ECLI:NL:RBNNE:2018:5603

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
C18/187312 PR RK 18-330
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek wegens onvoldoende motivatie en spreektijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 november 2018 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die meende dat de behandelend rechter, mr. L.T. de Jonge, niet onpartijdig was. Dit verzoek volgde na een zitting op 2 oktober 2018, waarin de verzoeker een verzoek tot opheffing van een bewind had ingediend. Tijdens deze zitting voelde de verzoeker zich niet in staat om zijn standpunt voldoende naar voren te brengen, wat hij als reden voor de wraking aanvoerde. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verzoeker in de gelegenheid was gesteld zijn verhaal te doen en dat er geen feiten of omstandigheden waren die duidden op vooringenomenheid van de rechter.

De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoeker had niet voldoende onderbouwd waarom hij meende dat de rechter partijdig was, en de rechtbank concludeerde dat de wijze waarop de zitting was geleid niet duidde op enige schijn van vooringenomenheid. De beslissing van de rechtbank was om het verzoek tot wraking af te wijzen en de procedure voort te zetten in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C18/187312 / PR RK 18-330
beslissing van de meervoudige kamer van 30 november 2018
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.

1.1. Procesverloop

1.1.
Bij de behandeling ter zitting van 2 oktober 2018 inzake het verzoek tot opheffing van een bewind over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan verzoeker
(zaak-/rolnummer 6958516 VO VERZ 18-1133) heeft verzoeker een verzoek gedaan tot wraking van de behandelend rechter mr. L.T. de Jonge.
Mr. De Jonge heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. Bij brief van 20 november 2018 heeft mr. De Jonge haar reactie op het wrakingsverzoek gegeven.
1.2.
Op 26 november 2018 is het verzoek ter zitting behandeld door de wrakingskamer.
Aldaar is verzoeker in persoon verschenen.
Van de zitting heeft de griffier aantekening gehouden.

2.2. Beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
2.3.
Bij de hiervoor vermelde brief van 20 november 2018 heeft mr. De Jonge onder meer het volgende aan de rechtbank doen weten:
'In het proces-verbaal kunt u het verloop van de zitting lezen. Aan het eind van de zitting, alle
betrokkenen gehoord hebbend, heb ik gezegd hoe mijn beslissing zou gaan luiden. (De
daadwerkelijke beslissing zou bij schriftelijke beschikking plaatsvinden.) Daarna heeft
[verzoeker] gezegd mij te willen wraken. Als reden voor de wraking heeft [verzoeker] genoemd:

Ik vind dat u niet rechtmatig handelt als rechter en ik wil graag in hoger beroep. Ik mag dat
vragen. Het rechtssysteem geeft daarvoor richtlijnen. Ik wil de rechter wraken. U handelt niet
goed.
Het is mij niet duidelijk op basis waarvan [verzoeker] meent dat ik (subjectief of objectief)
partijdig ben of dat ik de schijn van partijdigheid heb gewekt. Naar mijn mening is het
verzoek onvoldoende gemotiveerd in de zin van het wrakingsprotocol (artikel 9.1 sub b) van
deze rechtbank.'
2.4.
Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd aangevoerd dat het wrakingsverzoek is gedaan omdat hij van de rechter te weinig spreektijd heeft gekregen en niet voldoende heeft kunnen uitleggen waarom hij heeft verzocht om opheffing van het bewind. Deze reden heeft verzoeker op de zitting van 2 oktober 2018 niet vermeld, volgens hem, omdat daarnaar niet werd gevraagd.
2.5.
De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting geen feiten of omstandigheden zijn gebleken waaruit kan worden geconcludeerd tot vooringenomenheid aan de zijde van de gewraakte rechter. Indien en voorzover verzoeker van mening was dat hij niet voldoende heeft kunnen uitleggen waarom hij heeft verzocht om opheffing van het bewind, had hij dat op de zitting van 2 oktober 2018 naar voren kunnen brengen.
Uit het overgelegde proces-verbaal van die zitting, waarvan verzoeker heeft verklaard dat dat proces-verbaal grotendeels een juiste weergave is van hetgeen op die zitting is gezegd, is gebleken dat verzoeker in de gelegenheid is gesteld zijn verhaal te doen. Verzoeker heeft tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek ook geen punten genoemd die hij op de zitting van 2 oktober 2018 had willen noemen als hem meer spreektijd zou zijn gegund.
2.6.
Verder is van belang dat de rechter de orde op de zitting bepaalt en dat het tevens bij uitstek tot de taak van de rechter behoort om aan partijen in een procedure (kritische) vragen te stellen die zij voor de beoordeling van de zaak relevant acht. Daarbij hoort ook dat de rechter partijen zonodig confronteert met stellingen om hun standpunten helder te krijgen. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter dient bij dit alles vanzelfsprekend niet uit het oog te worden verloren. De wijze waarop de rechter de zitting heeft geleid leidt niet tot de conclusie dat van (de schijn van) vooringenomenheid aan haar zijde sprake is geweest.
2.7.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. De Jonge jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.8.
Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.

3.3. Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
bepaalt dat de procedure met nummer 6958516 VO VERZ 18-1133 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3.3.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. L.T. de Jonge alsmede aan de bewindvoerder Markar B.V.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. B. Tromp en
mr. P.G. Wijtsma, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.
coll: js (319)