ECLI:NL:RBNNE:2018:653
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kosten voor vakantie niet aftrekbaar van PGB-inkomsten
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had in 2014 een aanslag ontvangen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.661 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.723 had vastgesteld. Daarnaast was er een aanslag opgelegd voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, berekend op een bijdrage-inkomen van € 64.950. De eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de inspecteur verklaarde deze bezwaren ongegrond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in 2014 een bedrag van € 20.720 aan inkomsten uit zorgverlening ontving van de Sociale Verzekeringsbank, betaald uit een persoonsgebonden budget (PGB) dat was toegekend voor zijn kind. De eiser had echter ook kosten gemaakt voor een vakantie, die hij wilde aftrekken van de ontvangen PGB-inkomsten. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de vakantie niet aftrekbaar zijn, omdat deze kosten niet zijn gemaakt in het kader van de zorgverlening, maar privé-uitgaven betreffen.
Verder was er een geschil over de vraag of de inkomsten uit zorgverlening verdeeld konden worden tussen de eiser en zijn echtgenote. De rechtbank oordeelde dat de inkomsten uit zorgverlening als persoonsgebonden inkomensbestanddeel moeten worden aangemerkt en niet kunnen worden verdeeld tussen fiscale partners. De rechtbank verklaarde de beroepen van de eiser ongegrond, wat betekent dat de aanslagen en de belastingrente zoals opgelegd door de inspecteur in stand blijven.