ECLI:NL:RBNNE:2018:4439

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
C18/186718/PR RK 18-280
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. K. Wentholt in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 18 oktober 2018 een verzoek tot wraking van rechter mr. K. Wentholt afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die zich in persoon had gesteld. De verzoekster stelde dat mr. Wentholt partijdig en ongeschikt was als rechter, onder andere vanwege de wijze waarop zij was behandeld en het feit dat er een zitting was gepland op haar 50ste verjaardag. De verzoekster voerde aan dat mr. Wentholt fouten van het UWV had geprobeerd te verdoezelen en dat zij bewijsstukken uit het dossier had verwijderd.

De wrakingskamer, bestaande uit mr. M.A.B. Faber-Siermann als voorzitter en mrs. J.E. Wichers en S. Zwarts als leden, heeft het verzoek behandeld. Tijdens de zitting was mr. Wentholt niet aanwezig, maar de verzoekster was wel aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de conclusie konden rechtvaardigen dat mr. Wentholt partijdig was. De rechtbank benadrukte dat het enkele feit dat een zitting op een verjaardag was gepland, niet automatisch leidde tot een schending van de rechterlijke onpartijdigheid.

De rechtbank concludeerde dat de aangevoerde gronden voor wraking niet voldoende waren en verklaarde het verzoek ongegrond. Tevens werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van mr. Wentholt op dezelfde gronden niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden geïnformeerd.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C18/186718/PR RK 18-280
Datum beslissing: 18 oktober 2018
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, hierna [verzoekster] te noemen,
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1
Bij brief van 25 augustus 2018, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 28 augustus 2018, heeft [verzoekster] mr. K. Wentholt als rechter in deze rechtbank gewraakt ter zake de behandeling van haar zaken met zaaknummers LEE 18/1325 en LEE 18/1328. Door [verzoekster] zijn aanvullende stukken ingediend.
1.2
Het wrakingsverzoek is op 11 oktober 2018 ter zitting van de wrakingskamer behandeld door mr. M.A.B. Faber-Siermann, voorzitter, mrs. J.E. Wichers en S. Zwarts, leden.
1.3
[verzoekster] is ter zitting verschenen. Mr. Wentholt is met kennisgeving niet verschenen. De Raad van Bestuur UWV heeft eveneens kenbaar gemaakt niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.4
De rechtbank heeft bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.Het standpunt van [verzoekster]

2.1
[verzoekster] legt - samengevat weergegeven en voor zover voor de beoordeling van belang - aan haar verzoek ten grondslag dat mr. Wentholt partijdig en ongeschikt is als rechter. De wijze waarop [verzoekster] is behandeld is niet gepast en onprofessioneel. Daarbij heeft mr. Wentholt getracht fouten van het UWV af te dekken. Voorts heeft mr. Wentholt een zitting gepland op de 50ste verjaardag van [verzoekster] en daarop zaken geagendeerd welke door [verzoekster] zijn ingetrokken en waarvan zij het griffierecht niet heeft voldaan.
Mr. Wentholt heeft ook met de in het dossier aanwezige stukken gesjoemeld en bewijsstukken eruit gehaald. Tot slot heeft [verzoekster] aangevoerd dat mr. Wentholt haar het recht op een advocaat heeft ontnomen.
3. Het standpunt van mr. Wentholt
3.1
Mr. Wentholt voert aan - samengevat - dat zij niet in het wrakingsverzoek berust. Zij heeft thans nog geen inhoudelijke bemoeienis met de zaken van [verzoekster] gehad anders dan dat mr. Wentholt een brief van [verzoekster] kreeg voorgelegd waarin [verzoekster] schrijft dat mr. Wentholt geen volwaardige rechter is maar slechts lid van een klachtencommissie. Deze brief heeft mr. Wentholt laten doorzenden aan de wrakingskamer omdat zij hierin een verzoek tot wraking las.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 8:15 e.v. van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.3
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat mr. Wentholt haar partijdig en onprofessioneel heeft behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoekster] evenwel geen feiten en omstandigheden over het voetlicht gebracht waaruit dit kan worden opgemaakt. Wellicht zijn er door de griffie fouten gemaakt ter zake het in- dan wel afboeken van zaken en zaaknummers, maar naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat die gestelde fouten een gevolg zijn van het handelen of nalaten van mr. Wentholt. Deze wrakingsgronden hebben dan ook geen betrekking op het functioneren van mr. Wentholt, maar op het functioneren van de griffie. De door [verzoekster] aangevoerde omstandigheden kunnen daarom niet leiden tot het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden en leveren derhalve geen grond op voor toewijzing van het verzoek tot wraking.
4.4
Ook het plannen van een zitting op de 50ste verjaardag kan niet tot het oordeel leiden dat mr. Wentholt partijdig is. Daarvoor is redengevend dat het enkele feit dat een zitting is gepland op een verjaardag, niet zonder meer maakt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Daar komt bij dat de zittingsplanning niet door de rechter wordt verzorgd maar door de griffie.
4.5
Tot slot is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit kan worden opgemaakt dat mr. Wentholt (bewijs)stukken uit het dossier heeft verwijderd dan wel fouten van het UWV heeft afgedekt. Hiertoe is door [verzoekster] geen feitelijke onderbouwing gegeven. Ditzelfde geldt voor de stelling van [verzoekster] dat mr. Wentholt haar het recht op juridische bijstand heeft ontnomen. Ook dit kan derhalve geen grond opleveren voor toewijzing van het wrakingsverzoek.
4.6
Een en ander, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de slotsom dat het verzoek tot wraking ongegrond zal worden verklaard.
4.7
Voor zover [verzoekster] een tweede wrakingsverzoek van mr. Wentholt heeft gedaan, zal ook dit verzoek ongegrond worden verklaard onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen.
4.8
[verzoekster] heeft ter gelegenheid van de behandeling van het wrakingsverzoek van mr. Wentholt kenbaar gemaakt dat indien het wrakingsverzoek ongegrond zal worden verklaard, zij mr. Wentholt opnieuw zal wraken omdat zij niet wil dat mr. Wentholt haar zaken behandelt. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat, gebruikmakend van de hem in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid, een volgend verzoek om wraking van mr. Wentholt op dezelfde wrakingsgronden niet in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van mr. Wentholt af;
bepaalt dat de hoofdzaken (met zaaknummers LEE 18/1325 en LEE 18/1328) worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
bepaalt dat een volgend verzoek van [verzoekster] tot wraking van mr. Wentholt op dezelfde grond(en) niet in behandeling wordt genomen;
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [verzoekster], mr. Wentholt en Raad van Bestuur UWV.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.B. Faber-Siermann, voorzitter, mrs. J.E. Wichers en S. Zwarts, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2018.
c402