In deze zaak heeft verzoeker op 26 januari 2018 een mondeling verzoek tot wraking ingediend van mr. F.P. Dresselhuys, die een andere procedure behandelt. Mr. Dresselhuys heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek. Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. P.G. Wijtsma, mr. P. Molema en mr. M. Sanna. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De rechtbank overweegt dat een verzoek tot wraking gemotiveerd moet zijn en dat de verzoekende partij feiten en omstandigheden moet aanvoeren die het vermoeden van partijdigheid van de rechter wettigen. Verzoeker heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank concludeert dat de enkele mededeling van verzoeker dat hij het proces-verbaal niet binnen 48 uur ontvangt, geen schijn van partijdigheid oplevert.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.