ECLI:NL:RBNNE:2018:5506
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter wegens vermeende partijdigheid in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 november 2018 een verzoek tot wraking van mr. C.H. de Groot afgewezen. Het verzoek werd ingediend door een verzoeker die in persoon procedeerde en die stelde dat mr. De Groot partijdig was in de behandeling van zijn zaak met nummer LEE 18/373. De verzoeker had eerder een verweerschrift ingediend in een andere zaak (LEE 18/2892) en was van mening dat dit verweerschrift niet correct was behandeld, wat volgens hem leidde tot een gegronde vrees voor vooringenomenheid van de rechter.
De rechtbank overwoog dat, hoewel de verzoeker stelde dat er een fout was gemaakt in de beoordeling van de eerdere zaak, dit niet automatisch betekende dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid in de huidige zaak. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de gestelde fout in de eerdere zaak niet voldoende was om aan te nemen dat mr. De Groot niet onpartijdig zou zijn in de huidige procedure.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak met het zaaknummer LEE 18/373 voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.