Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair, 1 subsidiair en
4 primair ten laste gelegde en veroordeling voor het onder 2 primair, 3 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 4 met het standpunt van de officier van justitie verenigd. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair, 1 subsidiair en 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte geen significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het ten laste gelegde, zodat niet kan worden gesproken van het 'in vereniging plegen' of 'medeplegen'.
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 2 primair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 6 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 10 februari 2018 met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in Uithuizen. Ik heb bij de huisartsenpraktijk tegen [medeverdachte 4] gezegd: "Gooi die steen." In de [straatnaam] liep ik met [medeverdachte 2] voorop. Ik heb een bloempot op een auto gezet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 februari 2018, opgenomen op pagina 196 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018091651 d.d. 16 mei 2018, inhoudende:
Gegevens aangever: [slachtoffer 2] .
Omschrijving voorval: Iemand heeft afgelopen nacht (van 10 op 11 febr. 2018) een bloempot (met planten) van de buren op mijn auto gezet. Het dak van mijn voertuig is daardoor beschadigd. Personenauto, merk Toyota, type Yaris.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 19 juni 2018, los gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Uithuizen. In de nacht van 10 februari op 11 februari 2018 stond mijn personenauto geparkeerd in de straat voor mijn woning. De vernieling die ik toen zag aan mijn personenauto waren krassen op het dak. Op 12 februari 2018 zag ik dat ook het raam van het rechter zijportier was bekrast. De kras was wel zo diep dat er een nieuw raam in moet.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 februari 2018 met bijlage, opgenomen op pagina 199 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 9] :
Ik doe namens [slachtoffer 3] aangifte van vernieling. Het goed dat is vernield behoort mijn man en mij geheel in eigendom toe. Mijn schoonouders huren de woning van ons. Mijn man en ik hebben een tweewielerzaak aan de [straatnaam] te Uithuizen. Op 11 februari 2018 werden wij gebeld door mijn schoonouders. Zij wonen naast de winkel. Zij vertelden dat de etalageruit rechts van de voordeur is beschadigd. Daarnaast werd mij verteld dat bij hun een slaapkamerraam was beschadigd. Wij hebben geconstateerd dat de ramen met een scherp voorwerp zijn vernield. De schade is zo groot dat er een volledig nieuw raam in moet.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 204 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 9] :
Ik doe namens [benadeelde partij 1] aangifte van vernieling. Op 10 februari 2018 hebben wij de zaak om 18.00 uur verlaten.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 214 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Uithuizen. Op 10 februari 2018, omstreeks 23:00 uur, zat ik in de woonkamer. Ik hoorde dat er iets tegen het raam aan kwam. De volgende ochtend kwam buurman [slachtoffer 5] bij ons langs om te zeggen dat er krassen op onze ramen zaten. Drie ramen hebben krassen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 220 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 5] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Uithuizen. Wij hebben vier ramen aan de voorkant van onze woning. Alle vier de ramen hebben krassen. Op 10 februari 2018 omstreeks 24:00 uur werd ik wakker van een schrapend, schurend geluid. De volgende ochtend zag mijn vrouw dat er krassen op de ramen zaten. Wij hebben een bloempot bij onze voordeur staan en deze was weg. De bloempot hebben wij op de auto van een buurvrouw terug gevonden. De auto heeft ook krassen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 230 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 6] :
Ik woon naast mijn eigen praktijk, gelegen aan de [straatnaam] te Uithuizen. Op
9 februari 2018 is de assistente om 17.30 uur vertrokken van de praktijk. Zij heeft toen geen kapotte ramen gezien. Op 12 februari 2018 zag ik dat het raam rechts van de voordeur, van binnenuit gezien, kapot was. Er zit geen gat in het raam, maar de beschadiging is wel rond.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 april 2018, opgenomen op pagina 514 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
O: opmerking verbalisant
V: Wat deden jullie in Uithuizen?
A: Rondlopen en een beetje kloten.
O: Volgens de andere verdachten liepen jullie de [straatnaam] in. Jullie liepen toen langs [benadeelde partij 2] .
V: Wat is daar gebeurd?
A: Ik zag dat [medeverdachte 2] een steen tegen de ruit van de dokterspraktijk gooide.
O: Dan komen jullie uit in de [straatnaam] .
V: Wat is er met de woningen en winkel gebeurd?
A: [medeverdachte 1] liep vooraan, [medeverdachte 4] en ik liepen daar achteraan en [medeverdachte 2] en [verdachte] liepen achter ons aan. We liepen over de stoep aan de kant van die woningen. Ik hoorde op een gegeven moment een piepend geluid. Ik keek achterom en zag dat [medeverdachte 2] aan de kant van de woningen liep. Ik zag zijn hand dichtbij de ruit. Ik zag niet wat hij in zijn hand had, maar het was een scherp voorwerp. Ik hoorde dat omdat ik een piepend geluid hoorde. Ik zag dat [medeverdachte 2] meerdere ramen bekraste, in ieder geval van de woning naast de fietsenwinkel. Even verder heb ik gezien en gehoord dat [medeverdachte 2] nog meerdere ruiten bekrast heeft.
O: Ik laat de verdachte de foto's zien van de woningen van de [straatnaam] en [straatnaam] .
A: Die woningen heeft [medeverdachte 2] ook bekrast. Dat heb ik ook gezien. Ook die ruiten bekraste hij met een scherp voorwerp. Dat heb ik gezien en gehoord. [medeverdachte 1] heeft een bloempot verplaatst.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 11 mei 2018, opgenomen op pagina 375 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Ik wil even terug naar de [straatnaam] in Uithuizen. Jullie zijn daar als groep geweest. Wie waren dat?
A: Ik, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . Wij liepen in de [straatnaam] en ik heb daar geouwehoerd. Met die bloempotten.
V: Wat heb jij gezien?
A: Ik hoorde een geluid. Ik zag dat [medeverdachte 2] dicht bij een raam liep.
V: Wat voor geluid hoorde jij?
A: Ik weet niet hoe ik het uit moet leggen.
V: Hoe deed [medeverdachte 2] dat?
A: Met een fietssleutel.
V: Welke ramen heeft hij allemaal gedaan?
A: De woning naast [benadeelde partij 1] en de twee woningen die daarna zijn bekrast.
V: In het verhoor van een medeverdachte wordt verklaard: "O: Dan lopen jullie door naar de andere woningen. A: Ja, even verder, heb ik gezien en gehoord dat [medeverdachte 2] nog meerdere ruiten bekrast heeft." Hoe zit dat?
A: Dat klopt.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 april 2018, opgenomen op pagina 458 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte
[medeverdachte 2] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Ik wil het toch nog even met je hebben over de vernielingen in de [straatnaam] te Uithuizen. Je vertelde dat je een bloempot op wilde tillen, maar dat dit niet lukte omdat hij te zwaar was. Zijn er andere bloembakken verplaatst door jou?
A: Ja. Ook in die straat volgens mij.
V: Wie deden dat nog meer?
A: [verdachte] en ik volgens mij.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3 primair en 4 subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 27 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 293 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 7] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 april 2018, opgenomen op pagina 506 e.v., inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] .
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 april 2018, opgenomen op pagina 309 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 8] .
Met betrekking tot het onder 2 primair bewezen verklaarde overweegt de rechtbank het volgende.
Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. (HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9029 en HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3029) Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte ten tijde van de gepleegde geweldshandelingen samen was met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Verdachte heeft een bloempot op een auto gezet en medeverdachte [medeverdachte 4] aangemoedigd om een steen tegen een raam te gooien. Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Aan de stelling van verdachte dat hij van de door medeverdachten gepleegde geweldshandelingen niets heeft meegekregen, gaat de rechtbank gelet op het voorgaande voorbij.