ECLI:NL:RBNNE:2018:5496

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2018
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
C/18/185698/ PR RK 18-229
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 juli 2018 een verzoek tot wraking behandeld van [verzoeker] tegen de rechters mr. H.J. Idzenga, mr. N.A. Baarsma en mr. R. Giltay. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van de schuldsaneringsregeling van [verzoeker], waarin mr. Idzenga als rechter-commissaris was benoemd. [verzoeker] stelde dat zijn recht op hoor- en wederhoor was geschonden, omdat zijn betwisting van een vordering van schuldeiser mevrouw [A] niet naar haar was doorgestuurd. De rechters hebben echter betwist dat er sprake was van partijdigheid of vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de zaak op 19 juli 2018 behandeld, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door een tolk. De rechtbank overwoog dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de door [verzoeker] aangevoerde bezwaren vooral inhoudelijk van aard waren en dat inhoudelijke beslissingen geen grond voor wraking vormen. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de rechtbank bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker] in de betreffende schuldsaneringsregeling niet in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/18/185698/ PR RK 18-229
Datum beslissing: 30 juli 2018
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[naam],
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen [verzoeker],
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij brief d.d. 10 juli 2018, ontvangen op de griffie van Rechtbank Noord- Nederland, locatie Leeuwarden, heeft [verzoeker] een verzoek tot wraking gedaan van
mr. H.J. Idzenga en mr. N.A. Baarsma in de schuldsaneringsregeling van [verzoeker] met nummer C 1714/285 R. In deze schuldsaneringsregeling is mr. Idzenga benoemd tot rechter-commissaris.
1.2.
Bij brief van 10 juli 2018 heeft [verzoeker] verzocht het wrakingsverzoek door de wrakingskamer van locatie Groningen van Rechtbank Noord-Nederland te laten behandelen.
1.3.
Omdat mr. R. Giltay vanaf 1 april 2018 de behandeling van de onderliggende zaak van mr. Baarsma heeft overgenomen is aangenomen dat het wrakingsverzoek tevens is gericht tegen mr. Giltay.
1.4.
Mrs. Idzenga, Baarsma en Giltay hebben niet in de wraking berust. Bij brief van 11 juli 2018 heeft mr. Giltay op het wrakingsverzoek gereageerd. Mr. Idzenga heeft bij
e-mail van 13 juli 2018 gereageerd en mr. Baarsma bij e-mail van 18 juli 2018.
1.5.
Bij brief van 18 juli 2018 heeft [verzoeker] laten weten dat mevrouw [naam] hem bij zal staan als tolk.
1.6.
[verzoeker] heeft bij faxbericht van 19 juli 2018 gereageerd op de verweren van mrs. Idzenga, Baarsma en Giltay.
1.7.
Op 19 juli 2018 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, en mrs. M. Griffioen en P.G. Wijtsma, leden. [verzoeker] heeft, bijgestaan door zijn tolk mevrouw [naam], zijn wrakingsverzoek nader toegelicht, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. Voorts is verschenen mr. Idzenga. Deze heeft zijn standpunt ter zitting nader toegelicht. Ook de bewindvoerder is verschenen.
1.8.
Mrs. Baarsma en Giltay hebben te kennen gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.9.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.Het wrakingsverzoek en het verweer

2.1.
[verzoeker] heeft zijn wrakingsverzoek gegrond op het verwijt dat zijn betwisting van de vordering van € 56.596,00 van schuldeiser mevrouw [A] niet door de rechters naar haar of haar vertegenwoordigers is gezonden. Bovendien is mr. Idzenga, als toezichthouder op de bewindvoerder, er volgens [verzoeker] verantwoordelijk voor dat de bewindvoerder haar taken uitvoert. De bewindvoerder heeft slechts een deel van de betwisting aan schuldeiser [A] doorgestuurd. [verzoeker] is van mening dat hem het recht van hoor- en wederhoor hierdoor is ontzegd, hetgeen onrechtvaardig en partijdig is.
2.2.
Mrs. Idzenga, Baarsma en Giltay hebben zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van partijdigheid of vooringenomenheid.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Rv en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
3.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv en artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3.
De rechtbank overweegt dat er in de visie van [verzoeker] sprake is van vooringenomenheid van mrs. Idzenga, Baarsma en Giltay omdat zij hebben geweigerd de stukken betreffende zijn betwisting van de vordering van schuldeiser [A] in het kader van de te houden verificatievergadering door te sturen aan [A] dan wel aan haar advocaat. De rechtbank overweegt dat het niet tot de taak van de behandelend rechter behoort om stukken die door [verzoeker] zijn overgelegd door te sturen aan de schuldeiser. Zelfs indien zou worden aangenomen dat het op de weg van de rechter lag om stukken door te sturen, dan nog kan uit het nalaten daarvan niet blijken dat er sprake is van vooringenomenheid van de behandelend rechter. Bovendien zijn de door [verzoeker] aangevoerde bezwaren in dit wrakingsverzoek vooral inhoudelijk van aard, echter inhoudelijke beslissingen zijn geen grond voor wraking. Dat mr. Idzenga als rechter-commissaris zijn rol als toezichthouder op de bewindvoerder in dat kader onvoldoende zou hebben uitgeoefend is naar het oordeel van de rechtbank evenmin gebleken.
3.4.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet gebleken is van vooringenomenheid van de zijde van mrs Idzenga, Baarsma en Giltay en wijst het verzoek van [verzoeker] af.
3.5.
De rechtbank ziet in het verzoek en de gronden waarop het berust, aanleiding om te beslissen dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker] in schuldsaneringsregeling met nummer C/1714/285 R niet in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek van [verzoeker] af;
4.2.
bepaalt dat de schuldsaneringsregeling met nummer C/1714/285 R wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker] in voormelde procedure niet in behandeling zal worden genomen,
4.4.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [verzoeker], mrs. Idzenga, Baarsma, Giltay en de bewindvoerder, [naam].
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mrs. M. Griffioen en
P.G. Wijtsma, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2018.
typ: 492