In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 4 oktober 2017 en verlengd op 4 april 2018. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van [minderjarige], die onder andere ademhalingsproblemen en een mogelijke Autisme Spectrum Stoornis (ASS) vertoonde. De moeder van [minderjarige] was bijgestaan door haar advocaat, mr. drs. M. Erkens, en heeft bezwaar gemaakt tegen de aanmerkingen van de vader als belanghebbende, aangezien hij geen ouderlijk gezag heeft.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de betrokken partijen gehoord. De moeder heeft betoogd dat de vader geen belanghebbende is, omdat hij geen gezinsleven heeft met [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zijn rechten en verplichtingen niet worden geraakt door de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft ook geoordeeld dat de zorgen van de GI over de opvoedingssituatie van [minderjarige] gegrond zijn, en dat de moeder niet in staat is om een veilig en continu opvoedingsklimaat te bieden.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden, tot 4 oktober 2019. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat er duidelijkheid komt over de medische en psychische situatie van [minderjarige], en dat de hulpverlening moet worden voortgezet om zijn ontwikkeling te waarborgen.