ECLI:NL:RBNNE:2018:525

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
16 februari 2018
Zaaknummer
C/18/ 181981/ PR RK 18-31
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een civiele procedure met betrekking tot de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft verzoeker op 26 januari 2018 een mondeling verzoek tot wraking ingediend van mr. F.P. Dresselhuys, die een andere procedure behandelt. Mr. Dresselhuys heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek. Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. P.G. Wijtsma, mr. P. Molema en mr. M. Sanna. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De rechtbank overweegt dat een verzoek tot wraking gemotiveerd moet zijn en dat de verzoekende partij feiten en omstandigheden moet aanvoeren die het vermoeden van partijdigheid van de rechter wettigen. Verzoeker heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank concludeert dat de enkele mededeling van verzoeker dat hij het proces-verbaal niet binnen 48 uur ontvangt, geen schijn van partijdigheid oplevert.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/ 181981/ PR RK 18-31
Beschikking van 5 februari 2018
op het verzoek van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 26 januari 2018 heeft [verzoeker] mondeling een verzoek tot wraking ingediend van mr. F.P. Dresselhuys, die de procedure met zaaknummer C/18/172503
FA RK 16-3677 behandelt.
1.2
Mr. Dresselhuys heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.3.
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. P.G. Wijtsma,
mr. P. Molema en mr. M. Sanna.

2.2. Beoordeling

2.1.
Een verzoek tot wraking kan - zo volgt uit artikel 37 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) - tijdens de zitting ook mondeling worden gedaan door de desbetreffende partij. Anders dan bij een schriftelijke wrakingsverzoek hoeft dit verzoek niet door de raadsman te worden ingediend.
2.2.
Op grond van artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is.
2.3.
Een verzoek tot wraking dient ingevolge artikel 37 lid 2 Rv gemotiveerd te zijn. De verzoekende partij dient opgave te doen van de feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig of niet onafhankelijk zal zijn.
2.4
Uit het proces-verbaal dat is opgemaakt van de zitting van 26 januari 2018 komt naar voren dat [verzoeker] met betrekking tot het wrakingsverzoek onder meer het volgende heeft gezegd:

U zegt dat u overweegt om aan de Raad te verzoeken een onderzoek te doen. Ik vind dat u partijdig bent. Ik wil binnen 48 een proces-verbaal van deze zitting ontvangen. Dit staat in de wet. Als ik dit niet tijdig ontvang bent u partijdig. U zegt mij dat ik het proces-verbaal niet binnen 48 uur krijg. Ik wraak u nu. Omdat ik u gewraakt heb, is de zitting nu geëindigd.
2.5
De rechtbank overweegt dat door [verzoeker] geen concrete feiten en omstandigheden zijn aangevoerd waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid. [verzoeker] is door de rechter in de gelegenheid gesteld om zijn wrakingsverzoek nader te onderbouwen. Dit wilde [verzoeker] echter niet omdat volgens hem alles al in het proces-verbaal was vermeld. De rechtbank leidt uit dat proces-verbaal af dat [verzoeker] heeft bedoeld dat de rechter partijdig is omdat zij overweegt de Raad van de Kinderbescherming een onderzoek te laten doen. Die grond is door [verzoeker] niet onderbouwd zodat daaruit geen partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Voorzover [verzoeker] heeft bedoeld dat de rechter partijdig is als het proces-verbaal niet binnen 48 uur in zijn bezit is, overweegt de rechtbank dat de enkele mededeling dat een proces-verbaal niet binnen 48 uren wordt ontvangen geen schijn van partijdigheid oplevert.
2.6
Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.

3.3. De beslissing

De rechtbank
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer C/18/172503/ FA RK 16-3677) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan mr. J. Noordhof,
mr. J. de Graaf en de Raad voor de Kinderbescherming (de heer [naam] ).
Deze beschikking is gegeven door mr. P.G. Wijtsma, mr. P. Molema en mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.coll: jn