I. BEHEER EN ADMINISTRATIE
a. Bedragen, onverschillig of zij het karakter van inkomsten of van kapitaal dragen, te ontvangen en daarvoor kwijting te geven en om tegen betaling te bewilligen in het opheffen van elke zekerheid, welke dan ook.
b. Bankrekeningen te openen en te voeren, bedragen te storten en op te nemen, chèques te trekken, te kwiteren en te endosseren, fondsen en waarden te deponeren en terug te nemen.
5. Een geschrift, inhoudende een gedetailleerd afschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] d.d. 13 augustus 2008, opgenomen op pagina 186 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Valutadatum: 14-08-08
Omschr mut: [vermelding] [fiscale nummer]
Bedrag: -23.298,00
6. Een geschrift, inhoudende een gedetailleerd afschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] d.d. 13 september 2007, opgenomen op pagina 188 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Valutadatum: 13-09-07
Omschr mut: [vermelding] [fiscale nummer]
Bedrag: -133,00
7. Een geschrift, inhoudende een gedetailleerd afschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] d.d. 20 september 2007, opgenomen op pagina 189 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Valutadatum: 17-09-07
Omschr mut: [vermelding] [fiscale nummer]
Bedrag: -19.116,00
8. Een geschrift, inhoudende een gedetailleerd afschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] d.d. 6 februari 2008, opgenomen op pagina 191 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Valutadatum: 07-02-08
Omschr mut: [bedrijf 1] [declartienummer]
Bedrag: -2.444,59
9. Een geschrift, inhoudende een gedetailleerd afschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] d.d. 17 maart 2008, opgenomen op pagina 192 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Valutadatum: 18-03-08
Omschr mut: [bedrijf 1] [declartienummer]
Bedrag: -342,72
10. Een geschrift, inhoudende een gedetailleerd afschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] d.d. 6 juni 2008, opgenomen op pagina 194 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Valutadatum: 06-02-08
Omschr mut: [bedrijf 2] [declartienummer]
Bedrag: -575,14
11. Een geschrift, inhoudende een gedetailleerd afschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] d.d. 26 juni 2008, opgenomen op pagina 195 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Valutadatum: 25-06-08
Omschr mut: [bedrijf 2] [declartienummer]
Bedrag: -1.000,24
12. Een geschrift, inhoudende een gedetailleerd afschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] d.d. 11 december 2008, opgenomen op pagina 196 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Valutadatum: 11-12-08
Omschr mut: [bedrijf 2] [declartienummer]
Bedrag: -880,50
13. Een geschrift, inhoudende een gedetailleerd afschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] d.d. 12 februari 2009, opgenomen op pagina 197 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Valutadatum: 12-02-09
Omschr mut: [bedrijf 2] [declartienummer]
Bedrag: -1.764,88
14. Een geschrift, inhoudende een gedetailleerd afschrift van bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] d.d. 16 april 2009, opgenomen op pagina 198 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Valutadatum: 17-04-09
Omschr mut: [bedrijf 2] [declartienummer]
Bedrag: -1.735,05
15. Een geschrift, inhoudende een overzicht door [slachtoffer] betaalde bedragen ten behoeve van verdachte, opgenomen op pagina 238 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
13-09-2007 133,00
17-09-2007 Belasting IB 04 19.116,00
16. Een geschrift, inhoudende een overzicht door [slachtoffer] betaalde bedragen ten behoeve van verdachte, opgenomen op pagina 240 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende: 06-02-2008 [bedrijf 2] 575,14
07-02-2008 [bedrijf 1] 2.444,59
18-03-2008 [bedrijf 1] 342,72
17. Een geschrift, inhoudende een overzicht door [slachtoffer] betaalde bedragen ten behoeve van verdachte, opgenomen op pagina 240 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende: 25-06-2008 [bedrijf 2] 1.000,24
18. Een geschrift, inhoudende een overzicht door [slachtoffer] betaalde bedragen ten behoeve van verdachte, opgenomen op pagina 241 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
13-08-2008 Belastingdienst IB 05 23.298,00
19. Een geschrift, inhoudende een overzicht door [slachtoffer] betaalde bedragen ten behoeve van verdachte, opgenomen op pagina 242 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
11-12-2008 [bedrijf 2] 880,50
20. Een geschrift, inhoudende een overzicht door [slachtoffer] betaalde bedragen ten behoeve van verdachte, opgenomen op pagina 243 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
12-02-2009 [bedrijf 2] 1.764,88
17-04-2009 [bedrijf 2] 1.735,05
Overweging rechtbank ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730424-15 primair ten laste gelegde
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij diverse bedragen uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep als gevolmachtigde van [slachtoffer] heeft verduisterd. Aan deze zaak ligt een uitgebreid dossier ten grondslag, waarin onder meer door aangever [naam 1] wordt verklaard dat sprake is van een benadelingsbedrag van meer dan € 120.000. De rechtbank stelt voorop dat de omvang van het rechtsgeding zich beperkt tot het verwijt dat verdachte in de tenlastelegging wordt gemaakt, inhoudende dat verdachte zich geld, toebehorende aan [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft toegeëigend door betalingen ten behoeve van hemzelf te verrichten middels overboekingen van bedragen van de rekening van [slachtoffer] , voor een bedrag van in totaal € 51.290,12.
In de tenlastelegging is het begrip 'zich wederrechtelijk toe-eigenen' gebezigd in de betekenis die daaraan in art. 321 Sr toekomt. Van zodanig toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort (vgl. HR 24 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC8253, NJ 1990/256). Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als gevolmachtigde vanwege een aan hem verstrekte volmacht toegang had tot de rekening van [slachtoffer] en dat hij een groot aantal geldbedragen van die rekening heeft overgemaakt aan derden ter voldoening van zijn eigen betalingsverplichtingen aan die derden, waaronder de belastingdienst, een energiemaatschappij en een advocatenkantoor. Verdachte erkent dit ook. De rechtbank stelt voorop dat het handelen van verdachte zoals hiervoor omschreven naar de uiterlijke verschijningsvorm zonder meer duidt op verduistering.
De rechtbank is van oordeel dat uit de algemene volmacht niet kan volgen dat verdachte gerechtigd was voornoemde betalingen te doen. De rechtbank verwijst daarbij naar het civiele vonnis van deze rechtbank van de afdeling privaatrecht van 29 januari 2014 in de zaak van [naam 1] als bewindvoerder van [slachtoffer] tegen verdachte, waarin is overwogen dat de rechtsverhouding tussen gevolmachtigde en volmachtgever als regel zal meebrengen dat de vertegenwoordiger de belangen van de vertegenwoordigde behoort te behartigen. Gelet hierop kan het handelen van een gevolmachtigde in strijd met de belangen van de volmachtgever, waarvan in beginsel sprake is bij betalingen ten gunste van de gevolmachtigde, misbruik van vertegenwoordigingsbevoegdheid opleveren. In dit licht bezien kan aan het feit dat verdachte over een volmacht beschikte, niet de waarde worden gehecht die de verdediging daaraan toegekend wenst te zien. Het feit dat verdachte over een volmacht beschikte, maakt derhalve niet dat geen sprake kan zijn geweest van wederrechtelijke toe-eigening.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er in 2006 plannen bestonden om een maatschap aan te gaan met [slachtoffer] . [slachtoffer] ’s inbreng in de maatschap zou bestaan uit zijn bedrijf, de boerderij en de grond en verdachte zou zijn kennis, ervaring en arbeid inbrengen. De betalingen vinden volgens verdachte hun grondslag in een door [slachtoffer] aan verdachte te betalen schadevergoeding in verband met het niet doorgaan van die maatschap. Voorts heeft verdachte verklaard dat de betalingen eigenlijk een schenking betreffen waarmee [slachtoffer] hem na het niet doorgaan van de maatschap wilde helpen om een eigen adviesbedrijf op te starten. De betreffende betalingen heeft verdachte opgenomen in overzichten (opgenomen in bewijsmiddelen 15 tot en met 20) waarop het volgende is vermeld: 'Overzicht door [slachtoffer] betaalde bedragen ten behoeve van [verdachte] ; gevolge toezegging c.q. het mondeling overeengekomen is in de besprekingen van 22 en 29 januari 2007 wegens het niet doorgaan van een maatschap tussen [slachtoffer] en [verdachte] (afzien van voordeel gevolge het doorschuiven van het melkquotum en het in pacht verkrijgen van de onroerende goederen). (maximaal met kosten tot € 155.000).’
De rechtbank overweegt dat deze door verdachte geschetste achtergrond voor de door hem verrichte betalingen op zichzelf bevreemding wekt. Objectief bezien lijkt het onwaarschijnlijk dat [slachtoffer] besluit op dit moment in zijn leven (hij was op dat moment 75 jaar) en op deze manier een maatschap aan te gaan met verdachte, waarbij zijn inbreng in geen enkele verhouding staat tot de (marginale) inbreng van verdachte. De rechtbank acht het bovendien niet voor de hand liggend, dat, als er al sprake is geweest van een maatschap, het niet doorgaan van die maatschap [slachtoffer] aanleiding zou hebben gegeven verdachte een bedrag van € 155.000 euro te doen toekomen. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte geen duidelijke verklaring heeft kunnen geven waarom hij, terwijl hij alleen zijn kennis, ervaring en arbeid in zou brengen, een schade van deze omvang zou hebben geleden doordat de maatschap niet tot stand is gekomen.
De rechtbank overweegt dat verdachte wisselend heeft verklaard over de reden van het ontvangen van de € 155.000. In eerste instantie heeft verdachte verklaard dat het een schadevergoeding betrof, hetgeen aansluit bij de tekst van de door hem opgestelde overzichten, terwijl hij later heeft aangegeven dat het een schenking was. Deze wisselende verklaringen over de achtergrond van de betalingen doen naar het oordeel van de rechtbank afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat, behoudens met de door verdachte opgestelde overzichten, op geen enkele wijze is onderbouwd dat er plannen zijn geweest tot het aangaan van een maatschap. Getuigen, waaronder notaris [getuige] en de medegevolmachtigde medewerker van de notaris, [naam 2] , hebben desgevraagd verklaard dat hen niet bekend was dat er op enig moment sprake van is geweest dat verdachte het boerenbedrijf van [slachtoffer] zou voortzetten. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij ook niet op enig moment aan zijn werkgever heeft gemeld welke plannen hij met [slachtoffer] had. De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte toen nog in dienst was bij [bedrijf 3] en dat [slachtoffer] zijn klant was uit hoofde van die dienstbetrekking. Tegen die achtergrond bezien had het gelet op mogelijke conflicterende belangen wel op zijn weg gelegen eventuele plannen tot het aangaan van een maatschap met [slachtoffer] met zijn werkgever te bespreken.
De rechtbank stelt vast dat ook met betrekking tot de vaststelling van het bedrag van € 155.000 geen stukken, bijvoorbeeld berekeningen, zijn overgelegd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit bedrag samen met [slachtoffer] heeft berekend. Dat zulke stukken er niet zijn roept vragen op nu het gaat om een groot bedrag en complexe materie. Verdachte is bovendien jarenlang werkzaam geweest in de financiële sector. Naar algemene ervaringsregels is het in deze sector voor een professional uiterst ongebruikelijk dergelijke afspraken niet te administreren. Overigens geldt ook hier dat verdachte ten tijde van de vaststelling van het bedrag, volgens de overzichten in januari 2007, in dienst was bij [bedrijf 3] . Gelet op dit dienstverband zou hij gehouden zijn zijn werkgever ervan op de hoogte te stellen dat er sprake was van een overeenkomst op grond waarvan hij van een cliënt € 155.000 zou ontvangen. Volgens de werkgever heeft hij dat niet gedaan.
Op grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat het door verdachte geschetste scenario volstrekt ongeloofwaardig is. Dat verdachte gerechtigd was tot het doen van zijn privébetalingen van de rekening van [slachtoffer] , omdat sprake was van een overeengekomen schadevergoeding dan wel schenking zoals door de verdediging is betoogd, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Omdat de rechtbank in het geheel geen geloof hecht aan de door verdachte voorgestelde gang van zaken, kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven of de overzichten met daarop de hiervoor genoemde tekst en handtekening met een valse handtekening zijn ondertekend, of dat verdachte [slachtoffer] de documenten met misbruik van vertrouwen, door misleiding of gebruik makend van een (mogelijk) verminderde geestelijke scherpte heeft laten tekenen, zonder dat [slachtoffer] in de gaten had dat er grote geldbedragen voor privé doeleinden van verdachte werden aangewend.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan in het feit dat verdachte over een volmacht beschikte ook geen rechtvaardiging worden gevonden voor de door hem verweten gedragingen. Op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich door zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720147-17 onder 1. primair en 2. ten laste gelegde
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720147-17 onder 1. primair en 2. bewezen verklaarde, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 april 2016, opgenomen op pagina 4 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016097913 d.d. 17 januari 2017, inhoudende de verklaring van [naam 3] namens [benadeelde partij 2] ;
3. Een geschrift, inhoudende jaarrekeningen van de jaren 2009, 2011, 2013 en 2015 van het [benadeelde partij 1] , opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 november 2016, opgenomen op pagina 30 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2017, inhoudende de verklaring van verbalisant.