ECLI:NL:RBNNE:2018:5361
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Heling van goederen verkregen bij woninginbraak met recidive en vordering na voorwaardelijke veroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan heling van goederen die bij een woninginbraak zijn weggenomen. De verdachte, geboren in 1985 te Alkmaar, heeft verklaard dat hij dit deed voor geldelijk gewin. De rechtbank overweegt dat de verdachte door zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit. De tenlastelegging omvatte onder andere het verwerven en voorhanden hebben van goederen die door misdrijf verkregen waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij een bijdrage aan de inbraak heeft geleverd. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak, en spreekt hem vrij van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde. Het onder 1. subsidiair ten laste gelegde, opzetheling, wordt wel bewezen verklaard. De rechtbank legt een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een vordering na voorwaardelijke veroordeling behandeld, waarbij de proeftijd met één jaar wordt verlengd en bijzondere voorwaarden worden gesteld, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling bij GGZ Noord-Holland.