode 2592310927958, niet meer aanwezig was in mijn winkel, terwijl ik deze niet heb verkocht. Ik zag ook dat ik een blauwe paardrijbroek dames van het merk Red Horses, maat 46, Naomi met serienummer 8717791459840, en een hoofdstel van het merk QHP, type Juni zwart in de maat cob mis.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2014, opgenomen op pagina 144 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker 5] :
Ik doe aangifte van diefstal uit ons bedrijf [benadeelde partij 5] te Winschoten. Ik heb op uw verzoek vanochtend een partij miniatuurauto's gezien en deze is zoals wij ze aankrijgen uit China. Zoals ik nu de dozen heb gezien moeten deze bij ons uit het magazijn zijn weggenomen. Wij zijn het enige bedrijf in Nederland dat over deze verzamelobjecten kan beschikken.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 september 2014, opgenomen op pagina 121 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker 6] :
Ik doe namens [benadeelde partij 6] te Emmen aangifte. Er worden sinds september 2011 met regelmaat goederen ontvreemd, zoals Gardena snoeischaren en broesen. Het viel ons op dat genoemde goederen werden aangeboden op Marktplaats met als adverteerder [verdachte] te Pekela. We missen ook slangkoppelingen van Gardena, en veel onderdelen van het merk Kärcher. Het betreffen spuitlansen, rioolreinigers, wasborstels. Ook missen we elektrisch gereedschap van het merk Bosch: decoupeerzagen, accuboormachines, klopboormachines en haakse slijpers.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 september 2014, opgenomen op pagina 155 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker 7] :
Namens [benadeelde partij 7] te Winschoten en overige filialen in de noordelijke provincies doe ik aangifte van winkeldiefstal op grote schaal. Ik heb daarbij gezien: werkbroeken van het merk Havep, sokken van het merk Stapp, Gallagher schrikdraadapparatuur, klompen van het merk Gevavi, snoeischaren van de merken Gardena en Wolf, watergevers van het merk Gardena, gereedschap van het merk Bacho, hondenriemen en hoofdstellen. Ik trof in het beslaghuis een grote hoeveelheid goederen aan die wij in ons assortiment hebben en ook missen door diefstal. Ik weet dat er vanaf 2010 reeds 138 stuks Gallagher apparaten bij ons zijn verdwenen, naar nu blijkt kennelijk door diefstal.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2014, opgenomen op pagina 149 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
U heeft mij net 4 hoofdstellen getoond die uit mijn winkel gestolen moeten zijn. Ik herken zowel de merken als het type en ook de wijze waarop het prijskaartje is aangebracht. De mij getoonde hoofdstellen van de merken Schockemoehle en Dutch zijn duidelijk mijn eigendom.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2014, opgenomen op pagina 152 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van diefstal van een paardenhoofdstel van het merk Stang en Trends en van twee rijbroeken van het merk Easy Rider en Garelli.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 oktober 2014, opgenomen op pagina 163 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker 8] :
Ik doe hierbij aangifte namens een aantal winkelbedrijven uit de noordelijke provincies. Ik heb zojuist een grote hoeveelheid goederen gezien die wel van diefstal afkomstig moeten zijn. Namens [benadeelde partij 8] is in het beslaghuis een groot aantal messen van het merk [merknaam], pannen en spellen gescand. De barcodes werden daarbij afgelezen. Dit zijn unieke nummers die alleen [benadeelde partij 8] kent in het systeem. Deze goederen zijn herkend als goederen van [benadeelde partij 8] .
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 oktober 2014, opgenomen op pagina 176 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker 10] :
Ik doe namens [benadeelde partij 9] aangifte. Ik heb hier aan de [straatnaam] te Groningen een aantal goederen gezien die van ons bedrijf afkomstig zijn. Ik ga er van uit dat die van diefstal, gepleegd tussen 1 januari 2014 en 5 augustus 2014, afkomstig zijn. Ik zag 18 dekbedden, 5 lampen, een douchegordijn en 2 besteksets.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 december 2014, opgenomen op pagina 105 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker 11] :
Ik doe aangifte namens [benadeelde partij 10] te Musselkanaal. Uit de winkel zijn een Gardena watertimer, een Kärcher rioolslang en 5 Kärcher vuilfrezen gestolen. We zagen dat de goederen op Marktplaats worden aangeboden door [medeverdachte] uit Oude Pekela.
14. Een lijst van in beslaggenomen goederen, opgenomen als bijlage van voornoemd dossier, en als bijlage aan dit vonnis gehecht.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.22 oktober 2014, opgenomen op pagina 262 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
Via het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [verdachte] vinden in de periode 1 januari 2010 tot met 31 juli 2014 diverse transacties plaats. Er is te zien dat er over de jaren heen veel stortingen plaatsvinden van verschillende personen. Deze personen worden met naam en toename genoemd. In de omschrijving worden de artikelen beschreven. De artikelen bestaan uit verschillende dingen zoals dekbedden, spellen, knipscharen, kranen etc. Ook is er te zien dat er na een ontvangen betaling een bedrag wordt betaald aan een verzendbedrijf. Er is aan de bankafschriften op te merken dat er geen inkopen worden gedaan. Er wordt alleen geld gestort. Er worden nieuwe artikelen verkocht onder de normale verkoopwaarde.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 oktober 2014, opgenomen op pagina 265 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
Via het bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [verdachte] vinden in de periode 30 juni 2011 tot en met 1 augustus 2014 diverse transacties plaats. Er is te zien dat vanaf augustus 2013 veel stortingen plaatsvinden van verschillende personen. Deze personen worden met naam en toenaam genoemd. In de omschrijving worden de artikelen beschreven. De artikelen bestaan uit verschillende dingen zoals knipscharen, spellen, schrikdraadapparaten etc. Er worden geen betalingen gedaan voor inkoop. Er wordt alleen geld gestort, zowel via bankoverschrijving als via kas.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2018, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant 2] :
De onverklaarbare inkomsten zijn voor het jaar
Deze bedragen zijn als compromis overeengekomen tussen de belastingdienst en verdachte [verdachte] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een veroordeling voor witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of de betreffende voorwerpen, middellijk of onmiddellijk afkomstig is of zijn uit enig misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid uit welk misdrijf dat desbetreffende voorwerp afkomstig is. De vaststelling dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf volstaat.
Indien, zoals in deze zaak het geval is, op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald, nauwkeurig aangeduid misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden het vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag vervolgens van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien een dergelijke verklaring door de verdachte niet wordt gegeven, kan de rechter concluderen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft, en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. (vgl HR 28 jan 2014, ECLI:NL:HR:2014:197 en HR 14 jun 2016, ECLI:NL:HR:2016:1197.) De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Op de zolder van de woning waar verdachte in de ten laste gelegde periode met medeverdachte [medeverdachte] samenwoonde, is een grote hoeveelheid aan diverse, ongebruikte goederen aangetroffen. Ook in de winkel van medeverdachte [medeverdachte] te Musselkanaal zijn meerdere ongebruikte goederen aangetroffen. Alle goederen zijn in beslag genomen. Blijkens zijn verklaring zijn deze inbeslaggenomen goederen de handelsvoorraad van verdachte. Een zeer groot deel van de inbeslaggenomen goederen is gelijksoortig aan de goederen ten aanzien waarvan aangifte is gedaan; een aantal aangevers heeft enkele van de inbeslaggenomen goederen herkend als soortgelijk aan de goederen die in winkels verkocht worden. Uit rekeningafschriften van verdachte blijkt dat verdachte diverse bedragen heeft ontvangen voor goederen die hij via internet verkocht. Uit de bankafschriften is niet af te leiden dat inkopen werden gedaan. Door de politie is bij verdachte geen enkele administratie aangetroffen zoals bijvoorbeeld een boekhouding, kasadministratie en/of inkoopfacturen.
De combinatie van het aantreffen van de zeer grote hoeveelheid van diverse ongebruikte goederen, de (eerdere) verkoop via internet van soortgelijke goederen, de verklaring van meerdere aangevers dat goederen, soortgelijk aan de goederen die onder verdachte in beslag zijn genomen bij hen in winkels zijn gestolen en het volledig ontbreken van administratie en/of inkoopfacturen rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank zonder meer het vermoeden dat de aangetroffen goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het is vervolgens aan verdachte om een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van de goederen te geven.
Over de herkomst van de inbeslaggenomen goederen heeft verdachte niet weten te verklaren waar en wanneer hij die goederen heeft verworven. Verdachte heeft geen boekhouding overgelegd waaruit de inkoop van deze goederen blijkt. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat hij een kasboek gehad zou hebben, maar daaromtrent heeft verdachte dermate algemeen en onvoldoende specifiek verklaard dat aan het bestaan van dit kasboek ernstig wordt getwijfeld. Bovendien is een dergelijk kasboek bij de doorzoeking en de inbeslagneming niet aangetroffen. Uit de beschikbare bankgegevens van verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte] blijkt niets van inkoop van goederen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn handelswaar in het algemeen op markten en braderieën inkoopt. Hij heeft desgevraagd echter niet verder toegelicht van wie of waar hij de inbeslaggenomen goederen en de reeds verkochte goederen heeft verkregen. Gelet op de lange duur dat verdachte in het vak zit, mag van hem worden verwacht dat hij zijn inkoopadressen nader kan preciseren of toch op z’n minst enkele marktaanbieders kan noemen waar hij zijn goederen verkreeg. Nu elk aanknopingspunt naar de herkomst van de goederen ontbreekt, is de verklaring van verdachte naar het oordeel van de rechtbank weinig concreet en niet verifieerbaar gebleken. De rechtbank is om deze redenen van oordeel dat de inbeslaggenomen goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Dat geldt ook voor de inkomsten van verdachte die door hem en de Belastingdienst zijn vastgesteld op € 139.106,-. Deze inkomsten zijn blijkens de verklaring van verdachte en de bankgegevens het resultaat van de verkoop via Marktplaats van een groot aantal ongebruikte/nieuwe goederen die soortgelijk zijn aan de goederen die bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn inbeslaggenomen. De rechtbank heeft ten aanzien van deze inbeslaggenomen goederen overwogen dat verdachte geen sluitende verklaring heeft weten te geven over de herkomst van deze goederen en over de wijze waarop hij deze in zijn bezit heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat ditzelfde geldt voor de door verdachte via Marktplaats verkochte goederen. Verdachte heeft over het verkrijgen van deze goederen immers dezelfde verklaring afgelegd als over de goederen die bij hem zijn inbeslaggenomen. De rechtbank is om deze reden van oordeel dat verdachte geen sluitende verklaring heeft weten te geven over de herkomst van de door hem verkochte goederen en over de wijze waarop hij deze in zijn bezit heeft gekregen. Aldus acht de rechtbank bewezen dat de door verdachte verkochte goederen van enig misdrijf afkomstig zijn. In het verlegde daarvan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bedrag van € 139.106,-, te weten de (vastgestelde) verkoopopbrengst van de goederen, heeft witgewassen.
Voor het aannemen van het tenlastegelegde medeplegen ziet de rechtbank onvoldoende bewijs van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zodat de rechtbank dat niet bewezen acht. Op grond van de grote schaal en de lange duur van de handelsactiviteiten van verdachte acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.