ECLI:NL:RBNNE:2018:5322

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/840043-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Minderjarige verdachte krijgt deels voorwaardelijke werkstraf voor bedreiging en openlijk geweld

Op 20 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig had gemaakt aan bedreiging en openlijk geweld. De rechtbank legde de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op, met bijzondere voorwaarden. De verdachte was betrokken bij een groep jongeren die gedurende een langere periode overlast veroorzaakte in Uithuizen en Uithuizermeeden. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging van een persoon met de dood en het vernielen van eigendommen van anderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, openlijk geweld had gepleegd tegen goederen, waaronder een auto en ramen van woningen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een werkstraf op van 150 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ontwikkeling van de verdachte en de zorgen over zijn gedrag. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de ouders van de verdachte aansprakelijk werden gesteld voor de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840043-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 december 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. zaak 1)
hij op of omstreeks 28 januari 2018 te Uithuizermeeden, (althans) in de gemeente Eemsmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door hem toe te voegen de woorden; "Ik maak je dood" en/of "Ik steek je dood", althans woorden van gelijke aard of strekking;
2. ( zaak 2)
primair
hij op of omstreeks 28 januari 2018 te Uithuizermeeden, (althans) in de gemeente Eemsmond, openlijk, te weten, aan/bij de Stationsstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een (ruit van een) abri, door (met de hand/voet en/of een steen en/of een voorwerp) tegen een of meerdere de ra(a)m(en) (van die abri) te schoppen en/of te slaan en/of te gooien en/of te duwen;
subsidiair
hij op of omstreeks 28 januari 2018 te Uithuizermeeden, (althans) in de gemeente Eemsmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (een of meerdere ramen van) een abri, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3. ( zaak 5 t/m 10)
primair
hij op of omstreeks 10/11 februari 2018, althans in of omstreeks de periode van 9 februari 2018 tot en met 12 februari 2018, te Uithuizen, (althans) in de gemeente Eemsmond, openlijk, te weten, aan/bij de [straatnaam] en/of de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) goed(eren), te weten
- een auto (Toyota Yaris) (toebehorende aan [slachtoffer 2] , althans een ander), door een bloempot op het dak te plaatsen, en/of een ruit/raam van die auto te bekrassen, en/of
- ( een) ra(a)m(en) (een etalageruit en/of een slaapkamerraam, toebehorende respectievelijk aan [benadeelde partij 2] en/of [slachtoffer 3] , althans een ander) door (met een scherp en/of hard voorwerp) die/dat ra(a)m(en) te bekrassen, en/of
- ( een) ra(a)m(en) (toebehorende aan [slachtoffer 4] , althans een ander), door (met een scherp en/of hard voorwerp) die/dat ra(a)m(en) te bekrassen, en/of
- ( een) ra(a)m(en) en/of bloempot(ten) (toebehorende aan [slachtoffer 5] , althans een ander), door (met een scherp en/of hard voorwerp) die/dat ra(a)m(en) te bekrassen en/of die bloempot(ten) te verplaatsen, en/of
- een raam (toebehorende aan [slachtoffer 6] , althans een ander), door met een steen/voorwerp tegen en/of door dat raam te gooien;
subsidiair
hij op of omstreeks 10/11 februari 2018, althans in of omstreeks de periode van 9 februari 2018 tot en met 12 februari 2018, te Uithuizen, (althans) in de gemeente Eemsmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk
- ( het dak van) een auto (Toyota Yaris) (toebehorende aan [slachtoffer 2] , althans een ander), en/of een ruit/raam van die auto te bekrassen, en/of
- ( een) ra(a)m(en) (een etalageruit en/of een slaapkamerraam, toebehorende respectievelijk aan [benadeelde partij 2] en/of [slachtoffer 3] , althans een ander), en/of
- ( een) ra(a)m(en) (toebehorende aan [slachtoffer 4] , althans een ander), en/of
- ( een) ra(a)m(en) en/of bloempot(ten) (toebehorende aan [slachtoffer 5] , althans een ander), en/of
- een raam (toebehorende aan [slachtoffer 6] , althans een ander),
in elk geval (telkens) enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer 2] en/of [benadeelde partij 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4. ( zaak 12)
primair
hij op of omstreeks 24/25 februari 2018 te Uithuizermeeden, (althans) in de gemeente Eemsmond, openlijk, te weten, aan/bij de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) goed(eren), te weten een auto (Kia Picanto) en/of een woning en/of bloempot(ten), door tegen (de koplamp en/of de buitenspiegel van) die auto te schoppen en/of tegen de ramen van die woning te slaan/bonken en/of die bloempot(ten) om te gooien/schoppen en/of te verplaatsen;
subsidiair
hij op of omstreeks 24/25 februari 2018 te Uithuizermeeden, (althans) in de gemeente Eemsmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (de buitenspiegel van) een auto (Kia Picanto), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer 7] , toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5. ( zaak 14)
primair
hij in of omstreeks de periode van 15 september 2017 tot en met 18 september 2017 te Uithuizen, (althans) in de gemeente Eemsmond, openlijk, te weten, aan/bij de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een wachtruimte door een of meerdere ra(a)m(en) in te gooien en/of te slaan en/of te schoppen en/of een of meerdere mu(u)r(en) met een stift en/of een spuitbus te bekladden
(met onder meer een hakenkruis);
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 15 september 2017 tot en met 18 september 2017 te Uithuizen, (althans) in de gemeente Eemsmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (de/een mu(u)r(en) en/of ra(a)m(en) van) een wachtruimte, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde partij 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair en
5 primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en
3 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij aangever [slachtoffer 1] heeft bedreigd. Daar komt bij dat aangever feitelijk maar één bedreiging heeft gehoord, terwijl de getuige [getuige] alleen de Turkse jongen iets heeft horen zeggen. De verklaring die medeverdachte [medeverdachte 1] op dit punt heeft afgelegd is, gelet op de inhoud van het dossier, onbetrouwbaar. Omdat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, kan ook medeplegen niet worden bewezen. Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte stellig ontkent dat hij ramen heeft bekrast. Hij heeft alleen op een raam getrommeld, wat geen openlijk geweld oplevert. Van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten is geen sprake.
De verklaringen die de medeverdachten hebben afgelegd met betrekking tot dit feit zijn minder betrouwbaar. Zo hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de tijd gehad om overleg te voeren, nu zij veel later dan de andere verdachten zijn gehoord. Ook moeten er kanttekeningen worden geplaatst bij de constatering door de verbalisant tijdens het verhoor van [medeverdachte 2] dat hij het kennelijk lastig vond om een belastende verklaring af te leggen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat dat het onder 2 primair en 5 primair ten laste gelegde kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van het onder 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 1, 3 primair en 4 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
ten aanzien van feit 1
1. De door verdachte op de terechtzitting van 6 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 28 januari 2018 met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] bij de [flat] in Uithuizermeeden. Ik heb een bokshouding aangenomen tegenover aangever.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 februari 2018, opgenomen op pagina 137 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018091651 d.d. 16 mei 2018, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Op 28 januari 2018 was ik samen met mijn vrouw in de [flat] aan de [straatnaam] te Uithuizermeeden. Ik zag mijn vrouw voor de flat staan, in het bijzijn van drie jongens. Beide lange jongens bedreigden me met de dood. Ik hoorde dat ze zeiden: "Ik maak je dood" of "Ik steek je dood". Welke jongen wat zei, dat weet ik niet meer. Ik weet wel dat ze me beide hebben bedreigd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 februari 2018, opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van getuige
[getuige] :
Op 28 januari 2018 was ik samen met mijn man, [slachtoffer 1] , aan de [straatnaam] in Uithuizermeeden. Ik zag een tweetal jongens voor de flat staan. Ik hoorde die jongen van Turkse afkomst tegen mijn man zeggen: "Dan steek ik je hartstikke dood". De hele sfeer was dermate dreigend dat wij in de auto zijn gestapt en weg zijn gereden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 27 februari 2018, opgenomen op pagina 140 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 29 januari 2018 sprak ik met getuige [getuige] . Ik hoorde dat ze zei dat ze de drie jongens goed had gezien en dat ze een van de jongens omschreef als een 'halve Turk'. Deze omschrijving, in combinatie met de andere signalementen, deed mij vermoeden dat het zou gaan om [medeverdachte 1] . Via Facebook heb ik een foto opgezocht van [medeverdachte 1] en heb deze getoond aan [getuige] . Ze herkende deze jongen als de jongen die haar man had bedreigd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 april 2018, opgenomen op pagina 352 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte
[medeverdachte 1] :
Ik ben die dag met [verdachte] in Uithuizermeeden geweest. Ik weet nog dat we naar die flat zijn gegaan. Toen we buiten voor de flat stonden kwam er een vrouw naar beneden. [verdachte] ging in een bokshouding staan. We riepen woorden als: "Ik maak je dood en ik steek je dood".
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 406 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte
[medeverdachte 5] :
U vraagt mij naar een bedreiging bij de flat aan de [straatnaam] . Ik stond daar later over te praten met [verdachte] en [medeverdachte 1] en zij vertelden dat [verdachte] in vechthouding voor die mensen had gestaan en ze zeiden ook dat ze die mensen bedreigd hadden.
ten aanzien van feit 3 primair
1. De door verdachte op de terechtzitting van 6 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 10 februari 2018 met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in Uithuizen. Ik weet dat er een steen is gegooid. Ik heb geprobeerd bij die auto een bloempot op te tillen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 februari 2018, opgenomen op pagina 196 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018091651 d.d. 16 mei 2018, inhoudende:
Gegevens aangever: [slachtoffer 2] .
Omschrijving voorval: Iemand heeft afgelopen nacht (van 10 op 11 febr. 2018) een bloempot (met planten) van de buren op mijn auto gezet. Het dak van mijn voertuig is daardoor beschadigd. Personenauto, merk Toyota, type Yaris.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 19 juni 2018, los gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Uithuizen. In de nacht van 10 februari op 11 februari 2018 stond mijn personenauto geparkeerd in de straat voor mijn woning. De vernieling die ik toen zag aan mijn personenauto waren krassen op het dak. Op 12 februari 2018 zag ik dat ook het raam van het rechter zijportier was bekrast. De kras was wel zo diep dat er een nieuw raam in moet.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 februari 2018 met bijlage, opgenomen op pagina 199 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 8] :
Ik doe namens [slachtoffer 3] aangifte van vernieling. Het goed dat is vernield behoort mijn man en mij geheel in eigendom toe. Mijn schoonouders huren de woning van ons. Mijn man en ik hebben een tweewielerzaak aan de [straatnaam] te Uithuizen. Op 11 februari 2018 werden wij gebeld door mijn schoonouders. Zij wonen naast de winkel. Zij vertelden dat de etalageruit rechts van de voordeur is beschadigd. Daarnaast werd mij verteld dat bij hun een slaapkamerraam was beschadigd. Wij hebben geconstateerd dat de ramen met een scherp voorwerp zijn vernield. De schade is zo groot dat er een volledig nieuw raam in moet.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 204 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 8] :
Ik doe namens [benadeelde partij 2] aangifte van vernieling. Op 10 februari 2018 hebben wij de zaak om 18.00 uur verlaten.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 214 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Uithuizen. Op 10 februari 2018, omstreeks 23:00 uur, zat ik in de woonkamer. Ik hoorde dat er iets tegen het raam aan kwam. De volgende ochtend kwam buurman [slachtoffer 5] bij ons langs om te zeggen dat er krassen op onze ramen zaten. Drie ramen hebben krassen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 220 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 5] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Uithuizen. Wij hebben vier ramen aan de voorkant van onze woning. Alle vier de ramen hebben krassen. Op 10 februari 2018 omstreeks 24:00 uur werd ik wakker van een schrapend, schurend geluid. De volgende ochtend zag mijn vrouw dat er krassen op de ramen zaten. Wij hebben een bloempot bij onze voordeur staan en deze was weg. De bloempot hebben wij op de auto van een buurvrouw terug gevonden. De auto heeft ook krassen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 230 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 6] :
Ik woon naast mijn eigen praktijk, gelegen aan de [straatnaam] te Uithuizen. Op
9 februari 2018 is de assistente om 17.30 uur vertrokken van de praktijk. Zij heeft toen geen kapotte ramen gezien. Op 12 februari 2018 zag ik dat het raam rechts van de voordeur, van binnenuit gezien, kapot was. Er zit geen gat in het raam, maar de beschadiging is wel rond.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 april 2018, opgenomen op pagina 514 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
O: opmerking verbalisant
V: Wat deden jullie in Uithuizen?
A: Rondlopen en een beetje kloten.
O: Volgens de andere verdachten liepen jullie de [straatnaam] in. Jullie liepen toen langs huisartsenpraktijk [slachtoffer 6] .
V: Wat is daar gebeurd?
A: Ik zag dat [verdachte] een steen tegen de ruit van de dokterspraktijk gooide.
O: Dan komen jullie uit in de [straatnaam] .
V: Wat is er met de woningen en winkel gebeurd?
A: [medeverdachte 1] liep vooraan, [medeverdachte 3] en ik liepen daar achteraan en [verdachte] en [medeverdachte 5] liepen achter ons aan. We liepen over de stoep aan de kant van die woningen. Ik hoorde op een gegeven moment een piepend geluid. Ik keek achterom en zag dat [verdachte] aan de kant van de woningen liep. Ik zag zijn hand dichtbij de ruit. Ik zag niet wat hij in zijn hand had, maar het was een scherp voorwerp. Ik hoorde dat omdat ik een piepend geluid hoorde. Ik zag dat [verdachte] meerdere ramen bekraste, in ieder geval van de woning naast de fietsenwinkel. Even verder heb ik gezien en gehoord dat [verdachte] nog meerdere ruiten bekrast heeft.
O: Ik laat de verdachte de foto's zien van de woningen van de [straatnaam] en [straatnaam] .
A: Die woningen heeft [verdachte] ook bekrast. Dat heb ik ook gezien. Ook die ruiten bekraste hij met een scherp voorwerp. Dat heb ik gezien en gehoord. [medeverdachte 1] heeft een bloempot verplaatst.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 11 mei 2018, opgenomen op pagina 375 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Ik wil even terug naar de [straatnaam] in Uithuizen. Jullie zijn daar als groep geweest. Wie waren dat?
A: Ik, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [verdachte] . Wij liepen in de [straatnaam] en ik heb daar geouwehoerd. Met die bloempotten.
V: Wat heb jij gezien?
A: Ik hoorde een geluid. Ik zag dat [verdachte] dicht bij een raam liep.
V: Wat voor geluid hoorde jij?
A: Ik weet niet hoe ik het uit moet leggen.
V: Hoe deed [verdachte] dat?
A: Met een fietssleutel.
V: Welke ramen heeft hij allemaal gedaan?
A: De woning naast [slachtoffer 3] en de twee woningen die daarna zijn bekrast.
V: In het verhoor van een medeverdachte wordt verklaard: "O: Dan lopen jullie door naar de andere woningen. A: Ja, even verder, heb ik gezien en gehoord dat [verdachte] nog meerdere ruiten bekrast heeft." Hoe zit dat?
A: Dat klopt.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 406 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] :
Ik kan mij herinneren dat wij door de [straatnaam] zijn gelopen in Uithuizen. We waren daar met [medeverdachte 1] , [verdachte] , ik, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . We hebben daar bloempotten verplaatst die voor het huis stonden. Ik heb op een gegeven moment een bloempot gepakt en die heb ik op een auto gezet. Ik en [medeverdachte 1] hebben meerdere bloempotten verplaatst en omgekeerd.
ten aanzien van feit 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 27 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 293 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 7] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Uithuizermeeden. Op 24 februari 2018, omstreeks 23.45 uur, lag ik in bed televisie te kijken. Op enig moment hoorde ik buiten het geluid van stemmen. Ik hoorde iemand roepen 'pedo pedo' en daarbij werd er stevig een aantal keren op het raam van mijn slaapkamer gebonkt.
Ik ben naar mijn auto gelopen. Ik zag dat de linker buitenspiegel was vernield. Mijn auto is een (rode) Kia Picanto.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 april 2018, opgenomen op pagina 506 e.v., inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 6] :
Op zaterdagavond 24 februari 2018 was ik met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [verdachte] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] . Rond 23.00 uur zijn we weggefietst. Voor het huis van [naam 1] heb ik kreten gehoord als ' [naam 1] ' en 'pedo'. Ik zag dat [medeverdachte 5] en [verdachte] op de ramen sloegen. Ik zag [medeverdachte 5] tegen de lamp van de auto trappen. Ik weet dat de auto rood was. [medeverdachte 5] heeft me op WhatsApp verteld dat hij de auto kapot heeft gemaakt. Gisteren vertelde hij me dat hij ook een plantenbak heeft omgetrapt. Ik zag zelf dat [medeverdachte 1] een plantenbak omver trapte.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 april 2018, opgenomen op pagina 352 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
Ik ben bij een vernieling van een auto geweest aan de [straatnaam] in Uithuizermeeden. We waren die dag met [medeverdachte 6] , [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] . Er woont in Uithuizermeeden een man met de bijnaam [naam 1] . Er gaan geruchten dat die man pedofiel is. Ik hoorde in de groep roepen dat we naar [naam 1] gingen en eigenlijk is de groep die kant opgegaan zonder vragen te stellen. Ik fietste mee. De groep is naar de woning van die [naam 1] gegaan en ze hebben op de ramen staan kloppen en ze hebben bloempotten omgegooid. Ik zag dat een hele groep op een gegeven moment om de auto van die man stond en dat waren in ieder geval [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] . Ik heb wel gezien dat die jongens bezig waren bij de auto en ik hoorde ook dat er gesloopt werd. Ik hoorde iets kapot gaan en volgens mij werd er tegen de auto aangetrapt en ik meende ook glasgerinkel te horen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 406 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] :
Ik ben met de jongens ook bij een 'pedo' geweest aan de [straatnaam] . We zijn daar met een groep heengegaan en dat waren [verdachte] , [medeverdachte 1] en nog wat jongens.
Ik heb mijn fiets weggezet met een vriend. We zijn vervolgens naar het raam van hem gegaan en dat was het slaapkamerraam. Ik heb daar op staan kloppen. Ik heb daar ook bloempotten omgetrapt. Die bloempotten stonden in de tuin. We zijn vervolgens naar zijn auto gelopen en ik heb tegen een koplamp aangetrapt. Ik zag vervolgens dat [verdachte] hard tegen de buitenspiegel aantrapte en daardoor vloog die spiegel eraf.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 440 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik was op zaterdagavond 24 februari 2018 met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 7] en nog een jongen waarvan ik de naam niet weet. Ik ben die avond/nacht nog in de [straatnaam] geweest. We fietsten langs dat huis. Een paar liepen naar de auto toe en trapten er tegenaan. Ik ben ook bij de auto geweest.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 primair, 4 en 5 subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van feit 2 primair
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 21 maart 2018, opgenomen op pagina 146 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018091651 d.d. 16 mei 2018, inhoudende de verklaring van aangever [medewerker 1] (namens [benadeelde partij 1] );
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 april 2018, opgenomen op pagina 352 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte
[medeverdachte 1] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 481 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte
[medeverdachte 4] .
ten aanzien van feit 5 subsidiair
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 19 september 2017,
opgenomen op pagina 314 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [benadeelde partij 1] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht op grond van de opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] de onder 1 ten laste gelegde bedreigende woorden heeft geuit richting aangever [slachtoffer 1] . De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] , nu hij ook zichzelf belast.
Ten aanzien van het onder 3 primair bewezen verklaarde overweegt de rechtbank als volgt.
Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is (HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9029 en HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3029).
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte ten tijde van de gepleegde geweldshandelingen samen was met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Verdachte heeft ramen bekrast en een bloempot verplaatst. Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Ook de onder 4 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging acht de rechtbank bewezen. Uit de opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op de ramen heeft geslagen en tegen een autospiegel heeft getrapt. Deze bewijsmiddelen weerspreken de verklaring van verdachte dat hij geen geweldshandelingen heeft verricht.
De rechtbank acht met betrekking tot feit 5 niet bewezen dat de geweldshandelingen in vereniging zijn gepleegd. De rechtbank houdt verdachte slechts verantwoordelijk voor het op de muur spuiten van een hakenkruis en de naam van medeverdachte [medeverdachte 4] , wat de subsidiair ten laste gelegde beschadiging oplevert.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 januari 2018 te Uithuizermeeden, gemeente Eemsmond, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door hem toe te voegen de woorden; "Ik maak je dood" en/of "Ik steek je dood";
2.
primair
hij op 28 januari 2018 te Uithuizermeeden, gemeente Eemsmond, openlijk, te weten aan de Stationsstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een abri, door met de voet tegen meerdere ramen van die abri te schoppen en te duwen;
3.
primair
hij op of omstreeks 10 februari 2018 te Uithuizen, gemeente Eemsmond, openlijk, te weten aan de [straatnaam] en de [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten
- een auto (Toyota Yaris), toebehorende aan [slachtoffer 2] , door een bloempot op het dak te plaatsen en een raam van die auto te bekrassen, en
- ramen, toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [slachtoffer 3] , door met een scherp voorwerp die ramen te bekrassen, en
- ramen, toebehorende aan [slachtoffer 4] , door met een scherp voorwerp die ramen te bekrassen, en
- ramen en bloempotten, toebehorende aan [slachtoffer 5] , door met een scherp voorwerp die ramen te bekrassen en die bloempotten te verplaatsen, en
- een raam, toebehorende aan [slachtoffer 6] , door met een steen tegen dat raam te gooien;
4.
primair
hij op of omstreeks 24 februari 2018 te Uithuizermeeden, gemeente Eemsmond, openlijk, te weten aan de [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten een auto (Kia Picanto) en een woning en bloempotten, door tegen de koplamp en de buitenspiegel van die auto te schoppen en tegen de ramen van die woning te slaan/bonken en die bloempotten om te gooien/schoppen;
5.
subsidiair
hij in de periode van 15 september 2017 tot en met 18 september 2017 te Uithuizen, gemeente Eemsmond, opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een wachtruimte, dat aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft beschadigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2.
primairopenlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
3.
primairopenlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, meermalen gepleegd;
4.
primairopenlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
5.
subsidiairopzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair,
3 primair, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde en de ad informandum gevoegde feiten 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van voorarrest, waarvan 80 uur subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals ter terechtzitting geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke werkstraf van kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd en een proeftijd van één jaar. De verdediging heeft zich niet verzet tegen de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en het feit dat verdachte drie dagen in voorarrest heeft gezeten. Zij heeft voorts aangevoerd dat een proeftijd van twee jaar een verkeerd signaal geeft, ook omdat verdachte tegen de voorwaarden opziet.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze onder 2, 3 en 4 op de dagvaarding zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , aangever [slachtoffer 1] bedreigd met de dood. Hij heeft daarmee gevoelens van onveiligheid en angst veroorzaakt bij aangever. Daarnaast heeft hij zich met anderen schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen goederen en heeft hij een muur beschadigd door daar onder meer met verf een hakenkruis op te spuiten. Verdachte maakte onderdeel uit van een groep jongeren die gedurende een langere periode in Uithuizen en Uithuizermeeden overlast veroorzaakte en strafbare feiten pleegde. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelen materiële schade, hinder en ergernis veroorzaakt bij de gedupeerden. Tevens hebben zij gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust veroorzaakt in Uithuizen en Uithuizermeeden.
De rechtbank heeft gelet op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (Raad)
d.d. 9 november 2018, waaruit naar voren komt dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van verdachte en risico's in relatie tot de kans op herhaling. Verdachte is erg gevoelig voor groepsdruk en invloeden vanuit zijn vriendenkring en is het afgelopen jaar op school minder goed gaan presteren. Zijn ouders zijn niet altijd bij machte verdachte op passende wijze bij te sturen en te corrigeren. Er is reeds hulpverlening vanuit Elker en vrijwillig toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De Raad acht het wenselijk dat deze begeleiding wordt voortgezet. De Raad heeft de rechtbank geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen onder de in het rapport geadviseerde voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft de Raad het advies omtrent de voorwaarden aangevuld, in die zin dat verdachte moet meewerken aan coaching en dat aan de voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan psychologisch onderzoek moet worden toegevoegd dat hij moet meewerken aan de eventueel daaruit voortvloeiende behandeling.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel van de werkstraf zullen de voorwaarden worden verbonden zoals die door de Raad zijn geadviseerd.
De rechtbank acht een proeftijd van 1 jaar niet op zijn plaats, gelet op de zorgen die er zijn over de ontwikkeling van verdachte.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
met betrekking tot feit 21. [benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 665,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
met betrekking tot feit 3:
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 1.246,30 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 2] ;
4. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 592,90 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;

met betrekking tot feit 4:

5. [slachtoffer 7] , tot een bedrag van € 121,34 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;

met betrekking tot feit 5:

6. [benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 682,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;

met betrekking tot ad informandum gevoegd feit 4:

5. [slachtoffer 9] , tot een bedrag van € 100,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [benadeelde partij 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] geheel kunnen worden toegewezen en de vordering van [slachtoffer 9] tot een bedrag van € 65,-, telkens met oplegging van de hoofdelijkheidsclausule en de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de vervangende jeugddetentie op nihil dient te worden gesteld.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 9] heeft de officier van justitie gesteld dat de schade aan het geldkluisje weliswaar niet is onderbouwd, maar dat deze schade kan worden geschat op € 15,-. Volgens de aangifte bestond de inhoud van het kluisje uit ongeveer € 50,-, zodat van dit bedrag moet worden uitgegaan. De rest van de vordering dient niet ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van [slachtoffer 3] buiten beschouwing kan blijven, omdat geen bedrag wordt gevorderd en de schade is vergoed door de verzekering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde partij 1] gesteld dat deze moeten worden afgewezen wegens het ontbreken van een machtiging. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd, nu alle bijgevoegde facturen van dezelfde datum zijn en niet duidelijk is welke factuur op welk feit slaat. Mocht de rechtbank de vorderingen wel toewijzen, heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht de hoofdelijkheidsclausule achterwege te laten. Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met het verzoek om ook hier geen hoofdelijkheidsclausule op te leggen.
Tot slot heeft de raadsvrouw gesteld dat de vordering van [slachtoffer 9] kan worden toegewezen tot € 50,-, omdat dit bedrag is genoemd in de aangifte. De schade aan het geldkluisje is niet onderbouwd. De vordering dient voor het overige niet ontvankelijk te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk in haar vorderingen. De rechtbank overweegt hiertoe dat het schadevergoedingsformulier, dat overigens meerdere vorderingen bevat, namens [benadeelde partij 1] is ingevuld door mw. [medewerker 2] . Bij de vordering ontbreekt een uittreksel van de Kamer van Koophandel. Evenmin is een volmacht bijgevoegd, zodat niet is komen vast te staan dat mevrouw [medewerker 2] bevoegd is de benadeelde partij te vertegenwoordigen. Dit houdt in dat beide vordering niet in dit strafgeding worden afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu geen bedrag is gevorderd en de gehele schade is vergoed door de verzekering.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte in beginsel niet door verdachte is betwist, zijn daarom voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. De raadsman heeft de rechtbank verzocht slechts dat deel toe te wijzen waarvoor verdachte aansprakelijk is. Dit deel is echter nu niet vast te stellen omdat de uitkomst in de strafzaak van twee medeverdachten, namelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , nog onduidelijk is. De vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zullen daarom geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf
10 februari 2018. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 7] is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat deze benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, is daarom voor toewijzing vatbaar. Verdachte heeft dit feit samen met twee medeverdachten gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom aansprakelijk stellen voor een derde deel van de gestelde schade. Dit betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 40,45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 februari 2018.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 9] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit 4. [slachtoffer 9] heeft in zijn aangifte gesteld dat een bedrag van ongeveer € 50,- is weggenomen, terwijl uit de verklaringen van verdachte en zijn mededaders volgt dat zij in totaal € 47,- hebben verdeeld. De rechtbank zal de post 'inhoud gekraakt kluisje' daarom matigen tot laatstgenoemd bedrag. De post 'geldkluisje' ad € 25,- is niet onderbouwd en betwist door de verdediging en zal daarom worden afgewezen. Dit betekent dat de vordering van [slachtoffer 9] toewijsbaar is tot een bedrag van € 47,-. De rechtbank zal verdachte slechts aansprakelijk stellen voor het bedrag dat hij aan de diefstal heeft overgehouden, te weten € 15,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 januari 2018. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Nu verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten de leeftijd van veertien jaar nog niet had bereikt, wordt de vordering op grond van artikel 51g lid 4 van het Wetboek van Strafvordering geacht te zijn gericht tegen zijn ouders [naam 2] en [naam 3] . De ouders zijn daarom aansprakelijk voor betaling van de toegewezen bedragen.
Met betrekking tot het standpunt van de officier van justitie dat tevens de schadevergoe-dingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht moet worden opgelegd, overweegt de rechtbank dat deze maatregel niet aan de ouders of de voogd kan worden opgelegd.
De rechtbank zal de ouders van verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 150 uren.De werkstraf moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Bepaalt dat van deze werkstraf
een gedeelte, groot 80 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, schuldig heeft gemaakt aan de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich gedurende en door de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen te bepalen periode meldt bij de jeugdreclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde onderwijs volgt;
3. dat de veroordeelde meewerkt aan psychologisch onderzoek en de daar eventueel uit voortvloeiende behandeling;
4. dat de veroordeelde meewerkt aan coaching.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 35 zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de werkstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
ten aanzien van de feiten 2 en 5
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]in haar vorderingen niet ontvankelijk is en dat deze vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
ten aanzien van feit 3
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt de ouders van verdachte, [naam 2] en [naam 3] , mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.246,30(zegge: twaalfhonderdzesenveertig euro en dertig eurocent euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2018, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de ouders van verdachte in zoverre zijn of zullen zijn bevrijd.
Veroordeelt voornoemde ouders van verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 3]in haar vorderingen niet ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt de ouders van verdachte, [naam 2] en [naam 3] , mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 592,90(zegge: vijfhonderdtweeënnegentig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2018, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de ouders van verdachte in zoverre zijn of zullen zijn bevrijd.
Veroordeelt voornoemde ouders van verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
ten aanzien van feit 4
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt de ouders van verdachte, [naam 2] en [naam 3] , mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 40,45(zegge: veertig euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2018.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Veroordeelt voornoemde ouders van verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
ten aanzien van ad informandum gevoegd feit 4
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 9]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt de ouders van verdachte, [naam 2] en [naam 3] , mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 15,-(zegge: vijftien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2018.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Veroordeelt voornoemde ouders van verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. O.J. Bosker en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2018.