Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
mr. L.C. Bosch, behandelend rechter in de procedure met nummer
C/18/185816 FA RK 18/2260, waarbij verzoekster als partij is betrokken.
Mr. Bosch heeft aangegeven niet in de wraking te berusten.
C/18/185816 FA RK 18/2260, te weten [naam] , vergezeld van zijn advocaat
mr. M.J. Flach.
2.2. Beoordeling
Ingevolge artikel 37, eerste lid, Rv wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Kamerstukken II1999/00, 26 855, nr. 3, p. 66) staat dienaangaande dat een wrakingsverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding, dus ook nog na afloop van de behandeling. Het is namelijk zeer wel mogelijk dat dan pas feiten of omstandigheden blijken waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit de toelichting volgt dat de mogelijkheid om na afloop van de behandeling een wrakingsverzoek in te dienen in beginsel niet geboden hoeft te worden indien terstond tijdens de zitting zich dergelijke feiten of omstandigheden voordoen.
C/18/185816 FA RK 18/2260, op 30 juli 2018 heeft voorgedaan.
Het onderhavige wrakingsverzoek is op 1 augustus 2018 ingediend. Daarmee is het verzoek niet gedaan zodra die feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Dat klemt te meer omdat verzoekster in haar verzoek geen reden heeft aangegeven op grond waarvan het wrakingsverzoek eerst op 1 augustus 2018 is ingediend. Bijzondere feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel nopen, zijn gesteld noch gebleken.
Daarmee behoeft het verweer van de zijde van mr. Bosch geen bespreking.
3.3. Beslissing
mr. P.G. Wijtsma, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.