ECLI:NL:RBNNE:2018:5506

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
C/18/187918 / PR RK 18-355
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter wegens vermeende partijdigheid in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 november 2018 een verzoek tot wraking van mr. C.H. de Groot afgewezen. Het verzoek werd ingediend door een verzoeker die in persoon procedeerde en die stelde dat mr. De Groot partijdig was in de behandeling van zijn zaak met nummer LEE 18/373. De verzoeker had eerder een verweerschrift ingediend in een andere zaak (LEE 18/2892) en was van mening dat dit verweerschrift niet correct was behandeld, wat volgens hem leidde tot een gegronde vrees voor vooringenomenheid van de rechter.

De rechtbank overwoog dat, hoewel de verzoeker stelde dat er een fout was gemaakt in de beoordeling van de eerdere zaak, dit niet automatisch betekende dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid in de huidige zaak. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de gestelde fout in de eerdere zaak niet voldoende was om aan te nemen dat mr. De Groot niet onpartijdig zou zijn in de huidige procedure.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak met het zaaknummer LEE 18/373 voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/18/187918 / PR RK 18-355
Datum beslissing: 30 november 2018
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, hierna [verzoeker] te noemen,
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft bij brief van 26 oktober 2018 mr. C.H. de Groot (hierna: mr. De Groot) als rechter in deze rechtbank in de zaak met het zaaknummer LEE 18/373 gewraakt.
1.2.
Bij e-mailbericht van 5 november 2018 heeft mr. De Groot kenbaar gemaakt dat hij niet in het wrakingsverzoek berust.
1.3.
Op 20 november 2018 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en mrs. P. Molema en S. Dijkstra, leden.
1.4.
[verzoeker] is ter zitting verschenen. Mr. De Groot is niet ter zitting verschenen.
1.5.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 8:15 e.v. van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij wordt rekening gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
2.3.
Ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij in de zaak met nummer LEE 18/2892 (die door mr. De Groot is behandeld en waarin uitspraak is gedaan) een verweerschrift met een vermeerdering van eis (hierna: verweerschrift) heeft ingediend en dat dit verweerschrift ten onrechte niet is betrokken bij de beoordeling van die zaak. Dit verweerschrift heeft, aldus [verzoeker] , ook betrekking op de zaak LEE 18/373. Het feit dat op het verweerschrift in de zaak met nummer LEE 18/2829 geen acht is geslagen brengt volgens [verzoeker] een gegronde vrees voor vooringenomenheid en partijdigheid van mr. De Groot mee in de zaak met nummer LEE 18/373. De rechtbank overweegt als volgt.
2.4.
Voor zover moet worden aangenomen dat, zoals [verzoeker] stelt, er een fout is gemaakt bij de beoordeling van de zaak met nummer LEE 18/292 in die zin dat het verweerschrift niet bij de beoordeling is betrokken, kan daaruit naar het oordeel van de rechtbank geen gebrek aan onpartijdigheid worden afgeleid in de zaak met nummer LEE 18/373. Gelet op het uitgangspunt dat de rechter wordt geacht onpartijdig te zijn, is met de gestelde fout niet gegeven dat sprake is van een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. [verzoeker] stelt geen feiten op grond waarvan dat toch moet worden aangenomen. De gestelde fout in zaak met nummer LEE 18/2892 kan dan ook niet meebrengen dat sprake is van een aantasting van de onpartijdigheid in zaak met nummer LEE 18/373.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. De Groot af;
3.2.
bepaalt dat de hoofdzaak met het zaaknummer LEE 18/373 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [verzoeker] , mr. De Groot en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en mrs. P. Molema en S. Dijkstra, leden, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: 29815