Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 februari 2018 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
loonverlies dat een werknemer lijdt in de betreffende dienstbetrekking.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de hoogte van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet (WW). Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 6 januari 2017, waarin zijn WW-uitkering werd toegekend met een vastgesteld dagloon van € 100,73. Eiser betwistte de hoogte van dit dagloon en stelde dat het SV-loon in de referteperiode niet gedeeld moest worden door 261 dagen, maar dat het aantal dagen waarop hij een WW-uitkering had ontvangen in mindering moest worden gebracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van het dagloon door verweerder in overeenstemming met de wet is vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het SV-loon in de referteperiode inderdaad dient te worden gedeeld door 261 dagen, en dat het inkomen uit WW niet als loon in de referteperiode meetelt. Eiser heeft geen uitzonderingssituatie kunnen aantonen die zou leiden tot een andere berekening van het dagloon. De rechtbank concludeerde dat de door verweerder vastgestelde hoogte van het dagloon niet in strijd is met het doel van de WW, namelijk het bieden van inkomensbescherming aan werklozen.
Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.