ECLI:NL:RBNNE:2018:508

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
18/200287-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen in winkels te Groningen met twee jonge meisjes

Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 21 juni 2017 in Groningen, waar de verdachte twee jonge meisjes in de billen kneep in respectievelijk de winkels [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte doelbewust ontuchtig heeft gehandeld, ondanks zijn verweer dat hij in een psychotische toestand verkeerde en geen seksuele intentie had. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de handelingen van de verdachte, die de meisjes van achteren benaderde en hen onverwachts aanraakte, wel degelijk als ontuchtig gekwalificeerd moesten worden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en getuigen, die bevestigden dat de verdachte zich verdacht gedroeg en de meisjes in een kwetsbare positie benaderde. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met een proeftijd van 2 jaren, waarbij de rechtbank rekening hield met zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid en de positieve ontwikkeling die hij had doorgemaakt na zijn opname in een psychiatrische instelling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/200287-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 februari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 februari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 21 juni 2017 te Groningen door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 1] (in winkel van [bedrijf 1] aan Vismarkt) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het aanraken van de billen van die [slachtoffer 1],
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het plotseling en/of onverhoeds knijpen in, en/of betasten, althans aanraken, van, de bil(len) van die [slachtoffer 1];
2
hij op of omstreeks 21 juni 2017 te Groningen door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 2] (in winkel van [bedrijf 2] aan Vismarkt) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het aanraken van de billen van die [slachtoffer 2], en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het plotseling en/of onverhoeds knijpen in, en/of betasten, althans aanraken, van, de bil(len) van die [slachtoffer 2].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor beide ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van ontuchtige handelen. De raadsman verwijst daarbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 4 september 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BX4288). Verdachte handelde in een psychotische toestand. Hij was warrig en deed die dag meerdere vreemde dingen, zoals de muur schilderen in een portiek. Verdachte had geen seksuele gevoelens bij zijn handelingen, dat heeft hij direct bij zijn verhoor bij de politie al aangegeven. Eén van de meisjes had zelf ook in eerste instantie de indruk dat het om een zakkenroller ging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. De door verdachte op de terechtzitting van 1 februari 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

Ik ben bij de [bedrijf 1] naar binnen gegaan en heb daar een meisje aangeraakt. Het zou kunnen dat ik haar bij de bil heb aangeraakt. Ze zal daar wel wat gevoeld hebben. Ik ben daarna naar de [bedrijf 2] gegaan. Ik heb daar ook een meisje aangeraakt. Het zou kunnen kloppen dat het bij de billen was. Ik had een vrouwenzonnebril op en een hele strakke broek met gaten aan.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2017161975-1 d.d. 4 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en opgenomen op p. 16 e.v. van het dossier met nummer 2017161975 / 2017161976 d.d. 10 juli 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:Ik ging op woensdag 21 juni 2017 naar de [bedrijf 1] aan de Vismarkt in Groningen. Ik zag ineens een wat gekke man die ik niet kende. Hij liep in een snel wandeltempo naar mij toe. Hij kneep mij snel in mijn kont. Het was duidelijk knijpen. En toen liep hij weer weg. Hij droeg een hele strakke broek met gaten op de knieën en een dameszonnebril. Ik voelde een hand op mijn bil, met een knijpbeweging. Het was mijn rechterbil, een beetje aan de onderkant aan de binnenkant.
3. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2017161976-1 d.d. 21 juni 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en opgenomen op p. 10 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:We waren bij de [bedrijf 2] aan de Vismarkt in Groningen. Ik voelde ineens iets bij mijn kont. Het ging heel snel. Ik dacht dat het een zakkenroller was en keek meteen om. De man die aan mijn kont heeft gezeten droeg een vrouwenzonnebril. Hij droeg een strakke spijkerbroek. De man heeft aan mijn linkerbil gezeten. Ik weet dat omdat ik normaal mijn telefoon in mijn rechterkontzak heb, die zat daar nog. Ik heb daar meteen naar gevoeld. Ik voelde een lichte steek door mijn bil. Hij kneep mij.

4. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2017161975-17 d.d.

5 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 25 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige]:Ik werk in de beveiliging en stond in de [bedrijf 1]. Ik zag een man binnen komen. Hij zag er qua uiterlijk en kleding niet uit zoals het plaatje is van de mensen die normaal in deze winkel lopen. Ik zag dat de man een klein rondje liep en zag dat hij achter een klein jong meisje liep en dat hij zijn hand naar beneden deed. Ik zag dat het meisje ineens opkeek en paniekerig om haar heen keek. Ik zag dat de man snel de winkel verliet. Ik ben naar het meisje toegelopen en heb haar gevraagd of de man aan haar had gezeten. Het meisje vertelde mij dat de man haar in haar kont had geknepen. Ik zag dat de man in de naastgelegen winkel, de [bedrijf 2], liep. Ik ben de winkel ingelopen. Ik zag dat de man vlak langs een ander jong meisje liep. Hij liep langs haar rugzijde. Ik zag dat de man zijn arm weer in de richting van het onderlichaam van het meisje bewoog en ik zag direct daarop dat het meisje zich verschrikt omdraaide.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Het ging in de door de raadsman aangehaalde zaak om een kwajongensachtige context, waarbij twee minderjarige jongens een volwassen vrouw op de billen hebben geslagen. De Hoge Raad heeft in dat arrest overwogen dat 's Hofs oordeel dat de verdachte aangeefster door het aanraken van haar billen heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen en dat het mogelijk ontbreken van 'de seksuele intentie' bij de verdachte daaraan niet afdoet, gelet op hetgeen de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen inhouden omtrent hetgeen feitelijk is geschied, blijk geeft van een te ruime, dus onjuiste, uitleg van de in artikel 246 Wetboek van Strafrecht voorkomende uitdrukking 'ontuchtige handelingen'.
Verdachte heeft ontkend dat hij een seksuele intentie had, omdat hij handelde in een psychotische toestand. Naar het oordeel van de rechtbank sluit handelen in een psychotische toestand echter een seksuele intentie niet uit. Gelet op de feitelijkheden in dit dossier is de rechtbank van oordeel dat daar in dit geval wel degelijk sprake van was. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is eerst in de [bedrijf 1] doelgericht naar een meisje toegelopen en heeft haar in de bil geknepen. De beveiliger zag dat verdachte naar het meisje toeliep en zijn hand naar beneden deed. Direct daarna zag de beveiliger een schrikreactie bij het meisje en zij vertelde hem dat de man, die ze niet kende, in haar bil had geknepen. Dat het een zachte aanraking was, zoals verdachte heeft verklaard, blijkt nergens uit en doet op zichzelf genomen ook niet af aan de ontuchtige aard van de handeling. Verdachte is vervolgens vertrokken en direct naar de [bedrijf 2] gegaan. Daar is hij voor de tweede maal naar een jong meisje toegelopen en heeft ook haar, onverhoeds, in de bil geknepen. Volgens de verklaring van de beveiliger benaderde verdachte het meisje vanaf de rugzijde en bewoog hij zijn arm richting het onderlichaam van het meisje, waarop de beveiliger direct een schrikreactie zag bij het meisje.
Het gaat om twee meisjes, aanzienlijk jonger dan verdachte, die van achteren zijn benaderd en onverhoeds in de billen zijn geknepen. Billen behoren tot de intieme onderdelen van het lichaam. Verdachte heeft twee meisjes, kort achter elkaar, precies op deze plek geknepen. Uit deze uiterlijke verschijningsvorm leidt de rechtbank af dat verdachte doelbewust ontuchtig heeft gehandeld. Tot twee keer toe is onmiskenbaar sprake van een seksuele handeling die in strijd is met de sociaal-ethische norm. De toestand waarin verdachte verkeerde ontneemt niet het ontuchtige karakter aan de handelingen die verdachte heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 21 juni 2017 te Groningen door een feitelijkheid [slachtoffer 1] (in winkel van [bedrijf 1] aan Vismarkt) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het aanraken van de bil van die [slachtoffer 1] en bestaande die feitelijkheid uit het plotseling en onverhoeds knijpen in de bil van die [slachtoffer 1].
2
hij op 21 juni 2017 te Groningen door een feitelijkheid [slachtoffer 2] (in winkel van [bedrijf 2] aan Vismarkt) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het aanraken van de bil van die [slachtoffer 2] en bestaande die feitelijkheid uit het plotseling en onverhoeds knijpen in de bil van die [slachtoffer 2].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. feitelijke aanranding van de eerbaarheid
2. feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf, nu verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Hij heeft kort na elkaar, in twee kledingwinkels, telkens een jong meisje onverhoeds in de billen geknepen. De meisjes zijn hiervan geschrokken en vonden het vervelend.
De meisjes hoefden op dergelijk handelen niet bedacht te zijn. Zij moeten ongestoord kunnen winkelen, zonder dat een volwassen man hen in de billen knijpt. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de meisjes.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. Uit de stukken volgt dat verdachte in de war was in de aanloop naar de ten laste gelegde feiten van 21 juni 2017. Op 23 juni 2017 heeft verdachte zich vrijwillig laten opnemen bij Lentis, op de gesloten afdeling psychosen. In een door de raadsman overgelegd behandelplan is vermeld dat bij verdachte sprake was van gedragingen die hij niet van zichzelf herkende, zoals grensoverschrijdend gedrag richting vrouwen. De rechtbank acht het positief dat verdachte zelf direct hulp heeft gezocht. De rechtbank heeft ter terechtzitting kunnen constateren dat de hulpverlening verdachte goed heeft gedaan. Verdachte heeft inzicht in zijn gedragingen getoond.
De rechtbank is in het licht van het vorenstaande van oordeel dat een voorwaardelijke straf passend en geboden is. Gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt zal de rechtbank een lagere voorwaardelijke taakstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 30 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van
15 dagenzal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Wolfert, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en
mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2018.