Op 8 januari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser had op 28 januari 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het Uwv. Tijdens de zitting op 14 mei 2018 gaven beide partijen aan open te staan voor mediation, maar deze mediation is uiteindelijk niet succesvol gebleken. Eiser verzocht de rechtbank om uitspraak te doen, waarna de rechtbank op 22 oktober 2018 toestemming kreeg van partijen om zonder nadere zitting uitspraak te doen.
De rechtbank overwoog dat ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank binnen acht weken na ontvangst van het beroepschrift uitspraak moet doen, tenzij een zitting noodzakelijk is. De rechtbank stelde vast dat eiser verweerder op 21 januari 2018 schriftelijk in gebreke had gesteld, maar het was onduidelijk op welk niet tijdig beslissen het beroep van eiser zich richtte. De rechtbank concludeerde dat er geen wettelijke beslistermijn was voor de ambtshalve beoordelingen waar eiser mogelijk op doelde. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier mr. S. Derks, en is openbaar uitgesproken op 8 januari 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.